ECLI:NL:GHDHA:2013:3219

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2013
Publicatiedatum
19 augustus 2013
Zaaknummer
200.122.896-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • H. Husson
  • A. Stuurop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarigen en wijziging zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met de minderjarigen naar [woonplaats moeder]. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Den Haag van 14 januari 2013 aangevochten, waarin de moeder toestemming was verleend om te verhuizen. De vader betwistte de noodzaak van de verhuizing en stelde dat de belangen van de minderjarigen in het geding waren. De moeder verdedigde haar verzoek door te stellen dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar nieuwe leven met haar partner.

Het hof heeft de belangen van beide partijen en de minderjarigen afgewogen. Het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat de minderjarigen in hun vertrouwde omgeving moesten blijven. De vader had een sterke band met de kinderen en de verhuizing zou hen in een ongunstige situatie brengen, zowel qua school als qua sociale contacten. Het hof heeft daarom de verzoeken van de moeder afgewezen en bepaald dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben. De zorgregeling is aangepast, waarbij de kinderen om de week een weekend bij de moeder zullen doorbrengen, en de ouders dienen de vakanties en feestdagen gezamenlijk te regelen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 16 augustus 2013
Zaaknummer : 200.122.896/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 12-8165
[de vader],
wonende te [woonplaats vader],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. van Yperen-Groenleer te Den Haag,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder], gemeente [gemeente],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. drs. K. Moene te Den Haag.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 28 februari 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 14 januari 2013 van de rechtbank Den Haag.
De moeder heeft op 1 mei 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
  • op 6 maart 2013 een brief van diezelfde datum met bijlage;
  • op 28 maart 2013 een brief van diezelfde datum met bijlage;
  • op 28 juli 2013 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
van de zijde van de moeder:
  • op 26 juli 2013 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
  • op 30 juli 2013 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De raad heeft bij brief van 9 april 2013 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De zaak is op 8 augustus 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
De hierna te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]zijn in raadkamer gehoord.
In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de moeder op of omstreeks 1 augustus 2013 is verhuisd naar [woonplaats moeder], gemeente [gemeente] en dat de vader vervolgens is gaan wonen in de voormalige echtelijke woning.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, vervangende toestemming aan de moeder verleend – om met de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats];
  • [minderjarige 3] geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats], en
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats], [geboorteland],
te verhuizen van [woonplaats vader] naar [woonplaats moeder].
Verder heeft de rechtbank vervangende toestemming verleend aan de moeder – welke toestemming die van de vader vervangt – om de oudste minderjarige in te schrijven op de middelbare school ‘Pontes’ in [plaats] en de twee jongste minderjarigen in te schrijven op de openbare basisschool ‘Prinses Margriet’ te [woonplaats moeder].
Tot slot heeft de rechtbank – met wijziging in zoverre van de tussen partijen overeengekomen zorgregeling, zoals neergelegd in het aan de echtscheidingsbeschikking gehechte ouderschapsplan van 5 mei 2011 en dat nadien mondeling is gewijzigd – bepaald dat de minderjarigen bij de vader zullen zijn om de week één weekend van vrijdagavond tot zondagavond, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen de vader zullen steeds door partijen uiterlijk op 1 september van ieder schooljaar voor dat schooljaar nader overeen te komen.
De beschikking is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.
In geschil is de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met de minderjarigen naar [woonplaats moeder], alsmede de vervangende toestemming voor inschrijving van de minderjarigen op scholen in de omgeving van [woonplaats moeder].
2.
De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de inleidende verzoeken van de vader alsnog toe te wijzen. Deze inleidende verzoeken houden in:
I. primair: de moeder te verbieden om met de kinderen per eind juli 2013 te verhuizen van [woonplaats vader] naar [woonplaats moeder] ofwel [plaats];
II. subsidiair: te bepalen dat:
. de minderjarige kinderen hun hoofdverblijf bij de vader in [woonplaats vader] zullen hebben;
. de kinderen om de week een weekend bij de moeder zullen doorbrengen, waarbij de moeder de kinderen op vrijdagavond zal ophalen en op zondagavond weer komt terugbrengen, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen;
III. de moeder te veroordelen in de proceskosten;
alles met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.
De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof het beroep van de vader, zo nodig onder verbetering van de gronden, te verwerpen als zijnde rechtens ongegrond en/of onbewezen.
Vervangende toestemming
4.
De vader stelt zich op het standpunt dat de moeder niet genoodzaakt was om naar [woonplaats moeder] te verhuizen. Hij voert daarbij aan dat de moeder en de minderjarigen in de woning aan de [adres] te [woonplaats vader] hadden kunnen blijven wonen zolang deze nog niet was verkocht. Ook had de moeder geschikte woonruimte in de regio Haaglanden kunnen vinden. Voorts is de vader van mening dat de woning van de nieuwe partner van de moeder, [nieuwe partner van de moeder], niet geschikt is om ook de moeder en de minderjarigen te huisvesten. Concrete verbouwingsplannen en financiële middelen ontbreken volgens de vader. Verder betwist de vader dat de heer [nieuwe partner van de moeder] economisch aan Zeeland is gebonden, nu hij ook als loodgieter in de regio Haaglanden een baan zou kunnen vinden. De vader begrijpt weliswaar dat de heer [nieuwe partner van de moeder] sociaal gebonden is aan [woonplaats moeder], omdat zijn oudere kinderen daar wonen. Hij ziet echter niet in waarom de belangen van de kinderen van de heer [nieuwe partner van de moeder] prevaleren boven de belangen van de minderjarigen. De minderjarigen zijn nog erg jong, terwijl de kinderen van de heer [nieuwe partner van de moeder] al richting de meerderjarigheid gaan. Voorts wijst de vader erop dat het huidige niveau van communicatie tussen partijen een verhuizing niet kan dragen. De moeder heeft geen enkel belang bij het verbeteren van de communicatie, waardoor de vader volledig afhankelijk is van de moeder. Daarnaast is de vader van mening dat het belang van een ongestoord en ongewijzigd contact tussen hem en de minderjarigen met zich meebrengt dat van de moeder gevergd kan worden dat de moeder en de heer [nieuwe partner van de moeder] de komende jaren desnoods een latrelatie blijven onderhouden. De minderjarigen blijven hierdoor in hun sociale en vertrouwde omgeving en de kwantiteit en kwaliteit van het contact tussen de vader en de minderjarigen blijft gelijk. Tot slot wijst de vader erop dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2]niet positief tegenover de verhuizing staan.
5.
De moeder heeft de stellingen van de vader gemotiveerd weersproken. De moeder voert aan dat van haar niet verwacht mocht worden dat zij de woning aan de [adres] te [woonplaats vader] in afwachting tot de verkoop ervan zou blijven bewonen, nu zij op enig moment met de minderjarigen de echtelijke woning had moeten verlaten. Ook was het voor haar niet mogelijk om geschikte woonruimte in de regio Haaglanden te vinden. Zij komt – gelet op haar inkomen – niet in aanmerking voor betaalbare sociale woningbouw en had moeten uitwijken naar vrije sector huurwoningen of een koopappartement. Bovendien heeft de verhuizing op een natuurlijk moment plaatsgevonden, omdat [minderjarige 1] na de zomer naar de middelbare school gaat. De minderjarigen zouden bij een verhuizing binnen de regio Haaglanden hun sport en sociale netwerk evenmin kunnen behouden. Dat er geen financiële middelen zijn om de woning van de heer [nieuwe partner van de moeder] in [woonplaats moeder] te verbouwen is volgens de moeder onjuist. De verbouwingsplannen zijn zeer concreet. Op de schuur wordt een extra verdieping gebouwd alwaar drie slaapkamers gecreëerd kunnen worden. Voorts stelt de moeder dat de contacten tussen de vader en de minderjarigen gelijk blijven, maar alleen anders worden ingevuld. Ook is zij bereid de minderjarigen vaker bij de vader te laten verblijven, bijvoorbeeld een aantal extra weekenden op jaarbasis. Bovendien kan de vader te allen tijde telefonisch contact met de minderjarigen opnemen. Tot slot is de moeder van mening dat er geen reden is om een latrelatie te blijven onderhouden. Dit druist in tegen haar vrijheid om haar leven opnieuw in te richten en wel met de heer [nieuwe partner van de moeder], die economisch gebonden is aan [woonplaats moeder] en omgeving en met wie zij op 31 augustus 2013 gaat trouwen.
6.
Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening, waaronder geschillen omtrent de verblijfplaats van het kind, op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing dienen alle omstandigheden van het geval in acht te worden genomen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
7.
De moeder heeft er een te respecteren belang bij terug te keren naar haar geboortestreek en daar een nieuw bestaan op te bouwen met haar nieuwe partner. De moeder zal vooralsnog haar baan in [plaats werk moeder] moeten aanhouden tot zij een andere werkkring heeft gevonden. Dit heeft tot gevolg dat – in de situatie waarin de minderjarigen in [woonplaats moeder] wonen – de twee jongste minderjarigen, zoals de moeder ter zitting heeft verklaard – op een aantal doordeweekse dagen om 7.00 uur op de voorschoolse opvang zullen zijn. De school is in een andere plaats gelegen. Dit laatste geldt ook voor [minderjarige 1], die dagelijks naar Goes (ca. 12 kilometer) zal moeten fietsen om naar school te gaan.
De vader heeft er belang bij dat hij zijn contacten met de minderjarigen, zoals deze er zijn, kan voortzetten en hij betrokken blijft bij het dagelijks leven van de minderjarigen. Dit is overigens ook in het belang van de minderjarigen te achten.
De (enkele) reisafstand van [woonplaats vader] naar [woonplaats moeder] is ongeveer 110 km en is – in combinatie met de lange schooldagen van de minderjarigen en de door de moeder voorgestelde zorgregeling – erg belastend voor de minderjarigen.
Ook de woonsituatie van de minderjarigen in [woonplaats moeder] is – nu de verbouwing van de woning nog een aanvang moet nemen – verre van ideaal. De kinderen slapen op matrasjes danwel hoogslapers in slaapkamers tezamen met de kinderen van de heer [nieuwe partner van de moeder], die de zorg voor die kinderen deelt met zijn ex-partner.
Indien de minderjarigen in hun vertrouwde omgeving in [woonplaats vader] zouden blijven, waar zij hun school en sociale contacten hebben, hebben zij niet met deze ingrijpende wijzigingen te maken. Dit is met name van belang voor [minderjarige 2] een kwetsbare minderjarige, omdat – zo blijkt uit de eindevaluatie van 15 juli 2013 van speltherapeut S. Fransen – hij onzeker is over de situatie en hij driftbuien c.q. opstandig gedrag vertoont.
Het hof neemt verder nog in aanmerking dat de kinderen van de heer [nieuwe partner van de moeder] al ouder zijn en contacten met hen bij het bereiken van hun meerderjarigheid, zoals de ervaring leert, dan anders vorm gegeven zullen worden. De kinderen van partijen echter zijn nog jong en zullen dan ook nog een groter aantal jaren in een zorgregeling met hun ouders verkeren.
De kans dat de minderjarigen na hun (korte) verblijf in [woonplaats moeder] weer erg moeten wennen in [woonplaats vader], zoals de moeder stelt, acht het hof klein. De minderjarigen zullen immers kunnen terugkeren in hun oude woning aan de [adres], waar zij tot hun recente verhuizing naar [woonplaats moeder] al verbleven. [minderjarige 2]en [minderjarige 3]zullen weer in hun oude klas kunnen worden teruggeplaatst en [minderjarige 1] kan naar een middelbare school in of rond [woonplaats vader]. Het schooljaar is daar nog niet begonnen.
Ook heeft de vader – nu hij tot 1 december 2013 is vrijgesteld van zijn werkzaamheden – voldoende tijd om een en ander in goede banen te leiden.
Ten slotte is het hof van oordeel dat de moeder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verhuizing naar [woonplaats moeder] noodzakelijk is. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat haar nieuwe partner gebonden is aan zijn woonplaats. Ter zitting heeft de moeder verklaard, dat haar nieuwe partner zijn werkzaamheden wellicht ook in de regio Haaglanden kan verrichten.
8.
Alle belangen en omstandigheden in aanmerking nemende is het hof van oordeel dat het belang van de moeder bij verhuizing naar [woonplaats moeder] niet zwaarder weegt dan het belang van de minderjarigen om in hun vertrouwde omgeving te blijven wonen alsmede het belang van de vader om invulling te geven aan zijn vaderrol. Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar [woonplaats moeder] te mogen verhuizen afwijzen. Gelet daarop behoeft de beslissing omtrent de schoolkeuze met betrekking tot de minderjarigen en het verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling geen bespreking meer.
9.
Subsidiair heeft de vader verzocht te bepalen dat – indien de moeder verhuist (het hof begrijpt) naar [woonplaats moeder] dan wel zij niet zal terugkeren uit [woonplaats moeder] – te bepalen dat:
. de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij hem in [woonplaats vader] zullen hebben
. de minderjarigen om de week een weekend bij de moeder zullen doorbrengen, waarbij de moeder de minderjarigen op vrijdagavond zal ophalen en op zondagavond weer komt terugbrengen, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen. Nu de moeder daadwerkelijk is verhuisd komt het hof toe aan de beoordeling van die verzoeken.
Hoofdverblijfplaats
10.
Het hof is van oordeel dat vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader thans het meest in hun belang is. Niet gebleken is dat de vader niet in staat is om deugdelijk zorg te bieden aan de minderjarigen of de zorg (geheel) aan derden moet overlaten. Daarnaast is de woning van de vader ook een geschikte omgeving voor de minderjarigen om op te groeien. Dit is immers de voormalig echtelijke woning waar de moeder ook met de minderjarigen heeft gewoond. Het hof zal – hoewel dit anders kan komen te liggen indien de moeder weer in de nabijheid van [woonplaats vader] komt wonen – dan ook bepalen dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben.
Zorgregeling
11.
Het hof overweegt dat de moeder geen zorgregeling heeft verzocht voor het geval haar de vervangende toestemming om met de minderjarigen te verhuizen naar [woonplaats moeder] niet zou worden verleend, hetgeen wel op haar weg gelegen had. Nu het hof de door de vader voorgestelde regeling – die ongeveer gelijk is aan de zorgregeling die de moeder aan de vader heeft voorgesteld bij verhuizing naar [woonplaats moeder] indien deze toestemming wel zou zijn verleend – adequaat en in het belang van de minderjarigen acht, zal het hof de door de vader voorgestelde zorgregeling vaststellen met dien verstande dat in aanvulling daarop zal worden bepaald dat partijen uiterlijk op 1 september van ieder schooljaar de helft van de vakanties en feestdagen nader overeen dienen te komen. Verder acht het hof het redelijk dat het halen en brengen van de kinderen wordt verdeeld, in die zin dat de moeder de kinderen op vrijdag bij de vader ophaalt en de vader de kinderen op zondag bij de moeder ophaalt. Uiteraard staat het partijen vrij om in onderling overleg tot een andere regeling te komen.
Horen [minderjarige 3]
12.
Gelet op haar jonge leeftijd heeft het hof geen aanleiding gezien om [minderjarige 3]in de gelegenheid te stellen om haar mening kenbaar te maken. Het verzoek van de moeder hiertoe zal derhalve worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling
13.
Het hof ziet geen aanleiding om de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure en zal – zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard – de kosten compenseren. Het verzoek van de vader tot veroordeling van de moeder in de proceskosten zal dan ook worden afgewezen.
14.
Mitsdien beslist het hof als volgt.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden en opnieuw beschikkende:
wijst de verzoeken van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming om met de minderjarigen te verhuizen van [woonplaats vader] naar [woonplaats moeder] en voor inschrijving van de minderjarigen op scholen in de omgeving van [woonplaats moeder] en aanpassing van de zorgregeling alsnog af;
bepaalt dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vader;
bepaalt – met wijziging in zoverre van de tussen partijen overeengekomen zorgregeling, zoals neergelegd in het aan de echtscheidingsbeschikking gehechte ouderschapsplan van
5 mei 20011 en welke nadien mondeling gewijzigd – dat de minderjarigen om de week een weekend bij de moeder zullen doorbrengen, waarbij de moeder de minderjarigen op vrijdag zal ophalen bij de vader en de vader de minderjarigen op zondagavond weer bij de moeder zal ophalen, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen steeds door partijen uiterlijk op 1 september van ieder schooljaar nader overeen te komen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Husson en Stuurop, bijgestaan door mr. Evertsen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2013.