ECLI:NL:GHDHA:2013:3409

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
12 september 2013
Zaaknummer
22-005438-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar tijdens een caféruzie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Bulgarije in 1969 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was betrokken bij een caféruzie op 6 november 2012. Tijdens deze ruzie heeft hij geprobeerd een politieagent, [benadeelde partij 1], te slaan met een barkruk. De agent was ter plaatse om de situatie te de-escaleren, maar de verdachte verzet zich heftig tegen zijn aanhouding, waardoor de politie geweld moest gebruiken om hem naar het politiebureau te brengen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest.

Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar en wederspannigheid. De verdediging stelde dat de verdachte geen opzet had op de mishandeling, maar het hof concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de kans dat hij de agent zou verwonden. De ernst van de feiten, het gebrek aan respect voor het ambtelijk gezag en de impact op de agent werden zwaar meegewogen in de strafmotivering. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, die als een passende reactie op de gepleegde feiten werd beschouwd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005438-12
Parketnummer: 09-926065-12
Datum uitspraak: 23 juli 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 13 november 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortejaar] 1969,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
[postadres] volgens opgave ter terechtzitting.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 juli 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1
en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 november 2012 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een (politie)ambtenaar, te weten [benadeelde partij 1], gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - terwijl die [benadeelde partij 1] in zijn functie van politieambtenaar naar aanleiding van een kennelijk(e) ruzie/gevecht met hem, verdachte, wilde praten, met een barkruk heeft geslagen in de richting van het hoofd en/of tegen de armen van die [benadeelde partij 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 06 november 2012 te 's-Gravenhage toen de aldaar dienstdoende [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] verdachte op verdenking van het overtreden van artikel Sr 300 en/of 302 en/of 304, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten politiebureau De Heemstraat, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig:
- zich met kracht te bewegen in een andere richting dan die waarin die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] hem wilde geleiden en/of;
- die [benadeelde partij 1] over een tafel te duwen en/of
- te trappen in de richting van die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of
- met en/of zonder een wapenstok in de richting van die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of tegen het lichaam van die [benadeelde partij 1] te slaan, stoten en/of prikken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 06 november 2012 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een politieambtenaar, te weten [benadeelde partij 1], gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - terwijl die [benadeelde partij 1] in zijn functie van politieambtenaar naar aanleiding van een kennelijk(e) ruzie/gevecht met hem, verdachte, wilde praten
-met een barkruk heeft geslagen in de richting van het hoofd van die [benadeelde partij 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 06 november 2012 te 's-Gravenhage toen de aldaar dienstdoende [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] verdachte op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten politiebureau De Heemstraat, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig:
- zich met kracht te bewegen in een andere richting dan die waarin die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2] hem wilde geleiden en;
- die [benadeelde partij 1] over een tafel te duwen en
- te trappen in de richting van die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2] en
- met een wapenstok in de richting van die [benadeelde partij 1] te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de mishandeling van politieagent [benadeelde partij 1]. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de barkruk niet was bedoeld voor politieagent [benadeelde partij 1], maar voor degene met wie de verdachte ruzie had. De verdachte was echter dronken en realiseerde zich niet dat er politie bij stond.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt – verkort en zakelijk weergegeven – het navolgende.
Op 6 november 2012 was er een vechtpartij gaande in een café te Den Haag. De politieagent [benadeelde partij 1] kwam met zijn collega [benadeelde partij 2] ter plaatse. Beiden droegen een uniform. De verdachte werd door twee personen richting de uitgang gebracht. Hij wist zich los te rukken en pakte met beide handen een barkruk van de grond, tilde deze boven zijn schouder omhoog, hield deze aan zijn poten vast, bewoog deze naar achteren en zwaaide met kracht de barkruk richting het hoofd van politieagent [benadeelde partij 1]. Op dat moment bevond de verdachte zich op ongeveer één meter afstand van politieagent [benadeelde partij 1].
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat het door de verdachte gepleegde geweld naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer gericht op de mishandeling van politieagent [benadeelde partij 1], dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte tenminste willens en wetens de naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk te achten kans heeft aanvaard dat politieagent [benadeelde partij 1] daardoor letsel of pijn zou bekomen. Verdachtes verklaring dat hij niet de intentie had politieagent [benadeelde partij 1] met de barkruk te slaan doet daaraan niet af.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft bij een caféruzie getracht een agent met een barkruk te slaan en zich bij zijn aanhouding zodanig verzet, dat de dienstdoende politieambtenaren geweld moesten gebruiken om hem naar het politiebureau te kunnen overbrengen. De verdachte heeft daarmee op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien heeft hij blijk gegeven van een groot gebrek aan respect voor het ambtelijk gezag en het publieke belang dat door opsporingsambtenaren wordt gediend.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Een lagere straf, zoals door de raadsvrouw bepleit, doet naar ’s hofs oordeel geen recht aan de ernst van de gepleegde feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 180, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz,
mr. R.M. Bouritius en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 juli 2013.
Mr. I.P.A. van Engelen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.