Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
29 november 2012 van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage.
- op 8 april 2013 een brief van 7 april 2013 met bijlagen;
- op 9 juli 2013 een V-formulier met bijlage.
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam] namens Jeugdzorg;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de pleegmoeder van [minderjarige III].
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
- [naam], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] (verder: [minderjarige I]),
- [naam], geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats](verder: [minderjarige II]), en
- [naam], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] (verder: [minderjarige III]),
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
- de moeder ziet [minderjarige I] en [minderjarige II] een weekend in de veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur en de andere week op woensdag van 17.00 uur tot donderdag 8.00 uur naar school;
- de moeder ziet[minderjarige III] ieder weekend van vrijdag 16.00 uur tot zondag 18.00 uur,
13 augustus 2012 aan Jeugdzorg te overhandigen, zodat enig inzicht in haar persoonlijkheid door Jeugdzorg niet kon worden verkregen (evenals zicht op een eventuele terugplaatsing van de minderjarigen bij de moeder). Gelet op deze omstandigheden, alsmede in aanmerking genomen het feit dat er nog onduidelijkheid bestond over de betrokkenheid van de moeder bij het seksueel misbruik van de vader jegens diens stiefdochter, heeft Jeugdzorg naar het oordeel van het hof door met gebruikmaking van de haar in artikel 1:263a BW verleende bevoegdheid de omgangscontacten vast te stellen op eens per twee weken onder begeleiding van een uur per kind juist gehandeld in het belang van de minderjarigen. Ook thans acht het hof een meer uitgebreide contactregeling niet in het belang van de minderjarigen. Hierbij neemt het hof in aanmerking de omstandigheid dat de moeder inmiddels is veroordeeld wegens het niet beschermen van haar kinderen tegen het seksueel misbruik en de omstandigheid dat zij onvoldoende in staat is om op goede wijze en in het belang van de minderjarigen invulling te kunnen geven aan de omgangscontacten. Gelet op het voorgaande acht het hof de door Jeugdzorg opgelegde beperking van de contacten tussen de moeder en de minderjarigen gerechtvaardigd. Hetgeen de moeder overigens naar voren heeft gebracht, leidt niet tot een ander oordeel.