2bewezen verklaarde zal bepalen.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is – voor zover nog aan de orde in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2011 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer vijf, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Daartoe heeft hij – verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
-
Aanwijzing Opiumwet
Het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met de Aanwijzing Opiumwet door de verdachte strafrechtelijk te vervolgen voor het telen van vijf hennepplanten. De zaak had volgens deze Aanwijzing geseponeerd moeten worden;
-
Vertrouwensbeginsel
Er is sprake van een schending van het vertrouwensbeginsel, nu aan de verdachte op een eerdere zitting in een andere strafzaak door de politierechter is medegedeeld dat hij voor eigen gebruik vijf hennepplanten mag telen. De verdachte heeft hieraan het vertrouwen ontleend dat hij niet vervolgd zou worden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
-
Aanwijzing Opiumwet
Het telen en in bezit hebben van hennep is in beginsel strafbaar op grond van de Opiumwet. Het openbaar ministerie heeft echter een lagere prioriteit toegekend aan de opsporing en vervolging waar het gaat om kleine hoeveelheden drugs voor eigen gebruik. Bij een kwekerij van vijf planten of minder volgt er in de regel een sepot, tenzij er aanwijzingen zijn dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. In de Aanwijzing Opiumwet is een aantal indicatoren opgenomen die een rol spelen bij de vaststelling van hetgeen beroeps- of bedrijfsmatige teelt is. In de onderhavige zaak waren twee van deze indicatoren aanwezig; de hennepplanten werden door lampen belicht en er was voor voldoende ventilatie gezorgd. Om die reden kan de kwekerij volgens de Aanwijzing Opiumwet als ‘professioneel’ worden aangeduid.
Daarbij komt dat de verdachte niet tijdig afstand heeft gedaan van de bij hem aangetroffen en inbeslaggenomen (planten)materialen, hetgeen ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 26 april 2011, LJN: BO4015, een voorwaarde is voor een sepot.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat het openbaar ministerie niet in strijd met de Aanwijzing Opiumwet heeft gehandeld door tot vervolging over te gaan.
-
Vertrouwensbeginsel
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging wegens schending van het vertrouwensbeginsel, slechts sprake kan zijn indien de vervolging wordt ingesteld nadat door het openbaar ministerie gedane, of aan het openbaar ministerie toe te rekenen, uitlatingen bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet zal worden vervolgd. Aan uitlatingen of gedragingen van functionarissen aan wie geen bevoegdheden in verband met de vervolgingsbeslissing zijn toegekend, kan zulk gerechtvaardigd vertrouwen dat vervolging achterwege blijft niet worden ontleend.
Voor zover er in deze zaak al sprake is geweest van een mededeling van een politierechter aan de verdachte dat hij vijf planten mocht telen, kan deze mededeling niet worden aangemerkt als een aan het openbaar ministerie toe te rekenen uitlating waaraan de verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat hij niet zou worden vervolgd.
Het hof is derhalve van oordeel dat er geen sprake is van een – aan het openbaar ministerie toe te rekenen - schending van het vertrouwensbeginsel.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof het
niet-ontvankelijkheidsverweer van de raadsman.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 oktober 2011 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de Cort van der Lindenlaan 31) vijf hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van