ECLI:NL:GHDHA:2013:3871

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2013
Publicatiedatum
14 oktober 2013
Zaaknummer
22001690-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Computervredebreuk en de juridische status van routers als geautomatiseerd werk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1985, was eerder vrijgesproken van computervredebreuk, maar de Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het hof voor herbehandeling. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk, te weten een router en een beveiligde draadloze internetverbinding van een benadeelde. Het hof oordeelde dat een router als een geautomatiseerd werk moet worden beschouwd volgens artikel 80sexies van het Wetboek van Strafrecht, en dat het binnendringen op deze router computervredebreuk oplevert volgens artikel 138a (oud) Sr. De verdediging stelde dat de verdachte geen toegang had gekregen tot beveiligde gegevens, maar het hof oordeelde dat dit niet uitsluit dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan het onder 2 ten laste gelegde, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en 80 dagen hechtenis. De uitspraak benadrukt de juridische status van routers in het kader van computervredebreuk en de bescherming van gegevens.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001690-13
Parketnummer: 09-925239-09
Datum uitspraak: 14 oktober 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 2 april 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 september 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit hof heeft - in een andere samenstelling – bij arrest van 9 maart 2011 (onder rolnummer 22-002281-10) het beroepen vonnis vernietigd en opnieuw rechtdoende de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en veroordeeld terzake het onder 1 tenlastegelegde.
Zowel de verdachte als de advocaat-generaal heeft tegen het arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 26 maart 2013 het arrest van het hof vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, en de zaak teruggewezen naar dit gerechtshof, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van het hoger beroep
Gelet op voormelde procesgang is met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 26 maart 2013 het vonnis waarvan beroep aan het oordeel van het hof onderworpen voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is onder 2 ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 01 februari 2009 tot en met 13 maart 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer geautomatiseerde werken, te weten een computer en/of router en/of een (beveiligde) draadloze internetverbinding (van de provider Planet/KPN toebehorende aan [benadeelde]), of in een deel daarvan, is binnengedrongen, waarbij hij de beveiliging heeft doorbroken, in elk geval de toegang heeft verworven door een technische ingreep, met behulp van een valse sleutel, te weten het onbevoegd gebruik maken van de code en/of het wachtwoord van die [achternaam benadeelde] en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 01 februari 2009 tot en met 13 maart 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerde werk, te weten een computer en router en een (beveiligde) draadloze internetverbinding (van de provider Planet/KPN toebehorende aan [benadeelde]), of in een deel daarvan, is binnengedrongen, waarbij hij de beveiliging heeft doorbroken, in elk geval de toegang heeft verworven met behulp van een valse sleutel, te weten het onbevoegd gebruik maken van de code en/of het wachtwoord van die [achternaam benadeelde].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat een router geen geautomatiseerd werk is.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt. Nog daargelaten dat blijkens het dossier bij onderzoek van de instellingen van de router van mevr. [achternaam benadeelde] is vastgesteld dat het MAC-adres van de computer waarmee de verdachte zich toegang tot die router heeft verschaft ([X]) op die router was opgeslagen, waarmede die inrichting naast verwerking en overdracht van gegevens aan de drie cumulatieve functies voldeed die art. 80sexies van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aan een inrichting stelt om te kunnen spreken van een geautomatiseerd werk, vloeit uit het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2013 voort dat uit de wetsgeschiedenis moet worden afgeleid dat het begrip ‘geautomatiseerd werk’ in de zin van art. 80sexies Sr niet beperkt is tot apparaten die zelfstandig aan de drievoudige eis van dat artikel voldoen. Ook netwerken (mede) bestaande uit computers en/of telecommunicatievoorzieningen heeft de wetgever onder dat begrip willen brengen, terwijl artikel 138s (oud) Sr ook toepasselijk is op delen van zulke geautomatiseerde werken. Een en ander leidt tot de conclusie dat de router van mevr. [achternaam benadeelde] heeft te gelden als een geautomatiseerd werk in de zin van art. 80sexies Sr, zodat het binnendringen op die router en daarmee op een deel van het netwerk waarvan die router deel uitmaakte computervredebreuk in de zin van art. 138a (oud) Sr oplevert.
Voorts heeft de raadsvrouw van de verdachte ter terechtzitting bepleit dat de verdachte het door de wetgever beschermde belang niet heeft geschaad. Uit de parlementaire behandeling van de Wet Computercriminaliteit II (Stb. 2006, 300) volgt dat de wetgever met artikel 138a (oud) Sr diegene wil beschermen die blijkens feitelijke beveiliging heeft duidelijk gemaakt dat hij zijn gegevens heeft willen beschermen tegen nieuwsgierige blikken. De verdachte heeft geen gegevens van de eigenaresse van de router ingezien of meegenomen, aldus de raadsvrouw.
Het hof is van oordeel dat de raadsvrouw aldus een te enge interpretatie van de wetsgeschiedenis en van het door artikel 138a (oud) beschermde belang hanteert. In navolging van de overweging van de Hoge Raad (onder 2.6) is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat de verdachte zich geen toegang heeft verschaft tot beveiligde gegevens in de computer van mevr. [achternaam benadeelde] op zichzelf niet uitsluit dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan computervredebreuk in de zin van art. 138a (oud) Sr.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

Computervredebreuk.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Strafmotivering
In gevolge de verwijzing door de Hoge Raad dient het hof een straf te bepalen voor het door dit hof eerder onder 1 bewezenverklaarde alsmede het thans onder 2 bewezenverklaarde.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte heeft een bedreigende posting op een voor een ieder toegankelijke website geplaatst. De posting betrof het aankondigen van een schietpartij op het Maerlant College in Den Haag. De verdachte deed dit in een periode dat zich op scholen elders in de wereld een aantal dramatische schietpartijen had voorgedaan waaraan door de media veel aandacht was besteed. De onderhavige posting is geplaatst twee dagen nadat daadwerkelijk een zogeheten schoolshooting had plaatsgevonden in Duitsland. Bij deze Duitse schoolshooting waren, inclusief de dader, 16 mensen om het leven gekomen. De posting van de verdachte is door meerdere mensen gelezen en als bedreigend ervaren, zoals blijkt uit de aangifte van de rector van de betreffende school en uit een van de reacties op de website. Aldus heeft de verdachte met zijn handelen niet alleen grote onrust rond de school teweeggebracht maar ook in de Nederlandse samenleving. Voorts heeft de politie vanwege de daarmee samenhangende urgentie om zo spoedig mogelijk te achterhalen wie het bericht geplaatst had aanzienlijke inspanningen moeten verrichten om de gerezen dreiging weg te nemen. Daarbij zijn een buurvrouw en een buurman van de verdachte als mogelijke verdachten aangemerkt en hebben ook zij hiervan aanzienlijke overlast ondervonden.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk. Daarmee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de vertrouwelijkheid en exclusiviteit van het geautomatiseerde werk waarin hij is binnengedrongen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 138ab van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. A. Kuijer en mr. P.J. van der Flier, in bijzijn van de griffier mr. R. van den Bosch.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 oktober 2013.
Mr. P.J. van der Flier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.