Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
2 augustus 2013 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam.
2 september 2013 met bijlagen ingekomen.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2013, die enkele maanden oud is. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin de minderjarige onder toezicht was gesteld en in een pleeggezin was geplaatst. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de uithuisplaatsing te beëindigen, terwijl de raad voor de kinderbescherming en Jeugdzorg de uithuisplaatsing willen handhaven. Het hof heeft de zaak op 18 september 2013 behandeld, waarbij de vader en de moeder, beiden bijgestaan door advocaten, aanwezig waren. De moeder heeft aangegeven dat zij stabiel is en haar dochter graag bij zich wil hebben, terwijl Jeugdzorg zich zorgen maakt over de ontwikkeling van de minderjarige en de situatie van de moeder. Het hof overweegt dat de minderjarige zich in een cruciale hechtingsfase bevindt en dat de moeder positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Het hof concludeert dat er onvoldoende gronden zijn om de uithuisplaatsing voort te zetten en bepaalt dat de machtiging tot uithuisplaatsing eindigt op 25 september 2013. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige verzoeken zijn afgewezen.