ECLI:NL:GHDHA:2013:3814

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
22-000204-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door verdachte in Rotterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De bedreigingen vonden plaats op 9 augustus 2011 te Rotterdam, waarbij de verdachte de slachtoffers dreigend toesprak met woorden die hen deden vrezen voor hun leven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers heeft opgezocht ondanks bestaande onmin tussen hen. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 250,- en een voorwaardelijke taakstraf, maar het hof heeft deze uitspraak vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het hof oordeelde dat de bedreigingen wettig en overtuigend bewezen waren en dat de verdachte strafbaar was. De advocaat-generaal had een zwaardere straf gevorderd, maar het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit. Het hof heeft de geldboete voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000204-13
Parketnummer: 10-732613-11
Datum uitspraak: 24 september 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 14 januari 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1991,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 september 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis. Voorts is aan de verdachte een voorwaardelijke taakstraf opgelegd voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 augustus 2011 te Rotterdam, meermalen, althans éénmaal, [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] dreigend de woorden toegevoegd : “wat jouw dochter tegen mij heeft gedaan, voor dat gaat zij vandaag dood!” en/of “jij hebt het gedaan, jij gaat vandaag dood!” en/of “Volgende week maak ik jullie allemaal af!”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 09 augustus 2011 te Rotterdam, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] dreigend de woorden toegevoegd : “wat jouw dochter tegen mij heeft gedaan, voor dat gaat zij vandaag dood!” en “jij hebt het gedaan, jij gaat vandaag dood!” en “Volgende week maak ik jullie allemaal af!”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd – zakelijk weergegeven – dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit, dan wel dat hij behoort te worden schuldig verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel. Hiertoe heeft de raadsman betoogd dat de door de verdachte geuite bewoordingen niet als een dreigement kan zijn overgekomen op de aangevers.
De aangevers hebben de verdachte zelf uitgenodigd om langs te komen en hebben hem, samen met anderen, opgewacht en hem vervolgens uitgescholden en bedreigd. Derhalve wisten de aangevers dat de kans bestond dat de verdachte iets zou terugzeggen. Uit het dossier blijkt voorts niet dat de aangevers zich bedreigd hebben gevoeld door de uitingen van de verdachte.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is van oordeel dat een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht als zodanig kan worden gekwalificeerd, als deze van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de slachtoffers objectief gezien de redelijke vrees kan zijn ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen. Hierbij is niet vereist dat de bedreiging op de slachtoffers een zodanige indruk heeft gemaakt dat daardoor bij hen werkelijk vrees is opgewekt. Derhalve verwerpt het hof het verweer.
Gezien de gebruikte bewoordingen en het feit dat de verdachte deze in boosheid uitsprak is naar het oordeel van het hof sprake van bedreiging als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, subsidiair
5
dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat aan de verdachte een voorwaardelijke taakstraf zal worden opgelegd voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van
2
jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Tussen de verdachte en de (familie van de) slachtoffers bestaat sinds enige tijd onmin. Desondanks heeft de verdachte de slachtoffers opgezocht en hen op enige moment op de bewezenverklaarde wijze bedreigd. Dergelijk gedrag is maatschappelijk niet aanvaardbaar.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 juli 2013.
Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de speciale en generale preventie - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is – voor zover mogelijk - rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. A. Kuijer, mr. T.L. Tan en mr. A.E.A.M. van Waesberghe, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 september 2013.
Mr. A.E.A.M. van Waesberghe is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.