ECLI:NL:GHDHA:2013:3412

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
12 september 2013
Zaaknummer
22-005695-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersruzie leidt tot bedreiging met mes en neppistool

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een mes en het voorhanden hebben van een neppistool. De verdachte, geboren in 1986, heeft op 23 juni 2011 in Den Haag, naar aanleiding van een verkeersruzie, een mes getoond aan twee slachtoffers en hen verbaal met de dood bedreigd. Tevens had hij een neppistool bij zich. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 129 dagen, met een voorwaardelijk deel van 120 dagen en een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft overwogen dat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij handelde uit noodweer, en dat zijn gedragingen niet noodzakelijk waren ter afwending van een dreigende aanval. De verdachte heeft een strafblad waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vergelijkbare feiten. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn poging tot rehabilitatie en behandeling van zijn agressieproblemen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van dergelijke bedreigingen op de slachtoffers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005695-11
Parketnummer: 09-925477-11
Datum uitspraak: 23 juli 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 25 november 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1986,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 12 november 2012 en 9 juli 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. Tevens is een beslissing genomen omtrent het in beslag genomen voorwerp, als nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2011 te 's-Gravenhage [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp getoond aan die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of
- ( vervolgens) slaande en/of zwaaiende bewegingen met dat mes, althans met dat scherp en/of puntige voorwerp, in zijn hand heeft gemaakt naar, althans in de richting van die zich in zijn, verdachtes, onmiddelijke nabijheid bevindende [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapend gelijkend voorwerp heeft gericht op, althans getoond aan die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2], en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je keel doosnijden" en/of "Ik ga je keel doorsnijden als je te dichtbij komt" en/of "Ik schiet jullie allebei neer wat denken jullie" en/of " ik maak je dood" , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 23 juni 2011 te 's-Gravenhage (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool (merk: Colt, model: Mustang), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Overwegingen omtrent het bewijs
Verklaring van [benadeelde partij 2]
Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat – verkort en zakelijk weergegeven – het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] niet voor het bewijs kan worden gebezigd. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte niet het recht heeft kunnen uitoefenen om [benadeelde partij 2] als getuige te horen omtrent zijn belastende verklaring tegenover de politie en deze aldus op zijn betrouwbaarheid te toetsen, aangezien [benadeelde partij 2] meermalen niet is verschenen op oproepingen als getuige à décharge ter terechtzitting en tegenover de rechter-commissaris. Dientengevolge is de verdachte dermate in zijn verdediging geschaad, dat daarvoor compensatie dient te volgen in de vorm van uitsluiting van het bewijs van het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2].
Het hof overweegt als volgt.
[benadeelde partij 2] is opgeroepen om als getuige te worden gehoord ter terechtzitting in hoger beroep op 12 november 2012. Hij is toen niet verschenen. [benadeelde partij 2] is vervolgens opgeroepen om als getuige een verklaring af te leggen tegenover de rechter-commissaris bij de rechtbank Den Haag op 11 maart 2013. Hij is toen wederom niet verschenen. Hierna is hij opgeroepen en gedagvaard tegen 12 april 2013, zonder dat hij verschenen is. Het bevel medebrenging dat tegen hem is afgegeven voor de zitting van 9 juli 2013 van dit hof, heeft geen effect gehad. Vaststaat derhalve dat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest de getuige [benadeelde partij 2] te ondervragen. Vraag is evenwel of de door [benadeelde partij 2] tegenover de politie afgelegde verklaring desondanks voor het bewijs kan worden gebruikt. In dat kader is van belang dat het bewijs van het tenlastegelegde niet in overwegende mate berust op het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2]. Ook [benadeelde partij 1] heeft aangifte gedaan bij de politie. Deze persoon is bovendien gehoord in aanwezigheid van de verdediging door de rechter-commissaris op 11 maart 2013. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 12 november 2012 voorts erkend dat hij op 23 juni 2011 te Den Haag het scheermes had opengeklapt en aan de jongens had getoond. Genoemd scheermes is op 23 juni 2011 door de politie aangetroffen en in beslag genomen. Daarmee vindt voormelde door [benadeelde partij 2] tegenover de politie afgelegde verklaring ondersteuning in de eigen verklaring van de verdachte. Ook overigens is er ten aanzien van de door de verdediging betwiste onderdelen steunbewijs.
Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] kan mitsdien voor het bewijs worden gebezigd.
Verklaringen van [benadeelde partij 1]
Tevens heeft de raadsman betoogd – verkort weergegeven - dat de verklaringen van [benadeelde partij 1] onbetrouwbaar zijn. Daartoe is aangevoerd dat [benadeelde partij 1] bij de rechter-commissaris en tegenover de politie ten aanzien van de kleur van het heft en het bellen van de politie anders heeft verklaard dan uit het dossier naar voren komt, en dat het voorts niet logisch is dat [benadeelde partij 2] en hij niet in de auto zijn gestapt toen de verdachte hen achtervolgde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Naar het oordeel van het hof vormt de enkele omstandigheid dat [benadeelde partij 1] op onderdelen anders heeft verklaard dan [benadeelde partij 2] en dat bepaalde gedragingen wellicht niet helemaal logisch zijn, onvoldoende grond om de conclusie te rechtvaardigen dat daarmee zijn verklaringen onbetrouwbaar zijn. Ook overigens zijn op grond van het onderzoek ter terechtzitting geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan de onbetrouwbaarheid van zijn afgelegde verklaringen moet worden aangenomen.
In dit verband is van belang dat de voor het bewijs gebezigde verklaringen op kernpunten steun vinden in andere wettige bewijsmiddelen. Naar het oordeel van het hof zijn de verklaringen van [benadeelde partij 1] dan ook betrouwbaar en kunnen die daarom voor het bewijs van het de verdachte tenlastgelegde worden gebezigd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 juni 2011 te 's-Gravenhage [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een mes getoond aan die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2] en
- vervolgens slaande en/of zwaaiende bewegingen met dat mes in zijn hand gemaakt in de richting van die zich in zijn, verdachtes, onmiddel
lijke nabijheid bevindende [benadeelde partij 2] en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond aan die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2], en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je keel doo
rsnijden" en/of "Ik ga je keel doorsnijden als je te dichtbij komt" en/of "Ik schiet jullie allebei neer wat denken jullie" en/of " ik maak je dood" , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 23 juni 2011 te 's-Gravenhage een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool (merk: Colt, model: Mustang), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapenvoorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de bewezenverklaring en van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, dan wel dat hem een beroep op noodweerexces toekomt. Daartoe is gesteld dat – verkort weergegeven - de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf door [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1]. Omdat zij dreigend op hem af kwamen en hem vervolgens beetpakten, heeft de verdachte begrijpelijkerwijs een mes getrokken om zich te beschermen tegen de verwachte aanval.
Het hof acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd niet aannemelijk geworden. Het hof is van oordeel dat de door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen wordt uitgesloten door de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 23 juni 2011 was de verdachte in Den Haag. Er kwamen twee jongens op hem af. De verdachte heeft vervolgens een mes gepakt, opengeklapt, dit aan hen getoond en met het opengeklapte mes gezwaaid, waarbij hij de in de bewezenverklaring verwoorde uitlatingen heeft gedaan.
Dat de verdachte door de jongens is beetgepakt, is niet aannemelijk geworden.
Gelet op de hiervoor weergegeven gang van zaken kan voorts niet worden gesteld dat de gedragingen van de verdachte kunnen worden beschouwd als noodzakelijk of geboden ter afwending van een dreigende ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Zowel het beroep op noodweer als het beroep op noodweerexces faalt derhalve.
Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde dan wel de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is zowel het bewezenverklaarde als de verdachte strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, ook als dit inhoudt een agressieregulatietraining bij De Waag, zulks met inachtneming van het bepaalde bij artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich naar aanleiding van een verkeersruzie schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door de slachtoffers een mes te tonen, het mes open te klappen, ermee te zwaaien en hen verbaal met de dood te bedreigen. Een dergelijk feit wordt over het algemeen als zeer beangstigend ervaren.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een neppistool. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen moet worden bestraft omdat het, mede vanwege de levensechtheid, geschikt is voor afdreiging of bedreiging met een onaanvaardbaar risico voor geweldsescalatie.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 juni 2013, waaruit blijkt dat de verdachte herhaaldelijk onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder diverse malen voor bedreigingen. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op de verdachte betreffende reclasseringsadviezen d.d. 17 mei 2013 en 18 oktober 2011. Het hof leidt daaruit af dat de verdachte bezig is zijn leven een wending ten goede te geven en voorts dat zijn agressieprobleem een rol heeft gespeeld bij de ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte zich hiervoor thans laat behandelen.
Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf zoals door de advocaat-generaal gevorderd, ten gevolge waarvan de verdachte wederom gedetineerd zou geraken, de hiervoor omschreven positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte zal doorkruisen. Anderzijds ziet het hof in de ernst van de feiten aanleiding om een fors voorwaardelijk deel op te leggen.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
129 (honderdnegenentwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich

gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag.
Geeft de Stichting Reclassering Nederland opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz, mr. R.M. Bouritius en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 juli 2013.
Mr. I.P.A. van Engelen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.