VI.
De Pro Justitia rapportage d.d. 25 februari 2013, opgemaakt en ondertekend door M.H. de Groot,
GZ-psycholoog:
Naar het oordeel van de deskundige is de verdachte binnen een maand uitbehandeld in de FPK Inforsa te Amsterdam. Hij is niet meer psychotisch en hoeft geen antipsychotische medicatie meer te gebruiken. Hij heeft bovendien bijna geen therapeutische gesprekken meer. Hij heeft reeds vrijheden, verblijft enkele uren per dag buiten de kliniek en heeft al enkele keren onbegeleid zijn familie bezocht. Ook heeft hij enkele keren deelgenomen aan sportevenementen buiten de kliniek. Hij wordt beschreven als een voorbeeldpatiënt en er hebben zich op geen enkel moment tijdens de behandeling in de FPK incidenten voorgedaan.
Een adequate voortgang van de behandeling vraagt om resocialisatie en continuering van de behandeling via ambulante begeleiding. Dit kan in de woonomgeving van de verdachte plaatsvinden. Naar het oordeel van de deskundige kan de TBS met voorwaarden gecontinueerd worden.
Voorts heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen de inhoud van de hieronder genoemde voortgangsverslagen TBS en het advies wijziging opdracht zoals die in hoger beroep zijn ontvangen. De overwegingen en conclusies van deze stukken zijn hieronder steeds zakelijk samengevat weergegeven:
- het voortgangsverslag TBS van GGZ Reclassering Palier d.d. 16 januari 2013, opgesteld en ondertekend door I. Hassing, reclasseringswerker en mede ondertekend door Y. Driesen, unitmanager;
- het voortgangsverslag TBS GGZ Reclassering Palier d.d. 1 maart 2013, opgesteld en ondertekend door I. Hassing voornoemd en mede ondertekend door voornoemd;
- het advies wijziging opdracht d.d. 10 juni 2013 van GGZ Palier Leiden, opgemaakt en ondertekend door
J. van Duijn, reclasseringswerker, en mede ondertekend door S. Schaddelee, unitmanager.
Uit het voortgangsverslag uit januari 2013 blijkt dat bij de reclassering de vraag is gerezen of de klinische behandeling en het beveiligingsniveau van een FPK voor de verdachte nog wel meerwaarde hebben, aangezien hij sinds zijn opname op 30 juli 2012 in de FPK Inforsa te Amsterdam stabiel is. Indien ook uit de uitslag van een bij de verdachte nieuw af te nemen risicotaxatie geen meerwaarde van voortzetting van de behandeling binnen een FPK wordt gezien, wordt voortzetting van de behandeling in een ambulant kader mogelijk geacht.
Uit het rapport uit maart 2013 blijkt dat op basis van de risicotaxatie het risico op recidive onder omstandigheden van ambulante behandeling en begeleiding laag is. Deze inschatting is gebaseerd op de omschrijving van de behandelend arts van de verdachte, die onder meer inhoudt – zakelijk weergegeven -:
de verdachte beseft dat hij psychotisch is geweest en hij werkt mee om psychotische decompensatie te voorkomen. Het is niet te verwachten dat de verdachte onder ambulante omstandigheden (opnieuw) psychotisch zal worden, mits hij goed wordt begeleid. De nodige begeleiding is: een ambulant contact met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige en een psychiater bij een (forensisch) psychiatrische polikliniek, gericht op ondersteuning en monitoren van vroege signalen van psychose, regelmatige screening op drugs en alcohol en toezicht en ondersteuning door de reclassering. Verder is het positief dat het netwerk van de verdachte een beschermende factor is, waarbij sleutelleden een psychose weten te herkennen en weten dat de verdachte geen drugs of alcohol moet gebruiken. Zij kunnen ook een signaleringsrol spelen ter voorkoming van een decompensatie. Ten slotte is het positief dat de verdachte gemotiveerd is om door te blijven werken aan zijn behandeling. Onder al deze omstandigheden wordt het verantwoord geacht om de verdachte verder ambulant te laten behandelen. Vooruitlopend op de inzet van ambulante behandeling was de verdachte reeds aangemeld bij de forensische polikliniek Palier.
Sinds april 2013 woont de verdachte zelfstandig in de gemeente Delft, zo blijkt uit de advies wijziging opdracht, en heeft hij contact met de Forensische Polikliniek van Palier. Zijn forensisch ambulant werker (FAT) onderhoudt contact met de verdachte door eens per twee weken af te spreken. Tijdens deze afspraken worden naast zijn dagbesteding ook zijn sociale netwerk, zijn fysieke en psychische gesteldheid, zijn financiële situatie en middelengebruik besproken.
Gezien de nog korte periode van ambulante behandeling is het noodzakelijk dat de verdachte deze afspraken blijft nakomen. Hij kan dan in samenwerking met de behandelaren van GGZ Palier tot een terugvalpreventieplan komen, om te voorkomen dat de verdachte terugvalt in middelengebruik en er tijdig ingegrepen kan worden indien de verdachte psychotische verschijnselen gaat vertonen. Binnen de behandeling en begeleiding van de verdachte zal preventief gekeken worden naar oplossingen.
Daar betrokkene kwetsbaar is voor een eventuele terugval in psychotische verschijnselen, kan bij een crisissituatie gekozen worden voor een klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken bij de forensisch psychiatrische afdeling van Palier te Den Haag. Dit zodat het resocialisatietraject van de verdachte niet in gevaar komt en de TBS met voorwaarden gecontinueerd kan worden.
GGZ Reclassering Palier adviseert om de voorwaarden zoals deze door de rechtbank in het kader van de TBS met voorwaarden zijn gesteld te wijzigen, zodat ambulante behandeling en een klinische opname ter preventie van terugval in middelen en psychose binnen dit kader mogelijk zijn.
Ten aanzien van de op te leggen maatregel
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juni 2013 naar voren gebracht dat zijn voorkeur uitgaat naar een maatregel ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juni 2013 ook aangegeven dat, mocht het hof komen tot de oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden, hij wel bereid is de gestelde voorwaarden na te leven.
Met inachtneming van de beschouwingen, conclusies en de adviezen van de gedragsdeskundigen is het hof van oordeel dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een schizofreniforme stoornis. Hij was op dat moment psychotisch. Voorts sluit het hof zich aan bij de conclusie van de deskundige Van der Hoorn dat gebleken is dat geen sprake is van een chronisch psychotisch proces bij de verdachte, doch dat de diagnose achteraf bijgesteld kan worden naar een psychose NAO, die inmiddels is verbleekt. Ook de deskundige De Groot concludeert in het laatst uitgebrachte Pro Justitia rapport d.d. 25 februari 2013 dat de verdachte niet meer psychotisch is. Dit volgt eveneens uit de informatie van de behandelend arts van de verdachte zoals opgenomen in het voortgangsverslag van maart 2013. Op basis van de beschouwingen, conclusies en adviezen van de gedragsdeskundigen en de inhoud van de andere stukken acht het hof, met name gelet op de vooruitgang die de verdachte gedurende de klinische behandeling bij de FPK Inforsa heeft geboekt, (verdere) ambulante behandeling van de verdachte thans het meest aangewezen, in het kader van resocialisatie en teneinde een stabiele ambulante situatie voor de verdachte te bereiken. Naar het oordeel van het hof eisen de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dat deze ambulante behandeling plaats blijft vinden in het kader van de maatregel van TBS met voorwaarden. Het hof overweegt daartoe als volgt. Weliswaar gaat het goed met de verdachte en is hij gemotiveerd om door te gaan met zijn behandeling, doch gelet op de nog betrekkelijk korte tijd dat de verdachte weer zelfstandig woont en ambulante behandeling ondergaat, is naar het oordeel van het hof thans nog sprake van een opbouwende fase en kan nog niet gesproken worden van een stabiele ambulante situatie. Uit de Pro Justitia rapportage en de verdere stukken blijkt dat het risico op opnieuw een psychotische decompensatie afhankelijk is van de wijze waarop de verdachte zijn leven nadere invulling gaat geven (werken, opleiding, dagbesteding). Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte daarvoor momenteel volop plannen aan het maken is. Daarnaast is van groot belang het abstinent blijven van drugs en de wijze waarop hij in de toekomst met spanningen om zal gaan. Het risico op een terugval op met name de wat langere termijn en daarmee de kans op herhaling van agressieve incidenten richting personen acht het hof thans, gelet op de opbouwende fase waarin één en ander zich bevindt, nog niet voldoende uitgesloten. Daarnaast acht het hof een overgang naar behandeling in een ander kader onwenselijk aangezien een overgang juist kan zorgen voor spanningen en onvoorziene situaties, hetgeen de verdachte naar het oordeel van het hof voor een terugval extra kwetsbaar kan maken.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat het opleggen van de maatregel van TBS met voorwaarden aan de verdachte passend en geboden is. Aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan. Ten aanzien van de op te leggen voorwaarden sluit het hof zich net als de rechtbank aan bij het reclasseringsadvies ten behoeve van TBS met voorwaarden van GGZ Reclassering Palier d.d. 19 juni 2012, alsmede bij het voornoemd advies wijziging opdracht d.d. 10 juni 2013 van GGZ Palier Leiden.
Het hof bepaalt daarnaast dat de tenuitvoerlegging van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is, opdat direct voortgegaan kan worden met de uitvoering van de (gewijzigde) voorwaarden.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte primair ten laste gelegde tot een bedrag van € 2.198,99.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft, zoals in zijn vordering strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep besloten ligt, geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er door de benadeelde partij immateriële schade is geleden en dat ook deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder primair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 38, 38a, 45, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.