ECLI:NL:GHDHA:2013:3815

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
22-004782-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging ex-vriendin met dood

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het bedreigen van zijn ex-vriendin met de dood en zware mishandeling, door middel van meerdere dreigende sms-berichten. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling.

Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van zijn ex-vriendin, wat heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de aangeefster. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Daarnaast heeft het hof bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de aangeefster en de verplichting om zich te houden aan aanwijzingen van de reclassering. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.351,46 aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer, met wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 19 januari 2011. Het hof heeft de zaak met zorg behandeld en de ernst van de bedreigingen en de impact op de aangeefster in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004782-12
Parketnummer: 09-665079-12
Datum uitspraak: 17 september 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 10 oktober 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1991,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 september 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in de aantekening van het mondeling vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage d.d. 10 oktober 2012.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2009 tot en met 20 januari 2012 te Zoetermeer, meermalen, althans eenmaal, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een of meer sms berichten verzonden aan die [benadeelde partij] met daarin de tekst(en): - "jij bent een hoer kk slet je hebt vriendje ik ga je af maken ik weet waar je woont en waar je op school zit je ziet me snel hahhahaha vieze kk hoer" en/of (vervolgens); - "ee kk roos jij gaat dood" en/of (vervolgens)
- " weet je wat je bent toch niks waard dan een cent ik hoef je niet eens meer te zien ik laat je al met rust adiosss" en/of (vervolgens)
- " weet je wat neem op ik ga rustig doen ik geef je de kans 1 x uit te praten en dan ga ik aan de kant dus neem op en dan is alles afgelopen" en/of (vervolgens)
- " je kom me toch snel tegen. Hoelang wil je het vol houden?" en/of (vervolgens)
- " neem beter op of ik maak er groot probleem van neem op en er is niks aan de hand of ik kom naar jou toe en ik stop die kk telefoon in je kont" en/of (vervolgens)
- " ik weet dat jij nu in zoetermeer bent e kk hoer" en/of (vervolgens)
- " op nemen e bitch ik wil 1 gesprek houden en dan ben je van me af kies maar of je neemt op en je vader weet ff niks van gaan we samen oplossen en is er niks aan de hand" en/of (vervolgens)
- " ee bitch neem op of ik kom nu naar je huis" en/of (vervolgens)
- " ee bitch als je nu niet op neemt kom ik zo naar je huis ben je de lul kk hoerig kk sletje" en/of (vervolgens)
- " heey luister ik wil met jou 1 x praten laat ik je met rust voor altijd dus maak het niet zo erg er van en neem voor dit x en laaste x op is beter luister mij",
althans (telkens) tekst(en) van dergelijke dreigende aard en/of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 01 november 2009 tot en met
19 januari 2011te Zoetermeer, meermalen, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een of meer sms berichten verzonden aan die [benadeelde partij] met daarin de tekst(en):
- " jij bent een hoer kk slet je hebt vriendje ik ga je af maken ik weet waar je woont en waar je op school zit je ziet me snel hahhahaha vieze kk hoer" en; - "ee kk roos jij gaat dood".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof overweegt dat de inhoud van de USB-stick met daarop - kort en zakelijk weergegeven - opnames van bedreigingen tegen het leven van [benadeelde partij] gericht van na januari en/of maart 2011 welke door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep zijn voorgehouden niet bij een bewezenverklaring betrokken kan worden, nu de feitelijkheden zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal bevindingen d.d. 5 maart 2012 niet aan de verdachte zijn ten laste gelegd.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,

meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, ook ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan de bedreiging van zijn ex-vriendin. Door zo te handelen heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de aangeefster. Dergelijk gedrag is volstrekt onaanvaardbaar. De aangeefster heeft zich zodanig bedreigd gevoeld door de verdachte dat zij hierdoor psychisch uit balans is geraakt en dat langdurig is gebleven en dat zij haar studie heeft moeten afbreken.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 augustus 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof acht het voorts geboden om de naast de algemene voorwaarde tevens de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 6 juli 2012, op te leggen. Het hof acht het ook noodzakelijk om de verdachte een contactverbod ten aanzien van aangeefster op te leggen en zal hiertoe een bijzondere voorwaarde stellen.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.856,34.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg toegewezen en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 2.856,34.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 351,46 (kilometerkosten) materiële schade en dat tot een bedrag van € 1.000,- immateriële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot een bedrag van € 1.351,46,- worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.351,46 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
- Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag en/of GGZ Reclassering Palier, zolang deze instelling(en) zulks noodzakelijk acht(en), ook als deze inhouden dat de verdachte een agressieregulatietraining dient te volgen.
- Stelt voorts als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is – actief dan wel passief – op enigerlei wijze contact te leggen of te laten leggen, te zoeken en/of te hebben met [benadeelde partij] zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft bovengenoemde instelling(en) opdracht toezicht te houden op de naleving van de opgelegde voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.351,46 (duizend driehonderdeenenvijftig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 351,46 (driehonderdeenenvijftig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van
€ 1.351,46 (duizend driehonderdeenenvijftig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 351,46 (driehonderdeenenvijftig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk, mr. A.M.P. Gaakeer en mr. B. van Walderveen, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 september 2013.