ECLI:NL:GHDHA:2013:3912
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de inspecteur tot heffen van gemeentelijke en waterschapsbelastingen in het kader van de Wet WOZ
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag werd behandeld, ging het om een hoger beroep van belanghebbende [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 mei 2012. De rechtbank had in eerste aanleg de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [a-straat 1] te [Q], vastgesteld op € 375.000, na een eerdere beschikking van de inspecteur die de waarde op € 446.000 had vastgesteld. De belanghebbende was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en stelde dat de inspecteur niet bevoegd was om gemeentelijke en waterschapsbelastingen te heffen. De inspecteur, vertegenwoordigd door de directeur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, voerde aan dat de heffingsbevoegdheid wettelijk was geregeld en dat de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (BSGR) de juiste instantie was voor de uitvoering van deze taken. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juni 2013 werd het standpunt van de belanghebbende verder toegelicht, maar het Hof oordeelde dat de inspecteur wel degelijk bevoegd was om de belastingen te heffen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de stelling van de belanghebbende faalde. De uitspraak van het Hof werd op 4 september 2013 in het openbaar uitgesproken, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.