ECLI:NL:GHDHA:2013:3144

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
22-002049-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met diefstal van sieraden en waardevolle zaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1988, werd beschuldigd van woninginbraak op 14 juni 2011, waarbij hij een grote hoeveelheid sieraden en andere waardevolle goederen heeft gestolen. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, maar hij ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Het hof heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waaronder een DNA-match die hem verbond aan de plaats delict. Het hof oordeelde dat de verdachte zich de toegang tot de woning had verschaft door middel van braak en inklimming. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in de woning, wat het hof overtuigde van zijn schuld. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de impact van woninginbraken op slachtoffers en de maatschappelijke gevolgen van dergelijke misdrijven.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-002049-12
Parketnummer: 09-058424-12
Datum uitspraak: 27 juni 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 12 april 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1988,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 juni 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juni 2011 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden (armbanden, ringen, oorsieraden, kettingen en medaillons) en/of een bijouteriedoos en/of drie munten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking door zich naar die woning heeft begeven waarna hij, verdachte, een (tuin)deur heeft geforceerd en (vervolgens) een ruit van die woning heeft geforceerd en/of (vervolgens) die woning via die ruit is binnengeklommen en/of (vervolgens) die woning heeft/hebben doorzocht.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 juni 2011 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden (armbanden, ringen, oorsieraden, kettingen en medaillons) en een bijouteriedoos en drie munten, toebehorende aan [benadeelde partij], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak door zich naar die woning
tebegeven waarna hij, verdachte, een tuindeur heeft geforceerd en een ruit van die woning heeft geforceerd en die woning via die ruit is binnengeklommen en vervolgens die woning heeft doorzocht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Door de raadsman van de verdachte is – overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen - bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, nu er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Ter adstructie van dit verweer heeft de raadsman aangevoerd dat – zakelijk weergegeven – niet is voldaan aan het bewijsminimum, nu er slechts sprake is van één bewijsmiddel dat wijst op betrokkenheid van de verdachte, inhoudende een aanvullend rapport van het Nederlands Forensisch Instituut naar aanleiding van een DNA-databank match d.d. 5 september 2011 waaruit volgt dat een in de woning van de aangever aangetroffen bloedspoor matcht met het DNA van de verdachte.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt op basis van het procesdossier, zoals daarvan is gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting, het navolgende vast.
Blijkens het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] d.d. 19 juni 2011 (nr. PL1533 2011124840-1) heeft de aangeefster haar huis op 14 juni 2011 om 09.00 uur in goede orde achtergelaten. Uit voornoemd proces-verbaal blijkt voorts dat de zoon van de aangeefster bij thuiskomst op 14 juni 2011 om 11.00 uur ontdekt dat er is ingebroken in de woning en dat er meerdere goederen uit het gehele huis zijn weggenomen. De dader heeft hierbij verschillende (nacht-)kastjes en lades in de woning doorzocht. Uit voornoemd proces-verbaal volgt tevens dat de dader één van de ruiten in de woning heeft verbroken om de woning binnen te dringen, waarbij de dader zich heeft verwond en een bloedspoor heeft achtergelaten.
Uit het proces-verbaal kennisgeving en inbeslagneming d.d. 18 juni 2011 (nr. PL15J1 2011124840-2) en het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 24 juni 2011 (nr. PL15J1 2011124840-2) volgt dat er op 14 juni 2011 te 16.00 uur in de woning van de aangever drie verschillende bloedsporen zijn veiliggesteld op de nachtkastjes in de ouderslaapkamer en in de kinderslaapkamer. Uit het aanvullend rapport van het Nederlands Forensisch Instituut naar aanleiding van een DNA-databank match d.d. 5 september 2011 blijkt dat het spoor een enkelvoudig DNA-profiel bevat en dat de kans dat het DNA-profiel verkregen uit het spoor afkomstig is van een ander dan verdachte kleiner is dan één op één miljard.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden leidt het hof af dat het bloedspoor is achtergelaten tussen 9 en 11 uur. Het gegeven dat het spoor is aangetroffen op één van de nachtkastjes in de woning van de aangeefster past in het scenario dat de dader de woning op zoek naar de goederen heeft doorzocht. Dit brengt mee dat dit spoor als een daderspoor moet worden aangemerkt. Voorts stelt het hof vast dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft willen of kunnen geven voor de aanwezigheid van bloed met zijn DNA in de woning van de aangeefster. Op grond van het hiervoor overwogene acht het hof wettig en overtuigd bewezen dat het de verdachte is geweest die de ten laste gelegde woninginbraak heeft gepleegd. Het verweer van de raadsman wordt verworpen. Er is wel degelijk voldoende bewijs.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan een woninginbraak waarbij een grote hoeveelheid sieraden en overige waardevolle zaken is buit gemaakt.
De verdachte heeft er daarmee blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van aangeefster en haar persoonlijke levenssfeer. Daarnaast heeft hij voor de betrokkene overlast en financiële schade veroorzaakt. Voorts brengen feiten als het onderhavige in de regel ook bij burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 mei 2013, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. TH.W.H.E. Schmitz, mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. V.C. Kool.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 juni 2013.