ECLI:NL:GHDHA:2013:2932

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2013
Publicatiedatum
1 augustus 2013
Zaaknummer
22-002952-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van bestuurder van failliete rechtspersoon voor administratieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1952, was als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement verkeerde, aangeklaagd voor het niet voldoen aan zijn wettelijke verplichtingen tot het voeren en bewaren van de administratie. De tenlastelegging betrof het niet overleggen van jaarstukken en andere administratieve documenten aan de curator, wat volgens de wet verplicht was. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft de zaak onderzocht op de zitting van 16 mei 2013 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de primair ten laste gelegde feiten, en sprak hem daarvan vrij. Echter, het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen. De verdachte had als bestuurder van de failliete rechtspersoon niet voldaan aan de verplichtingen zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek, wat leidde tot de conclusie dat hij verwijtbaar nalatig had gehandeld.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 10.000, met als alternatief 85 dagen hechtenis. Het hof heeft deze vordering overgenomen en de verdachte veroordeeld tot de geldboete, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders van failliete rechtspersonen en de noodzaak om aan administratieve verplichtingen te voldoen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002952-12
Parketnummer: 10-766076-10
Datum uitspraak: 30 mei 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 25 mei 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1952,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 16 mei 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 26 november 2008 tot en met 25 augustus 2009 te Nijmegen en/of Vlaardingen en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, als bestuurder van de rechtspersoon [BEDRIJFSNAAM], welke rechtspersoon bij vonnis van de (Arrondissements)rechtbank te Arnhem van 25 november 2008, in staat van faillissement is verklaard, ter bedriegelijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s) van genoemde rechtspersoon,
niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en/of het bewaren en/of te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in dat/die artikel(en) bedoeld,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) aan de curator geen jaarstukken/jaarcijfers en/of winst- en verliesrekening en/of kasboek en/of grootboek en/of debiteurenlijsten en crediteurenlijsten, althans geen volledige administratie overgelegd en/of doen overleggen van de besloten vennootschap [BEDRIJFSNAAM];
subsidiair
het aan hem, verdachte, als bestuurder van de rechtspersoon [BEDRIJFSNAAM], welke rechtspersoon bij vonnis van de (Arrondissements)rechtbank te Arnhem van 25 november 2008, in staat van faillissement is verklaard,
te wijten is dat
op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 26 november 2008 tot en met 25 augustus 2009 te Nijmegen en/of Vlaardingen en/of Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
niet is voldaan aan de op in artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omschreven verplichting, en/of
de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, waarmee volgens die artikelen administratie gevoerd is, en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die ingevolge die artikelen zijn bewaard, niet in ongeschonden staat tevoorschijn zijn gebracht
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) aan de curator geen jaarstukken/jaarcijfers en/of winst- en verliesrekening en/of kasboek en/of grootboek en/of debiteurenlijsten en crediteurenlijsten, althans geen volledige administratie overgelegd en/of doen overleggen van de besloten vennootschap [BEDRIJFSNAAM]
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
het aan hem, verdachte, als bestuurder van de rechtspersoon [BEDRIJFSNAAM], welke rechtspersoon bij vonnis van de (Arrondissements)rechtbank te Arnhem van 25 november 2008in staat van faillissement is verklaard,
te wijten is dat
in de periode van 26 november 2008 tot en met 25 augustus 2009 te Nijmegen en/of Vlaardingen en/of Rotterdam
niet is voldaan aan de in artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, omschreven verplichting, en/of
de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, waarmee volgens
dat artikeladministratie gevoerd is, en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die ingevolge
dat artikelzijn bewaard, niet in ongeschonden staat tevoorschijn zijn gebracht
immers heeft hij, verdachte, aan de curator geen jaarstukken/jaarcijfers en/of winst- en verliesrekening en/of kasboek en/of grootboek en/of debiteurenlijsten en crediteurenlijsten, althans geen volledige administratie overgelegd en/of doen overleggen van de besloten vennootschap [BEDRIJFSNAAM]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Als bestuurder van een rechtspersoon, welke in staat van faillissement is verklaard, aan hem te wijten zijn, dat aan de in artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omschreven verplichtingen niet is voldaan

en/of

Als bestuurder van een rechtspersoon, welke in staat van faillissement is verklaard, aan hem te wijten zijn, dat de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, waarmee volgens artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, administratie is gevoerd en zijn bewaard, niet in ongeschonden staat worden tevoorschijn gebracht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,=, subsidiair 85 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft als bestuurder van een in staat van faillissement verkerende rechtspersoon niet voldaan aan zijn wettelijke plicht tot het voeren en bewaren van de administratie van die rechtspersoon en heeft deze administratie niet aan de curator kunnen overleggen. De verdachte heeft aldus geen openheid van zaken gegeven omtrent de financiële situatie van de rechtspersoon en zodoende verwijtbaar nalatig gehandeld.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 mei 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, zij het voor een andersoortig strafbaar feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 342 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door.

Veroordeelt de verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J.J. van den Honert, mr. M.J. de Haan-Boerdijk en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 mei 2013.
Mr. H.A. van Brummen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.