ECLI:NL:GHDHA:2013:2939

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
1 augustus 2013
Zaaknummer
200.121.104/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. Mink
  • M. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van conclusie in AMK-rapport met betrekking tot kindermishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Het hof behandelt de kwestie van de verwijdering van een conclusie uit een AMK-rapport waarin werd gesteld dat 'kindermishandeling niet is bevestigd en niet weerlegd'. De zaak is ontstaan na een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 december 2012, waarin Jeugdzorg werd bevolen om deze conclusie te verwijderen. Jeugdzorg is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, waarbij zij aanvoert dat de conclusie noodzakelijk is voor de uitvoering van haar wettelijke taken en dat het verwijderen ervan in strijd zou zijn met de belangen van de minderjarige.

Het hof heeft vastgesteld dat de conclusie van het AMK niet onder de 'persoonsgegevens' valt zoals bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, en dat het AMK een conclusie moet trekken op basis van het onderzoek dat is uitgevoerd. Het hof oordeelt dat de conclusie van het AMK, dat er geen bevestiging of weerlegging van kindermishandeling is, gerechtvaardigd is op basis van de feiten en het onderzoek dat is verricht. Het hof vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de verwijdering van de conclusie en wijst het verzoek van de man af. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 10 juli 2013
Zaaknummer : 200.121.104/01
Rekestnummer rechtbank : HA RK 12-544

STICHTING BUREAU JEUGDZORG ZUID-HOLLAND,

gevestigd te Den Haag,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: Jeugdzorg,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C.C. Peterse te Den Haag.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Jeugdzorg is op 30 januari 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 20 december 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
Voorafgaand aan dat beroep heeft Jeugdzorg op 28 december 2012 een verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van voornoemde beschikking ingediend. Dit verzoek is bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.119.446/01. Jeugdzorg heeft haar verzoek ten aanzien van de schorsing ingetrokken.
Bij beschikking van 20 maart 2013 van dit hof is Jeugdzorg vervolgens niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking.
De man heeft op 20 maart 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof is voorts van de zijde van Jeugdzorg op 28 februari 2013 een brief van diezelfde datum met bijlage ingekomen.
De hoofdzaak is op 12 juni 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • mevrouw S. Sedlick, de heer E. Zegers en mevrouw T. Winkels namens Jeugdzorg;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.
Jeugdzorg en de advocaat van de man hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank Jeugdzorg bevolen om binnen 48 uur na betekening van de beschikking de conclusie in het AMK dossier met nummer [nummer] dat ‘kindermishandeling niet is bevestigd en niet is weerlegd’ zodanig te verwijderen dat ook protocollair geen sprake meer is van voormelde conclusie, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag voor iedere dag dat Jeugdzorg dit bevel niet nakomt, met een maximum van € 10.000,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het in eerste aanleg door de man eveneens aan de rechtbank gedane verzoek om Jeugdzorg te bevelen het AMK-dossier met nummer [nummer] geheel te vernietigen, is door de rechtbank afgewezen
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Voorts maakt het hof melding van de volgende feiten.
Het dossier met nummer [nummer] is [in] 2012 door het AMK afgesloten. De conclusie op de vraag ‘Is er sprake (geweest) van een vorm van kindermishandeling?’ luidt: ‘noch bevestigd, noch weerlegd. Er is sprake van verstoring in de ouder/kind interactie. In dit geval tussen vader en[zijn dochter].’ En op de vraag: ‘is/zijn de kinderen op dit moment fysiek veilig?’ luidt het antwoord: ‘Ja’.
[In]2012 heeft de Klachtencommissie van de Stichting Bureaus Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Holland uitspraak gedaan op een door de man ingediende klacht. De commissie heeft klacht 1 gegrond verklaard ten aanzien van de administratieve onvolkomenheden in de afsluitbrief en niet gegrond voor het overige. De tweede klacht is niet gegrond verklaard.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.
In geschil is uitsluitend nog het bevel van de rechtbank om de conclusie in het AMK dossier met nummer [nummer]: ‘kindermishandeling niet is bevestigd en niet is weerlegd’ zodanig te verwijderen dat ook protocollair geen sprake meer is van voormelde conclusie, en de opgelegde dwangsom.
2.
Jeugdzorg verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verzoeken van de man af te wijzen, kosten rechtens.
3.
De man verweert zich daartegen en verzoekt het hof Jeugdzorg niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans dit als ongegrond af te wijzen en Jeugdzorg te veroordelen in de kosten van het geding.
4.
Jeugdzorg is – samengevat – van mening dat zij niet kan voldoen aan de bestreden beschikking. Doordat in de beschikking is opgenomen dat de conclusie ook protocollair moet worden gewijzigd heeft de beschikking volgens Jeugdzorg tot gevolg dat Jeugdzorg een andere conclusie moet nemen dan welke zij daadwerkelijk heeft genomen. Voorts heeft de beschikking het gevolg dat Jeugdzorg/het AMK in de toekomst de conclusie ‘niet bevestigd, niet weerlegd’ niet meer zou mogen gebruiken. Het AMK is tot de conclusie gekomen dat niet duidelijk is geworden wat er nu gebeurd is, hetgeen protocollair wordt omschreven als ‘niet bevestigd en niet weerlegd’. Op verzoek van de man is de conclusie veranderd in ‘niet bevestigd’. Volgens Jeugdzorg is de formulering gewijzigd en niet de conclusie.
Jeugdzorg vindt het te ver gaan dat, ingeval er twijfel bestaat over de vraag of er wel of geen sprake was van kindermishandeling, dit tot gevolg heeft dat Jeugdzorg moet concluderen dat
geensprake is van kindermishandeling. In casu is deze conclusie niet juist omdat die conclusie in strijd is met hetgeen de minderjarige heeft verklaard. Jeugdzorg heeft geen gronden om de minderjarige niet te geloven. Door voortaan alleen te kunnen kiezen voor: ‘ja, er is sprake van kindermishandeling’ of ‘nee, er is geen sprake van kindermishandeling’ worden de mogelijkheden en bevoegdheden van Jeugdzorg/het AMK te veel beperkt. Ook wordt de taakuitoefening van het AMK belemmerd omdat de veiligheidsrisico’s die in AMK-onderzoeken worden vastgesteld onvoldoende kunnen worden benoemd en zo mogelijk aangepakt, meer in het bijzonder in die gevallen waarin het vermoeden niet onomstotelijk kan worden bevestigd, maar waar wel veiligheidsrisico’s voor minderjarigen worden gesignaleerd.
Jeugdzorg betwist dat het bezwaar van de man zich uitsluitend richt tegen de uiteindelijke conclusie van Jeugdzorg en niet tegen de inhoud van het aan de conclusie ten grondslag liggende onderzoek. Het bezwaar van de man richt zich wel degelijk tegen de inhoud van het onderzoek en op elk onderdeel van het dossier. De overweging van de rechtbank hieromtrent kan Jeugdzorg dan ook niet volgen.
Verder weerspreekt Jeugdzorg dat ook zonder de gewraakte conclusie de inhoud van het AMK dossier met nummer [nummer] voldoende recht doet aan het belang van Jeugdzorg. Jeugdzorg blijft er bij dat zij geen andere conclusie kan nemen dan zij heeft gedaan.
Ook kan Jeugdzorg de overweging van de rechtbank waarin, kort samengevat, wordt gesteld dat de man aanvoert dat het vastleggen en kwalificeren van onderzoeksgegevens op een andere voor hem evident minder nadelige wijze kunnen worden verwezenlijkt, niet volgen. De man wilde vernietiging van het dossier dan wel schrapping van de conclusie. Hij wilde een andere, niet juiste kwalificatie, aldus Jeugdzorg.
Ter zitting bij het hof heeft Jeugdzorg – onder meer – gesteld dat op grond van het ‘Protocol van handelen Advies en Meldpunt Kindermishandeling (hierna ook: het Protocol) drie conclusies mogelijk zijn. De man stelt dat het niet noodzakelijk is dat een dossier wordt afgesloten met één van deze conclusies. Jeugdzorg betwist dat. Elk onderzoek dient te worden afgerond met één van deze varianten. Het niet verbinden van een conclusie aan een rapport is volgens Jeugdzorg geen optie en is strijdig met het Protocol. Jeugdzorg stelt voorts maar één belang te hebben en dat is het belang van de minderjarige. De minderjarige heeft belang bij bewaring van een accuraat en volledig dossier. Het zou niet in het belang van de minderjarige zijn als er wordt afgesloten met een conclusie dat geen sprake is van kindermishandeling terwijl de waarheid in het midden is gebleven. Verder is Jeugdzorg bevreesd voor een precedentwerking.
Indien aan Jeugdzorg de mogelijkheid wordt ontnomen om een genuanceerde conclusie te nemen wordt het voor Jeugdzorg onmogelijk om haar werk te verrichten.
5.
De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij stelt – onder meer – dat Jeugdzorg ten onrechte een onderscheid maakt tussen een tekstuele en een protocollaire conclusie. Niet de conclusie maar de werkwijze van de AMK’s is protocollair voorgeschreven. Ten onrechte wordt de uitspraak van de rechtbank door Jeugdzorg veralgemeniseerd. De rechtbank heeft in dit geval geoordeeld dat de conclusie van Jeugdzorg ‘kindermishandeling niet bevestigd en niet weerlegd’ de mogelijkheid openlaat dat sprake is geweest van kindermishandeling, terwijl dat na uitvoerig onderzoek in deze zaak juist niet kon worden vastgesteld.
De man stelt voorts dat hij in de onderhavige procedure zijn bezwaren richt op het feit dat Jeugdzorg op basis van het wel door haar verrichte onderzoek komt tot een conclusie die niet door het onderzoek kan worden gedragen. De man blijft echter van mening dat het onderzoek uitgebreider had kunnen worden verricht.
Verder betoogt de man dat volgens het protocol Jeugdzorg niet verplicht is tot het trekken van conclusies. Het protocol schrijft een wijze van handelen voor.
Ter zitting heeft de man in aanvulling op zijn verweerschrift – onder meer – gesteld dat hij zich kan vinden in de overwegingen en de conclusie van de rechtbank. Volgens de man staat nergens in het protocol noch in de wet voorgeschreven in welke bewoordingen een conclusie moet worden vermeld. Wel schrijft het protocol voor wanneer de bemoeienis van het AMK stopt.
6.
Het hof overweegt als volgt.
7.
Artikel 10 lid 1 onder e Wet op de jeugdzorg (verder: Wj) bepaalt dat de stichting (Jeugdzorg) bovendien tot taak heeft het fungeren als advies- en meldpunt kindermishandeling. In artikel 11 Wj wordt dit nader uitgewerkt. Het fungeren als een advies- en meldpunt houdt, voor zover te dezen van belang, de volgende taken in:
I. het naar aanleiding van een melding van kindermishandeling of een vermoeden daarvan, onderzoeken of sprake is van kindermishandeling (artikel 11 lid 1 onder a);
II. het beoordelen van de vraag of en zo ja tot welke stappen de melding van kindermishandeling of een vermoeden daarvan aanleiding geeft (artikel 11 lid 1 onder b).
8.
In de Memorie van Toelichting op de Wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met de advies- en meldpunten kindermishandeling (Kamerstukken II 2000/01, 27842, nr. 3, p. 10) wordt met betrekking tot de hiervoor onder I. bedoelde taak onder meer opgemerkt dat het AMK alleen een onderzoek zal instellen naar aanleiding van een melding.
Met betrekking tot de hiervoor onder II. bedoelde taak wordt opgemerkt dat deze taak de functie onderzoeken en beoordelen omvat, hetgeen inhoudt:
“na de melding van (een vermoeden van) kindermishandeling gegevens ... verzamelen en ... interpreteren, teneinde te komen tot een afgewogen oordeel van de situatie, zodat een keuze kan worden gemaakt uit een van de beschikbare opties, namelijk:
  • het ondernemen van actie door middel van verwijzing naar hulpverleningsinstanties of de raad voor de kinderbescherming;
  • het besluit geen actie te ondernemen.”
9.
Op het verzoek van de man is de Wet bescherming persoonsgegevens (verder: Wbp) van toepassing. Artikel 36 lid 1 van deze wet bepaalt dat degene aan wie overeenkomstig artikel 35 kennis is gegeven van hem betreffende persoonsgegevens, de verantwoordelijke kan verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen, of af te schermen indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van die verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn of anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. De Wbp moet blijkens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, p 8-9) bij de Wbp worden uitgelegd in overeenstemming met artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele Vrijheden (EVRM). Het proportionaliteitsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel spelen een grote rol. Het proportionaliteitsbeginsel geldt rechtstreeks op grond van artikel 8 EVRM en houdt in dat de inbreuk op de belangen van de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel. Op grond van het subsidiariteitsbeginsel mag het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene minder nadelige wijzen kunnen worden verwezenlijkt (Hoge Raad 9 september 2011, LJN BQ8097).
10.
In het ‘Protocol van handelen Advies- en Meldpunten Kindermishandeling’ volgens hetwelk het AMK het onderzoek moet uitvoeren wordt (op p. 26) gesteld dat “de (hierboven onder r.o. 8 genoemde) functie’onderzoeken en beoordelen’ leidt tot ... beëindiging van de bemoeienis in het geval dat:
- uit het onderzoek blijkt dat het gemelde kind niet wordt mishandeld. Dat is het geval wanneer het in de melding geuite vermoeden overtuigend kan worden weerlegd;
  • in het onderzoek het in de melding geuite vermoeden niet kan worden bevestigd en niet kan worden weerlegd én er voor het AMK onvoldoende aanknopingspunten zijn om de melding - zonodig met inschakeling van anderen - nader te (doen) onderzoeken;
  • naar het oordeel van het AMK aanvullend onderzoek, diagnostiek, ondersteuning, hulpverlening of bescherming niet nodig zijn”.
11.
Dat het AMK ingevolge de uitoefening van zijn taak gegevens heeft verwerkt is niet in geschil. De wijze waarop het AMK het onderzoek heeft uitgevoerd ligt niet aan het hof ter beoordeling voor. Dit is onderwerp geweest van de klachtprocedure die is uitgemond in de uitspraak van 11 juni 2012. Het gaat nu uitsluitend om de conclusie die het AMK heeft verbonden aan het verrichte onderzoek en de vraag, of deze conclusie dient te worden verwijderd uit het onderzoek.
12.
Het hof is van oordeel dat de in geschil zijnde conclusie niet valt onder de ‘persoonsgegevens’ waarvan men op de voet van artikel 36 lid 1 Wbp verwijdering kan verzoeken. Het betreft hier immers niet de persoonsgegevens zelf maar een oordeel van het AMK over de uit het onderzoek naar voren gekomen gegevens.
Het hof zal vervolgens bezien of er andere gronden zijn waarom het AMK niet met deze conclusie had kunnen en mogen afsluiten.
13.
Uit vorenaangehaalde passage uit de Memorie van Toelichting volgt dat het AMK een onderzoek moet instellen en in dat verband gegevens moet verzamelen en interpreteren om tot een afgewogen oordeel te komen. Hieruit volgt dat het AMK een conclusie behoort te trekken. Dit volgt voorts ook uit de aangehaalde passage uit het ‘Protocol van handelen Advies- en Meldpunten Kindermishandeling’. Weliswaar wordt gesteld dat het ‘Protocol’ niet voorschrijft dat een conclusie wordt getrokken, maar het hof ziet niet in hoe het AMK kan besluiten tot het al dan niet nemen van vervolgstappen of het te volgen advies als er niet een conclusie aan het onderzoek wordt verbonden.
14.
Uit het onderhavige onderzoek blijkt naar het oordeel van het hof niet dat is komen vast te staan, dat wil zeggen dat noch is bevestigd noch is weerlegd, hetgeen de man wordt verweten (kindermishandeling). Het hof heeft bij zijn oordeel mede in aanmerking genomen dat de minderjarige twee afzonderlijke meldingen heeft gedaan van kindermishandeling, te weten een bij de huisarts en een bij een medewerkster van HALT op school. Via de huisarts is een melding van kindermishandeling bij het AMK gedaan. Het AMK moest naar aanleiding van die melding een onderzoek instellen. In het kader van dat onderzoek heeft het AMK met de minderjarige gesproken; deze heeft ook tegenover het AMK het verhaal dat zij eerder aan een medewerker van HALT en aan de huisarts had verteld, bevestigd. En de minderjarige heeft dit andermaal bevestigd tegenover de huisarts met wie het AMK een aantal maanden later, in september 2012, nog contact heeft opgenomen. De conclusie van het AMK wordt dan ook gedragen door de bevindingen van het AMK. Het hof kan zich dan ook niet verenigen met het oordeel van de rechtbank dat het onderzoek afsluit met een conclusie die suggereert dat er sprake is van kindermishandeling. Die suggestie leest het hof niet in de conclusie.
15.
Jeugdzorg heeft er belang bij dat het zijn wettelijke taak naar behoren kan uitoefenen. Dat belang houdt ook in dat Jeugdzorg een conclusie kan verbinden aan het onderzoek dat zij gehouden is uit te voeren. Immers, een getrokken conclusie dient om, in het belang van de minderjarige, te bepalen welke vervolgstappen mogelijk moeten worden genomen. Het belang van de minderjarige wordt daarmee gediend. Indien het verzoek van de man - om helemaal geen conclusie aan het AMK onderzoek te verbinden dan wel daaraan de conclusie te hechten dat van kindermishandeling geen sprake is - zou worden ingewilligd, dan zou er naar het oordeel van het hof geen recht worden gedaan aan de belangen van de minderjarige, welke belangen door Jeugdzorg worden behartigd en door Jeugdzorg dienen te worden gewaarborgd. Dat belang houdt ook in dat een volledig dossier wordt bewaard en daarom dat de uit het onderzoek getrokken conclusie bewaard blijft. Naar het oordeel van het hof heeft het AMK het onderzoek daarom met deze conclusie kunnen afsluiten.
16.
Dit leidt er toe dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het inleidende verzoek van de man, strekkende tot het (tekstueel en protocollair) verwijderen van de conclusie uit dossier met nummer [nummer]: ‘kindermishandeling is niet bevestigd en is niet weerlegd’;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover deze de proceskosten betreft;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Mink en van der Linden, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 juli 2013.