ECLI:NL:GHDHA:2013:3936

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
22 oktober 2013
Zaaknummer
200.125.934-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie en zorgregeling na scheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie en de zorgregeling voor de minderjarige Rick, geboren in 2001. De vader had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 23 januari 2013, waarin de hoogte van de kinderalimentatie was vastgesteld op € 522,- per maand, en de zorgregeling was bepaald. De vader verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een nieuwe beschikking te geven met betrekking tot de zorgregeling en de hoogte van de kinderalimentatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 september 2013 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vader stelde dat de rechtbank ten onrechte was uitgegaan van het netto gezinsinkomen in 2011 voor de bepaling van de behoefte van de minderjarige. Hij betoogde dat de behoefte van de minderjarige op basis van zijn inkomen in 2012 moest worden vastgesteld. De moeder betwistte dit standpunt en stelde dat de rechtbank de behoefte correct had berekend.

Het hof oordeelde dat de kinderalimentatie niet volgens de nieuwe richtlijn kinderalimentatie moest worden beoordeeld, omdat de ingangsdatum van de alimentatie op 1 september 2012 lag. Het hof bevestigde de door de rechtbank vastgestelde behoefte van de minderjarige en de draagkracht van de vader. De zorgregeling werd aangepast, waarbij de minderjarige in de oneven weken bij de vader zou zijn en incidenteel op vrijdagen, afhankelijk van de beschikbaarheid van de moeder. Het hof vernietigde de bestreden beschikking voor zover het de zorgregeling betrof, maar bekrachtigde de beschikking voor het overige. De proceskostenveroordeling van de vader werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 16 oktober 2013
Zaaknummer : 200.125.934/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 12-6564
Zaaknummer rechtbank : 426323
[de man],
wonende te[woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.H. de Vries te Capelle aan den IJssel,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B.J. de Deugd te Nieuwerkerk aan den IJssel.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming Den Haag,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 23 april 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 23 januari 2013 van de rechtbank Den Haag.
De moeder heeft op 13 mei 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 1 mei 2013 een brief van 29 april 2013 met bijlage;
- op 15 mei 2013 een brief van 8 mei 2013;
- op 5 september 2013 een brief van diezelfde datum;
- op 9 september 2013 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van de moeder:
- op 4 september 2013 een brief van 3 september 2013 met bijlagen.
De zaak is op 18 september 2013 mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten. De advocaat van de moeder heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
De hierna te noemen minderjarige Rick heeft geen gebruik gemaakt van de door het hof geboden gelegenheid om zijn mening kenbaar te maken.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de hierna te noemen minderjarige bij de vader zal zijn:
in de oneven weken:
  • dinsdagmiddag 15.15 uur tot woensdagochtend 08.15 uur;
  • donderdagmiddag 15.15 uur tot zaterdagochtend tot de voetbal;
in de even weken:
  • dinsdagmiddag 15.15 uur tot woensdagochtend 08.15 uur;
  • vrijdagmiddag 15.15 uur tot zaterdagochtend tot de voetbal;
  • zondagmiddag tot maandagochtend 08.15 uur;
alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen.
Voorts is de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 1 september 2012 bepaald op € 522,- per maand, vanaf
23 januari 2013 telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn:
  • de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) van de minderjarige[minderjarige], geboren op
  • de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling).
2. De vader verzoekt het hof, bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking, met betrekking tot de zorgregeling en de hoogte van de kinderalimentatie te vernietigen, en opnieuw beschikkende:
I. (voorwaardelijk) benoeming van een deskundige ter zake de gevolgen van de huidige omgangsregeling;
II. een zorgregeling te bepalen zoals door de vader is voorgesteld in punt 12 (primair) en 13 (subsidiair: reguliere omgangsregeling) van het beroepschrift;
III. de kinderalimentatie te bepalen op € 279,- per maand en na 1 september 2013 op € 254,- per maand;
IV. met veroordeling van de moeder in de kosten van beide instanties.
3. De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de zorgregeling vast te stellen zoals weergegeven in punt 12 van het beroepschrift van de vader, gecorrigeerd bij brief van 8 mei 2013 en de toevoeging dat van de vader mag worden verwacht dat hij incidenteel de minderjarige opvangt op de vrijdagavonden in de oneven weken indien de moeder geen oppas kan krijgen, dan wel – indien de vader zich niet bereid verklaart met die incidentele opvang – het beroep af te wijzen;
II. het beroep ter zake de eigen bijdrage niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair slechts toe te wijzen een wijziging van de ouderlijke bijdrage, met dien verstande dat deze een bedrag zal belopen van € 428,- vanaf 1 mei 2013, subsidiair vanaf
1 april 2013;
III. kosten rechtens.

Zorgregeling

4.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de zorgregeling. Zij zijn als volgt overeengekomen:
De minderjarige zal (met ingang van 1 september 2013) bij de vader zijn:
in de oneven weken:
  • dinsdagmiddag na school tot woensdagochtend voor school;
  • donderdagmiddag na school tot vrijdagochtend voor school;
in de even weken:
  • dinsdagmiddag na school tot woensdagochtend voor school;
  • vrijdagmiddag na school tot maandagochtend voor school.
en incidenteel de vrijdagen, indien de vrouw moet werken en haar naaste familie niet in de gelegenheid is op te passen. Tevens de helft van de schoolvakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen.
5.
Het hof zal, nu partijen overeenstemming over de zorgregeling hebben bereikt, dienovereenkomstig beslissen. Dit brengt mee dat de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling dient te worden vernietigd.

Kinderalimentatie

Behoefte
6.
De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank bij de bepaling van de behoefte van de minderjarige ten onrechte is uitgegaan van het netto gezinsinkomen in 2011. Volgens de vader dient van een lager inkomen te worden uitgegaan nu in 2011 het inkomen werd bepaald door (veel) overwerk in dat jaar. Hiervan is thans geen sprake meer. Daarnaast is de samenwoning tussen partijen op 1 maart 2012 beëindigd. De vader stelt dat uitgangspunt bij de bepaling van de behoefte dient te zijn het inkomen dat hij in 2012 verdiende.
7.
De moeder heeft voormeld standpunt van de vader gemotiveerd betwist. Zij stelt dat de rechtbank de behoefte van de minderjarige op een juiste wijze heeft berekend. Voorts voert de moeder nog aan dat het verschil tussen de behoefte berekend op basis van het inkomen van de vader in 2011 en 2012 minimaal is.
8.
Het hof stelt vast dat niet in geschil is dat bij de bepaling van de behoefte van de minderjarige uitgegaan dient te worden van een netto inkomen van de moeder van € 990,- per maand.
9.
Het hof acht het, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, redelijk om bij de bepaling van de behoefte van de minderjarige uit te gaan van een gemiddelde van het inkomen van de vader over de jaren 2010, 2011 en 2012 zodat tegemoet wordt gekomen aan het bezwaar van de vader. Het hof ziet geen aanleiding om de extra inkomsten uit overwerk in 2011 geheel buiten beschouwing te laten
10.
Het door het hof berekende netto gezinsinkomen ten tijde van de relatie leidt niet tot een andere uitkomst voor wat betreft de door de rechtbank vastgestelde behoefte van de minderjarige. In zoverre dient de bestreden beschikking dan ook te worden bekrachtigd.
Draagkracht
11.
De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank bij het vaststellen van de kinderalimentatie ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de nieuwe richtlijn kinderalimentatie. Volgens deze nieuwe richtlijn bedraagt de kinderalimentatie € 279,- per maand en na 1 september 2013 € 254,- per maand, aldus de vader. Ter zitting heeft de vader nog aangevoerd dat de discussie is toegespitst op de vraag welke richtlijn kinderalimentatie toegepast dient te worden. De vader is van mening dat het alleszins redelijk is de nieuwe richtlijn kinderalimentatie toe te passen. Voorts heeft de vader nog aangevoerd dat zich in februari 2014 een wijziging van omstandigheden zal gaan voordoen omdat zijn partner dan een kindje verwacht. Dit vormt volgens de vader des te meer reden de nieuwe richtlijn kinderalimentatie toe te passen.
12.
De moeder heeft toepassing van de nieuwe richtlijn kinderalimentatie gemotiveerd bestreden.
13.
Het hof overweegt als volgt. De richtlijnen van de Werkgroep Alimentatienormen worden gebruikt bij het invullen van de wettelijke begrippen behoefte en draagkracht maar zijn zelf, anders dan de vader in ieder geval in zijn beroepschrift lijkt te stellen, geen recht in de zin van artikel 99 van de Wet op de rechterlijke Organisatie. Met ingang van 1 april 2013 geldt een gewijzigde richtlijn voor de vaststelling van kinderalimentatie (hierna: nieuwe richtlijn kinderalimentatie). Daarin wordt als overgangsregeling aanbevolen om de behoefte en draagkracht te berekenen volgens de nieuwe rekenwijze als de ingangsdatum van de vaststelling (of wijziging) van de kinderalimentatie ligt vanaf 1 april 2013.
14.
Vaststaat dat in onderhavige zaak de kinderalimentatie is vastgesteld met ingang van 1 september 2012. Deze ingangsdatum is niet in geschil. Gelet hierop en gelet op de door de werkgroep aanbevolen overgangsregeling is het hof van oordeel dat de door de vader te betalen kinderalimentatie niet dient te worden beoordeeld volgens de nieuwe richtlijn kinderalimentatie. Voorts is het hof niet gebleken van een wijziging die zich na 1 april 2013 heeft voorgedaan. De door de vader ter zitting gestelde wijziging, gelegen in de aanstaande geboorte van zijn kind, naar verwachting in februari 2014, betreft naar het oordeel van het hof een dusdanige onzekere toekomstige gebeurtenis dat daarmee thans geen rekening kan worden gehouden.
15.
Nu de vader verder geen grieven heeft gericht tegen de door de rechtbank berekende draagkracht, althans geen draagkrachtverweer heeft gevoerd, zal het hof eveneens tot bekrachtiging van de bestreden beschikking overgaan voor wat betreft de draagkracht.

Proceskosten

16.
Het hof ziet geen reden, zoals door de vader is verzocht, om de moeder te veroordelen in de proceskosten en zal het verzoek derhalve afwijzen.
17.
Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] met ingang van 1 september 2013 bij de vader zal zijn:
in de oneven weken:
  • dinsdagmiddag na school tot woensdagochtend voor school;
  • donderdagmiddag na school tot vrijdagochtend voor school;
in de even weken:
  • dinsdagmiddag na school tot woensdagochtend voor school;
  • vrijdagmiddag na school tot maandagochtend voor school;
en incidenteel de vrijdagen, indien de vrouw moet werken en haar naaste familie niet in de gelegenheid is op te passen;
en tevens de helft van de schoolvakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Kempen, Van Dijk en Van Wijk, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 oktober 2013.