Uitspraak
20 augustus 2007 – de door de vader aan de moeder met ingang van 14 december 2011 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen bepaald op € 215,- per kind per maand, vanaf 3 juli 2012 telkens bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen.
niet-ontvankelijk te verklaren, althans het door hem verzochte af te wijzen, met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
Wijziging van omstandigheden
Behoefte van de minderjarige en jongmeerderjarige
Draagkracht van de vader
5 februari 2013 volgt dat de vordering van het LBIO op die datum nog € 4.710,78 bedraagt en dat de vordering van D.L. Verstoep Transport V.O.F. nog € 1.121,44 bedraagt. Voorts volgt uit die brief dat 10.23% van de inhoudingen via het loonbeslag wordt gereserveerd voor het LBIO en 8% voor D.L. Verstoep Transport V.O.F. De rest is een inhouding voor de Ribank N.V. In totaal ‘profiteren’ derhalve een drietal schuldeisers van het loonbeslag. Blijkens de door de vader overgelegde salarisspecificaties (productie 5 bij het faxbericht van 2 januari 2013) bedraagt het door Janssen & Janssen c.s. (Incasso & Gerechtsdeurwaarders) gelegde loonbeslag ongeveer € 868,- per maand. Uit de door de vader overgelegde salarisspecificaties (bijlage 2 bij de stukken uit eerste aanleg) volgt dat er in ieder geval sinds april 2011 loonbeslag ligt. Het hof is gezien dit alles van oordeel dat de vader gedurende de periode dat sprake is van loonbeslag geen draagkracht heeft (gehad) enige kinderalimentatie te betalen. Nu het (zelfstandig) verzoekschrift van de vader echter eerst is ingediend op 7 februari 2012 zal het hof de door de vader te betalen kinderalimentatie ingaande die datum op nihil stellen. De moeder heeft met ingang van die datum er rekening mee kunnen houden dat de kinderalimentatie eventueel zou kunnen worden gewijzigd. Dit leidt in zoverre tot vernietiging van de bestreden beschikking.
Draagkracht moeder
Draagkrachtvergelijking
Zorgkosten
mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2013.