ECLI:NL:GHDHA:2013:3175

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
16 augustus 2013
Zaaknummer
BK-12/00876
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingplicht voor rioolheffing bij recreatiewoning en VVE

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 31 juli 2013, staat de vraag centraal wie belastingplichtig is voor de rioolheffing van de gemeente Oostflakkee: de belanghebbende of de Vereniging van Eigenaren (VVE). De belanghebbende, eigenaar van een recreatiewoning, ontving een aanslag voor de rioolheffing over het jaar 2011. De inspecteur handhaafde de aanslag na bezwaar, waarop de belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank Rotterdam. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof.

Het Hof oordeelt dat volgens artikel 3 van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011, de belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft van een perceel dat is aangesloten op de gemeentelijke riolering. De belanghebbende heeft dit genot, aangezien hij eigenaar is van de recreatiewoning die via het door de VVE beheerde rioolstelsel is aangesloten op het gemeentelijke riool. Het Hof concludeert dat de inspecteur de aanslag terecht aan de belanghebbende heeft opgelegd, en dat de VVE niet als belastingplichtige kan worden aangemerkt.

De belanghebbende stelde ook dat hij dubbel belast wordt, omdat hij naast de rioolheffing ook bijdraagt aan de VVE voor het onderhoud van het rioolstelsel. Het Hof oordeelt dat er geen sprake is van ongelijke behandeling of dubbele belasting, aangezien de bijdragen aan de VVE betrekking hebben op het onderhoud van het eigen rioolstelsel en niet op de aansluiting op het gemeentelijke riool. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de belanghebbende ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-12/00876

Uitspraak d.d. 31 juli 2013

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente Oostflakkee (vanaf 1 januari 2013: gemeente Goeree-Overflakkee), de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 oktober 2012, nummer AWB 11/1841, betreffende de hierna vermelde aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Belanghebbende is over het jaar 2011 een aanslag in de rioolheffing van de gemeente Oostflakkee opgelegd.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.3. Tegen de uitspraak van de Inspecteur heeft belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Een griffierecht van € 41 is geheven.
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. Belanghebbende heeft nadere stukken ingestuurd. De Inspecteur heeft van deze stukken kennisgenomen en zich daarover ter zitting kunnen uitlaten.
2.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 18 juni 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

In hoger beroep is op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende is eigenaar van de vrijstaande aan het water gelegen recreatiewoning aan de [a-straat 1-4] te [Q] (hierna: de recreatiewoning) alsmede van 1/221 deel middels de mandeligheid van de gezamenlijke onverdeelde eigendom van het deelplangebied [A] van het project [B](hierna: project) en als zodanig lid van de Vereniging van Eigenaars [A] (hierna: VVE). De recreatiewoning is gerealiseerd in het kader van het project.
3.2. Het project omvat het plan ”[C]” en het deelplan ”[A]”, gelegen in de gemeente Oostflakkee, een semi-openbaar gebied met 221 nog grotendeels te realiseren recreatiewoningen in de gemeente Oostflakkee, slechts toegankelijk voor eigenaren van de recreatiewoningen, hun familie en gasten. Ten behoeve van het beheer, het onderhoud en de instandhouding van het project en de behartiging van de belangen van de eigenaren en gebruikers van de recreatiewoningen is op 14 september 2005 de VVE opgericht. Beheer, onderhoud en instandhouding van onder meer een stelsel van eigen wegen, watergangen, straatverlichting, groenvoorziening en rioolstelsel met pompstation, inclusief de noodzakelijke vervangingen en wijzigingen van de infrastructuur, zijn volledig voor rekening van de VVE. De VVE voert met een eigen pompinstallatie huishoudelijk afvalwater via het eigen rioolstelsel af op het gemeentelijk rioolstelsel.
3.3. De recreatiewoning is via het door de VVE beheerde rioolstelsel aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

Verordening

4.
De Raad van de gemeente Oostflakkee heeft in zijn openbare vergadering van 16 december 2010 de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011 (hierna: de Verordening) vastgesteld. Blijkens de inhoud van de gedingstukken zijn de Verordening en de wijziging daarvan op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

5.1. Partijen houdt enkel nog verdeeld het antwoord op de vraag of belanghebbende dan wel de VVE de belastingplichtige is voor de rioolheffing van de gemeente Oostflakkee.
5.2. Voor een uiteenzetting van de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

6.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag.
6.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

7.
De rechtbank heeft het volgende overwogen, waarbij belanghebbende wordt geduid als ’eiser’ en de Inspecteur als ’verweerder’:
”(…)
4.4.
De aanslag rioolheffing vindt zijn grond in de Verordening rioolheffing Oostflakkee 2011 (hierna: de Verordening). De verordening bepaalt — voor zover hier van belang — het volgende:
”Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
. perceel: een roerende of onroerende zaak ()leen zelfstandig gedeelte daarvan;
. gemeentelijke riolering: een voorziening af combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater. (...)
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1.
De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering (...)
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De rioolheffing wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.
Artikel 6 Belastingtarieven
1.
De rioolheffing bedraagt € 279 per perceel. (...)
4.5.
Eiser heeft gesteld dat hij ten onrechte is aangewezen als belastingplichtige. Volgens eiser zou de Vereniging van Eigenaren [A] (hierna de VVE), die verantwoordelijk is voor het onderhoud van de afvoerbuizen die eisers woning verbinden met het gemeentelijk riool, moeten worden aangeslagen voor de rioolheffing.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening wordt de belasting geheven van alle eigenaren van percelen die direct of indirect op de gemeentelijke riolering zijn aangesloten. Nu verder niet in geschil is dat eiser eigenaar is van het perceel aan de [a-straat 1-4], en dat dit perceel indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering via een - door de VVE onderhouden - eigen rioolafvoer, is eiser rechtmatig aangeslagen voor de rioolheffing. Eisers stelling dat de VVE moet worden aangeslagen, vindt geen steun in de Verordening en kan ook overigens niet afdoen aan zijn eigen belastingplicht.
4.6.
Eisers stelling dat hij dubbel wordt belast omdat hij naast de rioolheffing ook een bijdrage moet leveren aan de VVE in verband met de instandhouding van het rioolstelsel die zijn perceel met de gemeentelijke riolering verbindt, en dat dit leidt tot een ongelijke behandeling ten opzichte van andere eigenaren in de gemeente, faalt. Eiser wordt door verweerder, net als de andere eigenaren van een perceel binnen de gemeente, enkel aangeslagen voor de (indirecte) aansluiting op de gemeentelijke riolering. Van ongelijke behandeling is derhalve geen sprake. Ook niet van dubbele belasting, nu eisers bijdragen aan de VVE het onderhoud aan het rioleringsstelsel op eigen grond betreffen, en niet de aansluiting op het gemeentelijke rioleringsstelsel.
4.7.
Voor zover eiser heeft gesteld dat het tarief afhankelijk moet worden gesteld van liet geloosde afval/hemelwater, overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van artikel 5 en 6 van de Verordening wordt de belasting geheven naar een vast bedrag per perceel. De bevoegdheid tot liet vaststellen van tarieven komt op grond van artikel 216 van de Gemeentewet toe aan de raad van de gemeente Oostflakkee. Het staat de belastingrechter niet vrij om over de hoogte van het tarief te oordelen, tenzij het tarief leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing waarop de wetgever bij het aan de lagere overheden toekennen van de bevoegdheid tot het heffen van rechten niet het oog kan hebben gehad.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat deze wijze van tariefstelling niet leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing. Van de gemeentelijke wetgever kan, mede gelet op de betrekkelijk geringe hoogte van het per eigendom verschuldigde bedrag, niet worden verlangd dat hij onderscheid maakt naar de hoeveelheid af te voeren water en de hoogte van het tarief daarop afstemt. Het ontbreken van een dergelijk onderscheid in het tarief leidt niet tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing, die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. Van een wanverhouding tussen de geheven belasting en het nut dat aan de afvoer van water is ontleend is naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden evenmin sprake.
4.9.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat (…) eiser terecht is aangeslagen voor de rioolheffing. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
(…)”

Beoordeling van het hoger beroep

8.1. De rechtbank heeft op goede gronden een juiste beslissing genomen. Het Hof maakt de overwegingen en de beslissing van de rechtbank tot de zijne. Daarbij neemt het Hof nog het navolgende in aanmerking.
8.2. Volgens artikel 3 van de Verordening wordt de belasting geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Niet de VVE, maar belanghebbende is degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de recreatiewoning. Nu de recreatiewoning via het door de VVE beheerd, tot de mandeligheid behorend rioolstelsel indirect is aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel heeft de Inspecteur de aanslag derhalve terecht aan belanghebbende opgelegd. Het aanmerken van de VVE als belastingplichtige vindt geen steun in de Gemeentewet noch in de Verordening.
8.3. Het semi-openbare plangebied van het project met alle infrastructurele voorzieningen waaronder het rioolstelsel bestaat uit particuliere eigendommen van de leden van de VVE gezamenlijk. Het is belanghebbendes eigen keuze de recreatiewoning met bijbehorende infrastructurele voorzieningen te verwerven (in de prijs waarvan de kosten van aanleg van al deze voorzieningen zijn verdisconteerd) en een - naar belanghebbende ter zitting heeft verklaard - zeer hoge bijdrage aan de VVE te voldoen ten behoeve van de onderhouds- en instandhoudingsverplichtingen. Door deze eigen keuze kan geen sprake zijn van een ongelijke behandeling ten opzichte van burgers die kiezen voor de aankoop van een recreatiewoning zonder aanverwant eigendom van een eigen rioolstelsel. Van dubbele rioolheffing is geen sprake, omdat het onder beheer van de VVE staande rioolstelsel een ander rioolstelsel is dan dat van de gemeente. Van tweemaal betalen voor hetzelfde rioolstelsel is derhalve geen sprake.
8.4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep van belanghebbende faalt.

Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. W.M.G. Visser, B. van Walderveen en Chr.Th.P.M. Zandhuis in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.J. Jansen. De beslissing is op 31 juli 2013 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
  • de naam en het adres van de indiener;
  • de dagtekening;
  • de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
  • de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.