In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 1996, die feitelijk verblijft in de Jeugdinrichting Harreveld. De minderjarige is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag, die op 29 januari 2013 de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden de machtiging heeft verleend om de minderjarige op te nemen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van 29 januari 2013 tot 5 juli 2013. De minderjarige, bijgestaan door zijn advocaat, heeft verzocht de bestreden beschikking te vernietigen, terwijl Jeugdzorg zich verzet tegen dit verzoek en de beschikking wenst te laten bekrachtigen.
Tijdens de behandeling van de zaak op 5 juni 2013 heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. De minderjarige stelt dat de gesloten plaatsing geen zin heeft en dat zijn gedrag niet zal veranderen door de behandeling in de gesloten inrichting. Hij betwist ook de juistheid van de verklaringen van Jeugdzorg en wijst op de onrechtvaardigheid van zijn situatie in vergelijking met andere jongeren. Jeugdzorg daarentegen stelt dat de minderjarige ernstige gedragsproblemen vertoont en dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is om hem te helpen bij zijn ontwikkeling en om recidive te voorkomen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige in de thuissituatie, op school en in de maatschappij ernstige problemen vertoont en dat eerdere hulpverlening niet heeft geleid tot verbetering. De gesloten uithuisplaatsing is volgens het hof noodzakelijk om de minderjarige de zorg te bieden die hij nodig heeft. Het hof heeft de bestreden beschikking dan ook bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.