ECLI:NL:GHDHA:2013:3420

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
12 september 2013
Zaaknummer
22-001607-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging van ijzer en RVS met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van diefstal in vereniging van (oud) ijzer en (nieuw) RVS, gepleegd op 21 december 2011 te Ridderkerk. De tenlastelegging omvatte ook geweld en bedreiging met geweld tegen twee benadeelden, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte de goederen op het terrein van een bedrijf hebben weggenomen. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het hoger beroep, waarbij de advocaat-generaal en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal zoals ten laste gelegd. De verdediging voerde aan dat de verdachte toestemming had gekregen om de goederen mee te nemen, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte reeds in het bezit waren van de goederen op het moment dat zij door het personeel van het bedrijf werden aangesproken, waardoor het strafbare feit was voltooid. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten.

De beslissing van het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde feit. De tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de opgelegde straf. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op de zitting van 6 augustus 2013.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001607-12
Parketnummer: 10-690422-11
Datum uitspraak: 6 augustus 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 15 maart 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1987,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 juli 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het - thans subsidiair - tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 december 2011 te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (oud) ijzer en/of (nieuw) RVS, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders(s);
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 december 2011 te Ridderkerk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (oud) ijzer en/of (nieuw) RVS, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met één of meer van zijn mededaders, althans alleen, met zijn/hun, verdachte's, auto het terrein aan de [adres] op te rijden en/of (vervolgens) voornoemde goederen op het laadvlak van de auto te leggen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het vastpakken en/of (weg)duwen van die [benadeelde partij 3] en/of met zijn/hun, verdachte's, auto die [benadeelde partij 2] klem te rijden tussen de auto en het hek van voornoemd terrein en/of met de auto (recht) op die [benadeelde partij 2] af te rijden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 december 2011 te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening heeft weggenomen (oud) ijzer en (nieuw) RVS, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep is betoogd dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, nu hij van iemand op het bedrijfsterrein toestemming had verkregen om het ijzer mee te nemen. Derhalve kan niet worden bewezen dat de verdachte het oogmerk had om zich de goederen wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof verwerpt dit verweer. Op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat de verdachte toestemming had verkregen van de rechthebbende om de goederen in te laden en mee te nemen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte vrijwillig is teruggetreden. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte na het inladen van de goederen uiteindelijk had bedacht dat het eigenlijk geen goed idee was om deze mee te nemen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte en zijn medeverdachte het ijzer en het RVS reeds in hun vrachtauto hadden geladen, op het moment dat zij door het personeel van het bedrijf waar de goederen hadden gelegen werden aangesproken. Aldus beschikten de verdachte en zijn medeverdachte op dat moment reeds als heer en meester over deze goederen, en was het strafbare feit reeds voltooid. Een beroep op vrijwillige terugtred kan mitsdien reeds hierom niet slagen. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Het primair bewezenverklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft – in afwijking van haar schriftelijke vordering - gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de straf en de motivering daarvan, in dier voege dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van ijzer en RVS. Een feit als het onderhavige veroorzaakt doorgaans onrustgevoelens en financiële schade voor de slachtoffers.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 juli 2013, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder herhaaldelijk voor vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 13 maart 2012.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf niet geïndiceerd voor het onderhavige feit.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. M. Moussault, mr. A. Kuijer en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 augustus 2013.
Mr. H.A. van Brummen en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.