In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kinderen. De moeder was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin zij op 5 april 2013 was ontheven van het ouderlijk gezag. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, voerde aan dat zij ten onrechte was ontheven van het gezag en dat zij in staat was om voor haar kinderen te zorgen. De Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdzorg stelden echter dat de moeder niet in staat was om de benodigde zorg en aandacht te bieden aan de kwetsbare kinderen, die medische en emotionele ondersteuning nodig hadden. Het hof heeft de feiten van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat de moeder niet in staat was om haar opvoedingsverplichtingen te vervullen. Het hof oordeelde dat de ontheffing van het ouderlijk gezag noodzakelijk was in het belang van de kinderen, gezien de langdurige problematiek en de onmacht van de moeder om de zorg te bieden die de kinderen nodig hadden. De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en dat de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.