ECLI:NL:GHDHA:2013:3222

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
105.011.643.01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. van Nievelt
  • J. van Kempen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststellen omgangsregeling tussen vader en minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Bredius, heeft verzocht om een omgangsregeling, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C.M. den Ridder-van der Meijden, zich verzet tegen dit verzoek. Het hof heeft in eerdere tussenbeschikkingen partijen verwezen naar Bureau Jeugdzorg voor begeleiding van de omgangscontacten. Ondanks diverse interventies is gebleken dat de minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], zich verzetten tegen omgang met de vader. Het hof heeft vastgesteld dat het voor de minderjarigen niet verantwoord is om hen te dwingen tot omgang met de vader, gezien de ontwikkelingsbedreiging die dit met zich mee zou brengen. De vader heeft aangegeven dat hij niet verder wil gaan met de omgangsbegeleiding, maar ook dat hij contact wil met zijn kinderen. Het hof concludeert dat de belangen van de minderjarigen zwaarder wegen dan het verzoek van de vader. De bestreden beschikking wordt bekrachtigd, en het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 10 juli 2013
Zaaknummer : 105.011.643.01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 05-8548
[de vader],
wonende te [woonplaats]
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. Bredius te Gorinchem,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.C.M. den Ridder-van der Meijden te Gorinchem.

VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikkingen van 8 oktober 2008, 21 oktober 2009, 10 november 2010 en 18 april 2012 waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
Bij laatstgenoemde beschikking heeft het hof onder meer partijen (opnieuw) verwezen naar Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Zuid-Holland Zuid (hierna: Jeugdzorg) voor het verkrijgen van (zonodig) een (nieuwe) indicatie voor het onder begeleiding op gang brengen van omgangscontacten tussen de vader en de minderjarigen, [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum in] 2002 te[geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1]), en [minderjarige 2], geboren op[geboortedatum in] 2005 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2]), hierna gezamenlijk ook te noemen: de minderjarigen.
Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot 3 november 2012 pro forma.
Op 31 oktober 2012 is van de zijde van Jeugdzorg een brief van 30 oktober 2012 bij het hof ingekomen met de rapportage van TriviumLindenhof inhoudende een hulpverleningsplan met betrekking tot de omgangsbegeleiding.
Van de zijde van de moeder is op 16 april 2013 een brief van diezelfde datum bij het hof ingekomen.
Op 19 april 2013 is van de zijde van Jeugdzorg een brief van 18 april 2013 bij het hof ingekomen met de rapportage van TriviumLindenhof inhoudende een eindverslag van de omgangsbegeleiding.
Van de zijde van de moeder is op 21 mei 2013 een brief van 17 mei 2013 bij het hof ingekomen, als reactie op bovengenoemd eindverslag.
Van de zijde van de vader is op 21 mei 2013 een brief van diezelfde datum bij het hof ingekomen, als reactie op bovengenoemd eindverslag, met als bijlage de ontbrekende pagina 2 van voornoemd eindverslag.

VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.
Ter beoordeling ligt nog voor het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen voornoemd.
2.
De moeder bepleit dat het omgangstraject voorlopig wordt stopgezet, hetgeen het hof verstaat als dat zij wenst dat het verzoek van de vader zal worden afgewezen.
3.
De vader bepleit de vaststelling van een omgangsregeling. De bezwaren van de minderjarigen zijn volgens de vader door de moeder ingegeven. Het is voor de minderjarigen het beste dat er contact met beide ouders is.
4.
Het hof overweegt dat ten aanzien van de minderjarige [minderjarige 1] al geruime tijd vaststaat dat zij zich zeer verzet tegen omgang met de vader. Het is TriviumLindenhof in 2012 niet gelukt om [minderjarige 1] te motiveren voor (begeleide) omgangsmomenten met de vader. Tussen de minderjarige [minderjarige 2] en de vader hebben vier (begeleide) bezoeken plaatsgevonden. TriviumLindenhof heeft deze contacten beschreven als neutraal/positieve spel-ervaringen van [minderjarige 2] met zijn vader.
5.
Na deze vier bezoeken heeft de omgangsbegeleidster een gesprek met [minderjarige 2] gevoerd. De omgangsbegeleidster heeft de uitkomst daarvan, namelijk dat [minderjarige 2] voorlopig geen omgang met zijn vader wenst, aan de ouders gemeld. De vader heeft vervolgens aan TriviumLindenhof kenbaar gemaakt dat hij niet verder wenste te gaan met de omgangsbegeleiding, met name omdat hij [minderjarige 2] niet wilde dwingen tot omgang. Nadien heeft de vader aan TriviumLindenhof kenbaar gemaakt dat hij contact wil met zijn beide kinderen.
6.
Voor het hof is uit het verloop van de ontwikkelingen in deze zaak vanaf 2007 tot heden duidelijk geworden dat herstel van de betrekkingen tussen partijen als ouders niet van de grond is gekomen. Het is de minderjarigen onder deze omstandigheden niet gelukt een basis te vinden van waaruit zij zelfstandig een band met de vader hebben kunnen opbouwen die tot een stabiele omgangsregeling zou leiden.
7.
Onder de gegeven omstandigheden acht het hof omgang tussen de minderjarigen en de vader op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van de minderjarigen. Het hof acht het niet verantwoord de minderjarigen thans te dwingen tot omgang met de vader, dat zou een ontwikkelingsbedreiging op korte termijn in het leven roepen.
8.
Het hof tekent hierbij aan dat het verzet van de minderjarigen tegen een reguliere omgangsregeling ook niet bijdraagt aan hun welzijn op langere termijn. Voor de moeder blijft hier aandacht geboden, ook vanuit de krachtens de wet op haar rustende verplichting de band tussen de minderjarigen en de vader te bevorderen.
9.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen ten aanzien van de afwijzing van het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Van Nievelt en Van Kempen bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2013.