ECLI:NL:GHDHA:2013:3341
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- M. Mink
- A. Labohm
- J. Kamminga
- Rechtspraak.nl
Schorsingsverzoek inzake uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking betreffende echtscheiding en partneralimentatie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de man tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 november 2012. De man verzocht om schorsing van de werking van de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking, waarin de echtscheiding was uitgesproken en een partneralimentatie van € 5.239,- per maand was vastgesteld. De vrouw, die niet op de zitting verscheen, had eerder een verweerschrift ingediend tegen het schorsingsverzoek.
Het hof heeft de mondelinge behandeling van de zaak doorgang laten vinden ondanks de afwezigheid van de vrouw, omdat het verzoek om schorsing met voorrang moest worden behandeld. De man stelde dat de beschikking een misslag bevatte en dat de partneralimentatie buitenproportioneel hoog was. Hij vreesde dat de vrouw zou overgaan tot executie van de alimentatie, wat volgens hem misbruik van haar bevoegdheid zou zijn.
De vrouw betwistte de gronden van de man en stelde dat deze geen aanleiding vormden voor schorsing. Het hof overwoog dat de man geen belang had bij schorsing, aangezien de echtscheidingsbeschikking nog niet was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het hof concludeerde dat de belangenafweging in het voordeel van de vrouw uitviel, omdat zij recht had op de alimentatie en de man in staat was deze te betalen.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad afgewezen. Het hof benadrukte dat er geen duidelijke juridische of feitelijke misslag was die schorsing rechtvaardigde. De vrouw werd erop gewezen dat een beslissing in de hoofdzaak mogelijk zou kunnen leiden tot terugbetaling van teveel ontvangen alimentatie, mocht de beschikking worden vernietigd.