In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 31 juli 2013, staat de vraag centraal wie belastingplichtig is voor de rioolheffing van de gemeente Oostflakkee: de belanghebbende of de Vereniging van Eigenaren (VVE). De belanghebbende, eigenaar van een recreatiewoning, ontving een aanslag voor de rioolheffing over het jaar 2011. De inspecteur handhaafde de aanslag na bezwaar, waarop de belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank Rotterdam. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof.
Het Hof oordeelt dat volgens artikel 3 van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011, de belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft van een perceel dat is aangesloten op de gemeentelijke riolering. De belanghebbende heeft dit genot, aangezien hij eigenaar is van de recreatiewoning die via het door de VVE beheerde rioolstelsel is aangesloten op het gemeentelijke riool. Het Hof concludeert dat de inspecteur de aanslag terecht aan de belanghebbende heeft opgelegd, en dat de VVE niet als belastingplichtige kan worden aangemerkt.
De belanghebbende stelde ook dat hij dubbel belast wordt, omdat hij naast de rioolheffing ook bijdraagt aan de VVE voor het onderhoud van het rioolstelsel. Het Hof oordeelt dat er geen sprake is van ongelijke behandeling of dubbele belasting, aangezien de bijdragen aan de VVE betrekking hebben op het onderhoud van het eigen rioolstelsel en niet op de aansluiting op het gemeentelijke riool. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de belanghebbende ongegrond.