1subsidiair, 2e cumulatief/alternatief ten laste gelegde, de zaken 2, 3, 9, 13 en 19, ten laste gelegde en het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte hoofdhuurder was van de loods aan [adres] te Dordrecht.
Bij doorzoeking van die loods op 22 juni 2010 en
20 september 2010 en de woning van de verdachte op
22 juni 2010 zijn aldaar diverse (onderdelen van) goederen aangetroffen waarbij onderscheid dient te worden gemaakt tussen:
de goederen die door andere personen in de loods zijn gebracht;
de goederen die door de verdachte zelf in de loods zijn binnengebracht en
de goederen die tijdens de doorzoeking in de woning van de verdachte aan [adres 2] te Dordrecht zijn aangetroffen.
Het hof is van oordeel dat voor zover ten aanzien van de goederen die door andere personen in de loods zijn gebracht, op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, niet met zekerheid kan worden vastgesteld op welk moment, degenen die de voorwerpen in de loods hebben gebracht, die voorwerpen hebben verkregen, de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Voor zover ten aanzien van de goederen die de verdachte zelf in de loods heeft gebracht en voor zover ten aanzien van de goederen die in de woning van de verdachte zijn aangetroffen, uit het dossier niet eenduidig valt op te maken dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van die voorwerpen redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen door misdrijf verkregen waren, de verdachte ook daarvan dient te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair 1e cumulatief/alterna-ief, de zaken 4, 8, 11 en 20, en het onder 1 subsidiar 2e cumulatief/alternatief ten lastegelegde, de zaken 5 en 12, en laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in in de periode van
1 november 2007tot en met 20 september 2010 te Dordrecht, (telkens) na te melden goederen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijze moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goederen betrof:
In of omstreeks de periode van 14 september 2009 tot en met 20 september 2010, negen autobandenvan het merk Hankook
In of omstreeks de periode van 2 juni 2010 tot en met 22 juni 2010, de containeropbouw van een (gestolen) vrachtauto van het merk Mercedes-Benz met het kenteken [kentekennummer 3] en een (blauwe) kist (met opschrift Brothers-PO.NL) en RVS-buizen en spanbanden en gereedschap;
In of omstreeks de periode van 5 november 2007 tot en met 22 juni 2010, een kentekenbewijs behorend bij het kenteken [KENTEKENNUMMER 4] en een keuringsbewijs behorend bij het kenteken [KENTEKENNUMMER 4] en een chassisplaatje met het chassisnummer XL90PLV2002356010 behorend bij een (gestolen) aanhanger van het merk Mulder met het kenteken [KENTEKENNUMMER 4];
In of omstreeks de periode van 17 september 2010 tot en met 20 september 2010, een mobiele rode brandstoftank/brandstof-vulstation (IBC 950 liter tank) met het (oorspronkelijke) opschrift "Den Ouden Schijndel", met inhoud;
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en)
in de periode van 28 januari 2010 tot en met 20 september 2010
te Dordrecht (telkens) onderstaande goederen hebben verworven, voorhanden hebben gehad, terwijl die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van onderstaande goederen (telkens) redelijkerwijs had
(den
)moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goed
(eren
)betroffen
In of omstreeks de periode van 12 mei 2010 tot en met
22 juni 2010, de achterklep en een kentekenplaat van een (gestolen) auto van het merk Volkswagen (type: Transporter) met het kenteken [kentekennummer 2];
In of omstreeks de periode van 28 januari 2010 tot en met 20 september 2010, kantoormeubel(en) en een usb-stick (met de opdruk [naam]),
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 28 januari 2010 tot en met 20 september 2010 te Dordrecht (telkens) opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door toen en daar opzettelijk aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) gelegenheid te bieden bovenstaande goederen in zijn, verdachtes, loods op te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de als 1 subsidiair 1e cumulatief/ alternatief ten laste gelegde schuldheling, nu bewijs ontbreekt dat zijn cliënt had moeten vermoeden dat de in de loods en in zijn woning aangetroffen goederen van diefstal afkomstig waren. Voorts heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het onder 1 subsidiair 2e cumulatief/alternatief ten laste gelegde medeplichtigheid aan de schuldheling, nu bewijs ontbreekt dat zijn cliënt geweten moet hebben dat die andere personen goederen de loods hebben binnengebracht waarvan zijn cliënt had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig waren.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat zowel op 22 juni 2010 als op 20 september 2010 een loods aan [adres] te Dordrecht is doorzocht en dat aldaar diverse (onderdelen van) goederen zijn aangetroffen die van diefstal afkomstig bleken te zijn. Naast de doorzoeking in de loods is ook de woning van de verdachte aan [adres 2] te Dordrecht doorzocht alwaar eveneens (onderdelen van) goederen zijn aangetroffen waarvan is gebleken dat die afkomstig waren van diefstal.
De verdachte heeft in zijn verklaring bij de politie bevestigd dat hij hoofdhuurder was van de genoemde loods aan de Weeskinderendijk en voorts heeft hij verklaard dat hij aldaar zijn werkzaamheden voor zijn handelsonder-neming en zijn metaal- en oud ijzer handel verrichtte. Daarnaast ontplooide de verdachte in de loods activi-teiten in verband met zijn hobby stockcar-racing.
De verdachte heeft verklaard dat hij iedere dag werkt. Uit voormelde verklaring en uit het proces-verbaal bevindingen van (camera)observatie van de loods leidt het hof af dat de verdachte regelmatig in de loods aanwezig was.
Het hof stelt aldus vast dat de verdachte regelmatig (en gedurende meerdere uren per bezoek) in de loods verbleef waar goederen zijn aangetroffen die van diefstal
afkomstig waren. Het gaat daarbij om goederen die direct in het oog springen vanwege de omvang daarvan en hun opvallende kenmerken zoals het aanwezig zijn van een logo met een bedrijfsnaam, deels weggescheurde stickers waarop namen van diverse privépersonen zijn vermeld, afgezaagde onderdelen van motorvoertuigen en goederen met deels
weggewerkte plaatjes met daarop de gegevens van de oorspronkelijke eigenaar.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanwezigheid van de goederen in zijn loods op enig moment heeft opgemerkt.
Gelet op de hierboven omschreven omstandigheden had de verdachte naar het oordeel van het hof redelijkerwijs moeten vermoeden dat de goederen van diefstal afkomstig waren.
Uitgaande van de verklaring van de verdachte dat andere gebruikers van de loods de goederen daar binnen (moeten) hebben gebracht dan wel dat de verdachte niet weet hoe de bewuste goederen in zijn loods zijn terecht gekomen, moet naar het oordeel van het hof als het tijdstip waarop de verdachte de goederen voorhanden kreeg niet worden aangemerkt het tijdstip waarop de goederen de loods werden binnengebracht, maar het tijdstip waarop de verdachte de goederen in zijn loods ontwaarde.
Gelet op al het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
Voorts acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de zaken 5 en 12 schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan schuldheling, nu uit het dossier blijkt dat de verdachte de loods ter beschikking heeft gesteld aan anderen, waarbij de verdachte rekening had moeten houden met het vermoeden dat de in de loods aangetroffen goederen van diefstal afkomstig waren.
Het verweer van de raadsman wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 subsidiair 1e cumulatief/alternatief, de zaken 4, 8, 11 en 20, en het onder 1 subsidiair 2e cumulatief/alternatief, de zaken 5 en 12, bewezen verklaarde levert op: