In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de partneralimentatie die de man aan de vrouw dient te betalen. De man heeft verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam te vernietigen en de alimentatie te verlagen naar € 800 per maand, met ingang van 1 augustus 2011. De vrouw heeft het beroep van de man bestreden en verzocht om de wijziging van de beschikking van de rechtbank Utrecht van 13 januari 2010 af te wijzen. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 4.100 per maand aan de vrouw moest betalen, maar deze beschikking werd later gewijzigd naar € 3.620 per maand met ingang van 20 december 2011. Het hof heeft vastgesteld dat de man zijn woonlasten heeft zien stijgen, wat een wijziging van omstandigheden kan rechtvaardigen. Het hof heeft echter ook geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn om de ingangsdatum van de wijziging van de alimentatie anders te bepalen dan de datum van indiening van het verzoekschrift, zijnde 20 december 2011. De vrouw heeft haar huwelijksgerelateerde behoefte ter discussie gesteld, waarbij de man betoogt dat deze moet worden verlaagd op basis van gewijzigde omstandigheden. Het hof heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen stukken aan te leveren die haar behoefte onderbouwen, waarna de man hierop kan reageren. De zaak is pro forma aangehouden tot 26 januari 2013, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.