Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
6 maart 2013, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Bij deze tussenbeschikking is de bestreden beschikking vernietigd, doch uitsluitend voor wat betreft de ten aanzien van de voogdij opgelegde beperkende voorwaarde, inhoudende dat de ongeboren vrucht na de geboorte niet uit huis wordt geplaatst dan na instemming van de rechtbank. Voorts is de raad verzocht te onderzoeken of de benoeming van de grootmoeder als voogdes over de minderjarige[zoon minderjarige], geboren[in] 2012 te[woonplaats] (hierna te noemen: [zoon minderjarige]), in zijn belang is te achten. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
VERDERE BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
6 maart 2013.
moeder-kind huis te plaatsen, kan hem nu een veilige en stabiele opvoedomgeving worden geboden. De raad is van mening dat Jeugdzorg op dit moment de juiste partij is om de voogdij over [zoon minderjarige] uit te oefenen. De grootmoeder is, gelet op haar psychiatrische problematiek en recentelijke psychose, niet de juiste persoon om gezagsbeslissingen over [zoon minderjarige] te nemen. De raad gaat er vanuit dat Jeugdzorg het belang van [zoon minderjarige] het beste kan behartigen en keuzes maakt die in het belang zijn van zijn ontwikkeling.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
28 augustus 2013.