In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 augustus 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een belastingaanslag en een verzuimboete die door de Inspecteur aan belanghebbende zijn opgelegd. De Inspecteur had een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2008 ambtshalve vastgesteld, omdat belanghebbende geen aangifte had gedaan. Tevens was er een boetebeschikking opgelegd van € 226. Belanghebbende maakte bezwaar tegen de aanslag en de boete, maar het bezwaar werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank had het beroep van belanghebbende tegen deze beslissing ook niet-ontvankelijk verklaard.
In hoger beroep stelde belanghebbende dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de postbezorging in zijn wijk te wensen overliet. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de uitspraak op bezwaar naar het juiste adres was verzonden en dat belanghebbende redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de uitspraak op bezwaar was gedaan. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet verschoonbaar te laat in beroep was gekomen, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.