ECLI:NL:GHDHA:2013:2860

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
30 juli 2013
Zaaknummer
200.122.314/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Kempen
  • A. Stollenwerck
  • J. Otter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing van een minderjarige en netwerkplaatsing bij de vader

In deze zaak gaat het om de netwerkplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], die van 10 januari 2013 tot 10 juli 2013 bij zijn vader zou worden geplaatst. De moeder en de stiefvader hebben hoger beroep aangetekend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, die de uithuisplaatsing voor een bepaalde termijn had uitgesproken en daarbij afzag van een netwerkplaatsing bij de vader. De vader heeft zich verzet tegen dit verzoek en vraagt het hof om de beschikking te bekrachtigen.

De moeder en stiefvader stellen dat de vader niet de juiste zorg en structuur biedt voor de minderjarige, die momenteel bij hem zou verblijven. De vader, die normaal gesproken op Mallorca woont, verblijft tijdelijk in Nederland en heeft aangegeven dat hij prioriteit geeft aan de zorg voor de minderjarige. De raad voor de kinderbescherming heeft aangegeven dat het in het belang van de minderjarige is om haar niet op een andere plek te plaatsen, gezien de korte periode tot de volgende zitting.

Het hof heeft de ontvankelijkheid van de stiefvader beoordeeld en geconcludeerd dat hij als belanghebbende kan worden aangemerkt, gezien zijn langdurige gezinsverband met de moeder en de minderjarige. Na het horen van de minderjarige in raadkamer en het afwegen van de argumenten van beide partijen, heeft het hof besloten dat er onvoldoende redenen zijn om de minderjarige niet bij de vader te laten verblijven tot 10 juli 2013. De zorgen van de moeder over een mogelijke verhuizing naar Mallorca zijn niet voldoende onderbouwd, en de minderjarige heeft aangegeven het naar haar zin te hebben bij de vader.

Het hof heeft daarom de bestreden beschikking bekrachtigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was. Deze uitspraak is gedaan door mrs. Van Kempen, Stollenwerck en Otter, en uitgesproken op 22 mei 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 22 mei 2013
Zaaknummer : 200.122.314/01
Rekestnummer rechtbank : C/10/414538 / JE RK 12-3681
[moeder] en [stiefvader],
wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder en de stiefvader,
advocaat: mr. N. Stolk te Rotterdam,
tegen
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg te Rotterdam,
hierna te noemen: Jeugdzorg;
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. P.H.A. de Boer te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 20 februari 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
10 januari 2013 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam.
De vader heeft op 11 maart 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 11 april 2013 een brief van diezelfde datum met bijlage;
De zaak is op 24 april 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de moeder en de stiefvader, bijgestaan door hun beider advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw P. van Vessem namens de raad.
Jeugdzorg is, ondanks daartoe correct te zijn opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen ter zitting.
De advocaat van de moeder en de stiefvader heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
De advocaat van de vader heeft ter zitting een afschrift van een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 2 april 2013 overgelegd.
De hierna te noemen minderjarige [minderjarige] is in raadkamer gehoord.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, voor zover in hoger beroep in geschil, - uitvoerbaar bij voorraad - de na te noemen minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van zes maanden met benoeming van Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te Rotterdam, tot stichting in de zin van de Wet op de jeugdzorg. Tevens is met ingang van 10 januari 2013 machtiging verleend tot plaatsing van de minderjarige in een netwerkplaatsing bij de vader/grootvader (vz) tot 10 juli 2013.
In hoger beroep is gebleken dat de vader bij voormelde beschikking van 2 april 2013 samen met de moeder is belast met het ouderlijk gezag over de na te noemen minderjarige [minderjarige].
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de netwerkplaatsing van de minderjarige [minderjarige], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats], voor de periode van 10 januari 2013 tot 10 juli 2013.
2. De moeder en de stiefvader verzoeken de bestreden beschikking op dat punt te vernietigen dat de uithuisplaatsing van de minderjarige wordt uitgesproken voor een bepaalde termijn, waarbij wordt afgezien van een netwerkplaatsing bij vader.
3. De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

De ontvankelijkheid van stiefvader

4.
Door de vader is ter zitting gesteld dat de stiefvader geen belanghebbende is in deze procedure en derhalve niet kan worden ontvangen in het hoger beroep. Het hof overweegt als volgt. Als niet weersproken staat vast dat de stiefvader gedurende een periode van vijf jaar met de moeder en de minderjarige in gezinsverband heeft gewoond. Om die reden kan de stiefvader worden aangemerkt als een ander die het minderjarig kind als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt zodat hij als belanghebbende dient te worden aangemerkt en derhalve ontvankelijk is in het hoger beroep.

De netwerkplaatsing van de minderjarige bij de vader

5.
De moeder erkent dat de minderjarige hulp nodig heeft en dat zij in dat kader niet langer thuis kan wonen. De moeder kan zich echter niet verenigen met de plaatsing van de minderjarige bij de vader. De vader biedt de minderjarige niet de juiste hulp en te weinig structuur. Bovendien woont de vader normaliter op Mallorca, maar verblijft hij nu in Nederland bij zijn vader in een tweekamerwoning, die te klein is om de minderjarige te plaatsen. De moeder vreest tot slot dat de vader zich samen met de minderjarige definitief op Mallorca wil vestigen.
6.
De vader stelt dat het momenteel goed gaat met de minderjarige. De woning van vader en grootvader is geschikt om de minderjarige op te laten groeien, hetgeen ook door Jeugdzorg is bevestigd. De vader heeft ter zitting voorts gesteld dat hij weliswaar in de toekomst graag terug wil gaan naar Mallorca, maar dat op dit moment zijn prioriteit ligt bij de minderjarige. De vader zal derhalve in Nederland blijven zolang dit voor de minderjarige noodzakelijk is.
7.
De raad stelt dat zij, gelet op de beperkte periode die in hoger beroep voor ligt, namelijk tot 10 juli 2013, het niet in het belang acht van de minderjarige om haar nu elders te plaatsen. De raad zal binnenkort een aanvang maken met een nieuw raadsonderzoek. De zorgen van de ouders zullen dan worden besproken en worden meegenomen in het onderzoek.
8.
Het hof overweegt als volgt. De machtiging voor de netwerkplaatsing van de minderjarige bij de vader is verleend tot 10 juli 2013. Over de periode hierna zal door de rechtbank een nieuwe beslissing worden gegeven. De zitting ter zake hiervan is reeds gepland. Aan het hof ligt derhalve slechts voor de plaatsing van de minderjarige bij vader voor een periode van minder dan twee maanden.
9.
Ter zitting is gebleken dat het bezwaar van de moeder tegen de netwerkplaatsing bij de vader vooral is gelegen in haar grote zorg dat de vader mogelijk verhuist samen met de minderjarige naar Mallorca. De vader heeft ter zitting onbestreden gesteld, dat hoewel hij op termijn graag terug wil naar Mallorca, hij dit in ieder geval niet zal doen vóór 10 juli 2013. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder voor het overige onvoldoende gemotiveerde feiten en omstandigheden gesteld om de minderjarige niet tot 10 juli 2013 bij de vader te kunnen laten verblijven. Ook door de raad of Jeugdzorg zijn geen zorgen geuit ter zake van de plaatsing bij de vader. Naar het oordeel van het hof bestaat er aldus geen grond de minderjarige elders te plaatsen. Hierbij neemt het hof tevens in aanmerking dat de minderjarige tijdens het kindverhoor heeft aangegeven het bij de vader naar haar zin te hebben en absoluut niet in een instelling geplaatst te willen worden.
10.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof het verzoek van de moeder zal afwijzen en zal beslissen als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Kempen, Stollenwerck en Otter, bijgestaan door mr. Braat als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2013.