Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
- de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [A] namens de bewindvoerder;
Gerechtshof Den Haag
Op 9 oktober 2013 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 6 december 2012, waarin op verzoek van zijn broer, [broer 1], een bewind was ingesteld over zijn goederen. De rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat mr. C.J. Berghout, betoogde dat hij in staat was zijn financiën zelf te beheren en dat er onvoldoende bewijs was dat hij daartoe niet in staat zou zijn. Tijdens de zitting op 5 september 2013 waren de broers en zus van de rechthebbende, die als belanghebbenden waren aangemerkt, niet verschenen. De bewindvoerder, mevrouw [A], gaf aan dat het moeilijk te beoordelen was of de rechthebbende in staat was zijn financiën te beheren.
Het hof overwoog dat, volgens artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, een bewind kan worden ingesteld indien een meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Het hof concludeerde dat er geen voldoende onderbouwing was voor de stelling dat de rechthebbende niet in staat was om zijn financiën te beheren. De broer van de rechthebbende was niet ter zitting verschenen om zijn verzoek nader toe te lichten, en de rechthebbende zelf had aangegeven dat hij in staat was om zijn financiën zelfstandig te beheren. Daarom vernietigde het hof de bestreden beschikking en wees het verzoek van [broer 1] af. De taak van de bewindvoerder eindigde als gevolg van deze uitspraak.