ECLI:NL:GHDHA:2013:3419

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2013
Publicatiedatum
12 september 2013
Zaaknummer
22-005077-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte wegens onvoldoende bewijs van rijden onder invloed

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte was eerder veroordeeld voor rijden onder invloed, waarbij het alcoholgehalte in zijn bloed boven de wettelijke limiet lag. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 850,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 8 maanden.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 9 november 2012 en 21 juni 2013 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De raadsman stelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat er sprake was van een geldig bloedonderzoek, omdat de verdachte niet tijdig op de hoogte was gesteld van de uitslag. De advocaat-generaal betwistte dit en stelde dat er voldoende bewijs was dat de mededeling van de uitslag was verzonden.

Het hof heeft de zaak zorgvuldig onderzocht en vastgesteld dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was gesteld van de uitslag van het bloedonderzoek. De brief met de uitslag was niet in het dossier opgenomen en de verbalisanten konden zich niet herinneren wie de brief had verzonden. Gezien deze tekortkomingen oordeelde het hof dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. Deze uitspraak benadrukt het belang van de waarborgen in het strafproces, met name de noodzaak om verdachten tijdig en correct te informeren over bewijsstukken die tegen hen worden gebruikt.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005077-11
Parketnummer: 11-230655-11
Datum uitspraak: 5 juli 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 27 oktober 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1976 te [geboorteplaats],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 9 november 2012 en 21 juni 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 850,-, subsidiair 17 dagen hechtenis alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs reeds was ingevorderd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1
ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 950,-, subsidiair 19 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs reeds was ingevorderd en een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Op grond van artikel 404, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering staat tegen de onder 2 ten laste gelegde overtreding geen hoger beroep open. Voorts is op de voet van artikel 407, lid 2, het hoger beroep tegen de beslissing ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde bij akte intrekken rechtsmiddel tijdig ingetrokken.
Het onder 2 ten laste gelegde feit is derhalve in hoger beroep niet aan de orde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, verdachte op of omstreeks 14 augustus 2011 te Hardinxveld-Giessendam als bestuurder van een voertuig, (bedrijfsauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,67 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen vrijspraak bepleit op de grond dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat er sprake was van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de uitslag van het bloedonderzoek niet, althans niet zo spoedig mogelijk, aan de verdachte is medegedeeld en dat daarmee de waarborg die is opgenomen in artikel 20 van het Besluit Alcoholonderzoeken niet is nageleefd.
De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er, gelet op het aanvullend proces-verbaal d.d. 28 februari 2013 en de daarbij gevoegde bijlage, van uit kan worden gegaan dat de bedoelde mededeling van de uitslag van het bloedonderzoek aan de verdachte is toegezonden, nu er in het betreffende proces-verbaal is opgenomen dat men er redelijkerwijs van uit kan gaan dat mededeling aan de verdachte is verzonden daar het bedoelde formulier is opgemaakt. Subsidiair stelt de advocaat-generaal zich op het standpunt dat -indien de bedoelde mededeling niet zou zijn verzonden- de verdediging voldoende in de gelegenheid is geweest om alsnog een contra-expertise uit te laten voeren.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de brief inhoudende de mededeling van de uitslag van het bloedonderzoek aan de verdachte kennelijk op 6 september 2011 is opgemaakt. Er is geen afschrift van deze brief in het dossier gevoegd. De verbalisanten hebben in het aanvullend proces-verbaal d.d. 28 februari 2013 opgenomen dat ze zich niet meer kunnen herinneren wie de brief heeft verzonden. De verdachte verklaart dat hij de bedoelde brief niet heeft ontvangen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is gebleken dat de bedoelde brief aan de verdachte is verzonden en dat daarmee onvoldoende vast staat dat de waarborg die is opgenomen in artikel 20 van het Besluit Alcoholonderzoeken is nageleefd. Het hof is van oordeel dat derhalve niet wettig en overtuigend bewezen is dat er sprake was van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, zodat de verdachte van het hem ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk, mr. J.M. van de Poll en mr. M.L.A. Filippini, in bijzijn van de griffier mr. J. van der Vegte.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 juli 2013.
Mr. M.L.A. Filippini is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.