ECLI:NL:GHDHA:2013:3707

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
30 september 2013
Zaaknummer
200.056.707-02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling schadevergoeding in civiele procedure tussen Stichting De Luwte en Cofely West Nederland B.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, ging het om een geschil tussen Stichting De Luwte en Cofely West Nederland B.V. over de schadevergoeding voor gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden in het landhuis van De Luwte. De Luwte had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank Rotterdam, waarin haar vorderingen tot schadevergoeding waren afgewezen. De zaak werd op 3 februari 2010 aanhangig gemaakt en na verschillende zittingen en schikkingsonderhandelingen, waarbij beide partijen hun wensen kenbaar maakten, kwam het hof tot een uitspraak op 8 oktober 2013.

Het hof oordeelde dat de vorderingen van De Luwte niet meer aan de orde waren, maar dat partijen verzocht hadden om als goede mannen naar billijkheid een schadevergoeding vast te stellen. Het hof besloot dat Cofely een bedrag van € 140.000,- aan De Luwte moest betalen, met wettelijke rente vanaf 1 november 2013. Dit bedrag was bedoeld als finale kwijting voor alle geschilpunten tussen partijen, inclusief proceskosten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en bepaalde dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

De uitspraak benadrukt het belang van schikkingsonderhandelingen en de mogelijkheid voor partijen om tot een billijke oplossing te komen, zelfs na een lange juridische procedure. Het hof heeft de zaak met zorg beoordeeld en kwam tot een beslissing die recht deed aan de wensen van beide partijen, waarbij de nadruk lag op het beëindigen van het geschil.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Afdeling civielrecht
Zaaknummer : 200.056.707/02
Rolnummer rechtbank : 298879 / HAZA 08-99

arrest d.d. 8 oktober 2013

inzake

Stichting De Luwte,

gevestigd te Amsterdam,
appellante,
hierna te noemen: De Luwte (vrouwelijk enkelvoud),
advocaat: mr. B.S. Friedberg te Amsterdam,
tegen

Cofely West Nederland B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
Cofely Nederland N.V.,
gevestigd te Bunnik,
geïntimeerden,
hierna te noemen: Cofely (vrouwelijk enkelvoud),
advocaat: mr. Th.P. ten Brink te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 3 februari 2010 is De Luwte in hoger beroep gekomen van het vonnis van 4 november 2009, door de Rechtbank Rotterdam gewezen tussen partijen. Op de rolzitting van 23 maart 2010 is de zaak aangebracht. Op 1 juni 2010 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Enig moment hierna is de zaak doorgehaald, waarna deze op 10 juli 2012 weer is hervat. Vervolgens heeft De Luwte bij memorie van grieven (met producties) acht grieven aangevoerd, waarna Cofely de grieven bij memorie van antwoord (met producties) heeft bestreden. Hierna hebben partijen de zaak aan de hand van pleitnotities op 22 april 2013 doen bepleiten. Van deze pleitzitting is proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens is een comparitie van partijen gelast. Deze heeft plaatsgevonden op 3 juli 2013 voor de meervoudige kamer van het hof. Ook van deze comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Hierna is de zaak naar de rol verwezen voor uitlating partijen. Beide partijen hebben zich ter rolle van 17 september 2013 uitgelaten, waarna het hof uitspraak heeft bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
Tussen partijen bestaat (kort gezegd) een – inmiddels langlopend – geschil over werkzaamheden, die (mede) door/namens de rechtsvoorgangster van Cofely zijn verricht in het landhuis van De Luwte. De Luwte heeft in dit geding diverse verklaringen voor recht gevorderd en veroordeling van Cofely tot vergoeding van kosten en schade, omdat zij meent dat de werkzaamheden gebrekkig zijn uitgevoerd. De vorderingen van De Luwte zijn in het bestreden vonnis afgewezen.
2.
Tijdens de comparitie van 3 juli 2013 zijn schikkingsonderhandelingen gevoerd, waarna de zaak naar de rol is verwezen. Tevens is ter zitting de mogelijkheid besproken, ingeval een schikking uiteindelijk niet tot stand zou komen,
‘dat partijen aan het hof vragen om als goede mannen naar billijkheid een door Cofely te betalen bedrag vast te stellen, waarmee partijen aan alle geschillen in deze procedure een eind maken.
3.
Vervolgens hebben beide partijen zich ter rolle van 17 september 2013 uitgelaten. De Luwte heeft bij brief van 17 september 2013 en Cofely bij brief van 16 september 2013 aan het hof laten weten dat zij graag zien dat er na al die jaren een einde komt aan de procedure, waarbij zij beide aan het hof hebben verzocht om de hoogte van de door Cofely te betalen vergoeding vast te stellen, als goede mannen naar billijkheid. Het bestreden vonnis, waarin iedere vorm van schadevergoeding is afgewezen, kan reeds om die reden niet in stand blijven.
4.
De (oorspronkelijke, in hoger beroep deels gewijzigde) vorderingen van De Luwte zijn blijkens het voorgaande niet meer aan de orde. Het hof zal als goede mannen naar billijkheid beslissen over een door Cofely tegen finale kwijting te betalen schadevergoeding, welke beslissing naar haar aard summier is gemotiveerd. Gezien de stukken en gehoord partijen, komt het hof, alles afwegende, tot de beslissing dat Cofely tegen finale kwijting een bedrag van € 140.000,- als vergoeding aan De Luwte dient te betalen, en wel uiterlijk op 1 november 2013. Bij niet tijdige betaling zal vanaf dat moment de wettelijke rente van artikel 6:119 BW over dit bedrag verschuldigd zijn. De finale kwijting heeft betrekking op alle in de onderhavige procedure spelende geschilpunten tussen partijen, inclusief de proceskosten. Cofely zal, onder vernietiging van het bestreden vonnis, tot betaling van dit bedrag worden veroordeeld.
5.
Bij deze beslissing past dat iedere partij de eigen kosten draagt van zowel de procedure in eerste aanleg als van die in hoger beroep.
6.
Tot slot wordt nog als volgt overwogen. Er is door Cofely bij brief van 16 september 2013 nog een opmerking gemaakt over een klein onderdeel van het proces-verbaal van de comparitie van 3 juli 2013. De Luwte heeft bij brief van 17 september 2013 opgemerkt dat het proces-verbaal op het betreffende punt juist is. Gelet op hetgeen hiervóór is overwogen, hebben partijen geen belang bij een nadere beslissing van het hof hierover.

Beslissing

Het hof:
 vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 november 2009;
 veroordeelt Cofely om aan De Luwte te betalen een bedrag van € 140.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, te rekenen vanaf 1 november 2013 tot aan de dag der algehele betaling;
 wijst af het anders of meer gevorderde;
– bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep;
– verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, A.E.A.M. van Waesberghe en A.J. van der Meer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2013 in aanwezigheid van de griffier.