ECLI:NL:GHDHA:2013:3291

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
200.115.300-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van den Wildenberg
  • A. van Leuven
  • J. Kok
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voogdij over minderjarige: geschil tussen grootmoeder en Jeugdzorg

In deze zaak, die op 28 augustus 2013 door het Gerechtshof Den Haag is behandeld, staat de voogdij over een minderjarige centraal. De grootmoeder van de minderjarige heeft in hoger beroep verzocht om de voogdij over haar kleinzoon, in plaats van de Stichting Bureaus Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Holland, die momenteel de voogdij uitoefent. De grootmoeder wordt bijgestaan door haar advocaat, terwijl Jeugdzorg vertegenwoordigd is door mevrouw A. Brand en mevrouw S. Otto. De bijzondere curator, mr. P.G. Rietbergen, is ook betrokken in deze procedure. Het hof heeft eerder op 6 maart 2013 een tussenbeschikking gegeven, waarin de bestreden beschikking is vernietigd, maar alleen voor wat betreft de beperkende voorwaarde met betrekking tot de voogdij.

In de mondelinge behandeling op 7 augustus 2013 is de minderjarige gehoord, en het hof heeft de raad voor de kinderbescherming verzocht om een rapport op te stellen over de situatie van de minderjarige en de grootmoeder. De raad heeft in zijn rapport geadviseerd om het verzoek van de grootmoeder af te wijzen, omdat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie, waaronder psychiatrische problematiek bij de grootmoeder en de vader van de minderjarige. De raad concludeert dat de grootmoeder niet in staat is om de voogdij op een verantwoorde manier uit te oefenen, en dat Jeugdzorg beter in staat is om de belangen van de minderjarige te behartigen.

Het hof heeft de argumenten van de grootmoeder en de bijzondere curator overwogen, maar is tot de conclusie gekomen dat het in het belang van de minderjarige is dat Jeugdzorg de voogdij blijft uitoefenen. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De grootmoeder heeft weliswaar goede bedoelingen, maar gezien de complexe situatie en de psychische problemen is het beter dat een neutrale instantie de voogdij uitoefent. De beslissing van het hof is genomen met het oog op de stabiliteit en ontwikkeling van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 28 augustus 2013
Zaaknummer : 200.115.300/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 12-5198
de Stichting Bureaus Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Holland te Den Haag,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: Jeugdzorg,
advocaat voorheen mr. M.E. Tuinman te Den Haag, thans mr. P.J. Montanus te Den Haag.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1.
[de grootmoeder],
wonende te[woonplaats],
hierna te noemen: de grootmoeder,
advocaat mr. P.R.L.V.M. Kruik te Den Haag,
2.
[de grootvader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de grootvader,
3.
mr. P.G. Rietbergen,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over [de minderjarige], geboren [in] 1996 te [woonplaats], verder: de minderjarige,
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Voor het procesverloop in hoger beroep verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van
6 maart 2013, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Bij deze tussenbeschikking is de bestreden beschikking vernietigd, doch uitsluitend voor wat betreft de ten aanzien van de voogdij opgelegde beperkende voorwaarde, inhoudende dat de ongeboren vrucht na de geboorte niet uit huis wordt geplaatst dan na instemming van de rechtbank. Voorts is de raad verzocht te onderzoeken of de benoeming van de grootmoeder als voogdes over de minderjarige[zoon minderjarige], geboren[in] 2012 te[woonplaats] (hierna te noemen: [zoon minderjarige]), in zijn belang is te achten. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
De raad heeft bij brief van 1 mei 2013, ingekomen bij het hof op 2 mei 2013, zijn rapport van 24 april 2013 aan het hof overgelegd.
De mondelinge behandeling is op 7 augustus 2013 voortgezet.
Ter zitting zijn verschenen:
- de grootmoeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de bijzondere curator;
- namens Jeugdzorg: mevrouw A. Brand en mevrouw S. Otto; en
- de grootvader.
De minderjarige is tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling door het hof, in bijzijn van de bijzondere curator, gehoord.

VERDERE BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1.
Het hof handhaaft al hetgeen is overwogen en beslist in zijn tussenbeschikking van
6 maart 2013.
2.
Thans is nog in geschil de voogdij over [zoon minderjarige].
3.
Het hof heeft de raad in zijn tussenbeschikking van 6 maart 2013 verzocht te onderzoeken of de benoeming van de grootmoeder als voogdes over Gino in zijn belang is te achten.
4.
De raad adviseert in zijn raadsrapport om het verzoek van de minderjarige om de grootmoeder te belasten met de voogdij over [zoon minderjarige] af te wijzen. De raad stelt dat geconcludeerd kan worden dat de opvoedsituatie van [zoon minderjarige] bestaat uit complexe en ernstige problemen. De raad maakt zich zorgen over de conflicten, de psychiatrische problematiek van de grootmoeder en vader en de invloed daarvan op [zoon minderjarige]. Ook is het zorgelijk dat de minderjarige, vader en grootmoeder deze problemen bagatelliseren en onvoldoende erkennen dat deze van negatieve invloed zijn op de ontwikkeling van de minderjarige. De grootmoeder is recentelijk opgenomen met een psychose en heeft volgens de raad onvoldoende ziekte-inzicht. [zoon minderjarige] is gelet op zijn leeftijd nog erg kwetsbaar en heeft rust, stabiliteit en een veilige leefomgeving nodig om zich op een positieve manier verder te ontwikkelen. Door de interventie van Jeugdzorg om [zoon minderjarige] en de minderjarige (de moeder van [zoon minderjarige]) in een
moeder-kind huis te plaatsen, kan hem nu een veilige en stabiele opvoedomgeving worden geboden. De raad is van mening dat Jeugdzorg op dit moment de juiste partij is om de voogdij over [zoon minderjarige] uit te oefenen. De grootmoeder is, gelet op haar psychiatrische problematiek en recentelijke psychose, niet de juiste persoon om gezagsbeslissingen over [zoon minderjarige] te nemen. De raad gaat er vanuit dat Jeugdzorg het belang van [zoon minderjarige] het beste kan behartigen en keuzes maakt die in het belang zijn van zijn ontwikkeling.
5.
Jeugdzorg heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld zich te kunnen vinden in het advies van de raad. Het belang van [zoon minderjarige] is naar de mening van Jeugdzorg meer gediend wanneer Jeugdzorg voogdes blijft over hem dan wanneer de grootmoeder met de voogdij wordt belast. Zo is er aan de zijde van grootmoeder sprake van psychiatrische problematiek en is zij dit jaar opgenomen geweest in verband met een psychose. Daarnaast maken de minderjarige en haar vriend veel ruzie in het bijzijn van [zoon minderjarige]. Dit wordt door de grootmoeder en de minderjarige gebagatelliseerd. Jeugdzorg vreest dat indien de grootmoeder de voogdij krijgt de onderlinge verstandhouding tussen de minderjarige en de grootmoeder negatief beïnvloed wordt. Verder heeft Jeugdzorg nog aangevoerd dat het goed gaat met de minderjarige en [zoon minderjarige]. De band tussen beiden is zeer sterk en [zoon minderjarige] ontwikkelt zich goed.
6.
De grootmoeder stelt dat zij graag de voogdij over [zoon minderjarige] wil om de minderjarige gerust te stellen. Voorts voert zij aan dat de psychose het gevolg was van een allergische reactie op medicijnen als gevolg waarvan zij opgenomen is geweest. De grootmoeder stelt geen stoornis te hebben. De grootmoeder vindt dat de minderjarige bij Stichting Wende goed is opgevangen. Het gaat goed met de minderjarige en het is de bedoeling dat zij in september naar school toe gaat.
7.
De bijzondere curator heeft namens de minderjarige aangevoerd dat de minderjarige begrijpt dat Jeugdzorg de voogdij over [zoon minderjarige] heeft, maar dat het haar wens is dat de grootmoeder de voogdij over [zoon minderjarige] krijgt. Dit geeft voor haar meer rust. Voorts is de minderjarige vrijwillig naar Stichting Wende gegaan toen het met de grootmoeder niet goed ging. Zij heeft dit in het belang van [zoon minderjarige] gedaan. De minderjarige verblijft doordeweeks op een moeder-kind plek en is in de weekenden thuis bij de grootmoeder. De minderjarige heeft er blijk van gegeven tijdens het gesprek met haar dat zij er in het bijzonder voor vreest dat Jeugdzorg, als voogd, [zoon minderjarige] bij haar zal weghalen, waartoe minder kans zou bestaan indien de grootmoeder met de voogdij belast zou zijn.
8.
Het hof overweegt als volgt. Het hof is van oordeel dat het op dit moment in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat de voogdij door Jeugdzorg wordt uitgeoefend.. Het hof acht het dan ook niet in het belang van [zoon minderjarige] dat de grootmoeder wordt benoemd tot voogd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat, hoewel de grootmoeder het beste met [zoon minderjarige] voor heeft en zeer betrokken op hem is, het, gegeven de familie omstandigheden, zoals onder meer de problemen in de interactie tussen de minderjarige en de vader van [zoon minderjarige], waartegen de grootmoeder weinig weerstand lijkt te kunnen bieden, en gelet op de psychische problematiek van de grootmoeder, in het belang van [zoon minderjarige] is dat een neutrale instantie met de voogdij over hem is belast. Indien de grootmoeder zou worden belast met de voogdij over [zoon minderjarige] dan zou dit de onderlinge verstandhouding tussen de minderjarige en de grootmoeder, die thans goed is, negatief kunnen beïnvloeden, hetgeen het hof niet in het belang van [zoon minderjarige] én de minderjarige acht. Het hof merkt tot slot op dat op dit moment niet valt in te schatten welke beslissingen van de voogd ter zake [zoon minderjarige] in de toekomst, tot aan de meerderjarigheid van de minderjarige, nog aan de orde (zullen) zijn, maar het komt het hof gezien de complexe situatie rondom de minderjarige voor dat een onafhankelijke voogd als Jeugdzorg het beste over de belangen van [zoon minderjarige] kan waken. Overigens is Jeugdzorg thans reeds ruim een jaar belast met de voogdij over [zoon minderjarige] en niet is gebleken dat Jeugdzorg de verplichtingen als voogd niet goed uitoefent. Gelet op de vermelding door Jeugdzorg ter zitting dat is vastgesteld dat de band tussen de minderjarige en [zoon minderjarige] zeer goed is en Jeugdzorg alles in het werk zal stellen om de moeder-kind band te versterken, acht het hof de vrees van de minderjarige dat [zoon minderjarige] haar door Jeugdzorg zal worden ontnomen, niet gegrond. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
9.
Mitsdien beslist het hof als volgt.

BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Van Leuven en Kok, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 augustus 2013.