ECLI:NL:GHDHA:2013:2810

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
200.122.325/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Dijk
  • H. Husson
  • A. van der Burght
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partneralimentatie op basis van gewijzigde omstandigheden

In deze zaak gaat het om de wijziging van de partneralimentatie die de man aan de vrouw moet betalen. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de alimentatie met ingang van 1 juli 2012 op nihil was gesteld. De vrouw verzoekt het hof om de alimentatie opnieuw vast te stellen, terwijl de man verzoekt om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar grieven of haar verzoeken af te wijzen. Het hof heeft de zaak op 27 juni 2013 mondeling behandeld.

De vrouw stelt dat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden, omdat het inkomen van de man gelijk is gebleven en hij nu gehuwd is met een vrouw uit de Oekraïne die voor haar eigen levensonderhoud kan zorgen. De man daarentegen stelt dat hij sinds maart 2013 hogere woonlasten heeft en dat hij niet meer samenwoont met zijn vrouw in de Oekraïne. Het hof oordeelt dat de man niet heeft aangetoond dat er sinds de eerdere uitspraak van de rechtbank sprake is van gewijzigde omstandigheden die de wijziging van de alimentatie rechtvaardigen.

Het hof concludeert dat de vrouw geen aanvullende behoefte heeft aan een bijdrage van de man, omdat zij in staat is om zelf in haar levensonderhoud te voorzien. De alimentatie wordt met ingang van 1 maart 2013 op nihil gesteld, en de eerdere beschikking van de rechtbank wordt vernietigd. De beslissing is genomen door de rechters M. van Dijk, H. Husson en A. van der Burght, en is uitgesproken op 17 juli 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 17 juli 2013
Zaaknummer : 200.122.325/01
Rekestnummer rechtbank : F1 RK 12-2806
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr.drs. M.T. Dijkstra te Vlaardingen,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.W.M. Roozeboom te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 20 februari 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
23 november 2012 van de rechtbank Rotterdam.
De man heeft op 6 mei 2013 een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 27 juni 2013 mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 3 oktober 2005 gewijzigd in die zin, dat de daarbij aan de man opgelegde uitkering tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 juli 2012 op nihil is bepaald.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de bijdrage in de kosten van levensonderhoud voor de vrouw (hierna ook: partneralimentatie) .
2. De vrouw verzoekt het hof bij beschikking, voor zover de wet het toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
I het verzoek van de man tot nihilstelling partneralimentatie niet-ontvankelijk te verklaren aangezien de man niet heeft aangetoond dat er sinds de uitspraak van de rechtbank van 3 oktober 2005 sprake zou zijn van gewijzigde omstandigheden in de zin die de wet voorschrift;
II wanneer het hof van oordeel is dat het verzoek van de man wel ontvankelijk verklaard dient te worden, dit verzoek af te wijzen aangezien er hier geen sprake is van gewijzigde omstandigheden in de zin die de wet voorschrijft en de beschikking van de rechtbank van 3 oktober 2005 in stand te laten in dier voege dat de door de man te betalen partneralimentatie van de vrouw met ingang van juli 2006 zoals door partijen is afgesproken wordt vastgesteld op € 300,- per maand.
3. De man bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de vrouw primair niet-ontvankelijk te verklaren in haar grieven en subsidiair haar verzoeken af te wijzen.

Wijziging van omstandigheden

4.
De vrouw stelt zich samengevat weergegeven op het standpunt dat geen sprake is van een wijziging van omstandigheden, nu het inkomen van de man hetzelfde is als ten tijde van de vaststelling van de partneralimentatie toen de man, eveneens als thans, woonachtig was in Nederland. Het enige verschil bestaat volgens de vrouw daarin dat de man thans gehuwd is met een vrouw uit de Oekraïne. Echter, deze vrouw kan in haar eigen levensonderhoud voorzien, aldus de vrouw. Voorts stelt de vrouw dat de rechtbank onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt op basis van welke gegevens zij tot het oordeel is gekomen dat de man geen draagkracht heeft. Daarnaast zijn de woonlasten van de man volgens de vrouw niet inzichtelijk gemaakt. Bovendien, zo stelt de vrouw, dienen aan de beëindiging van de alimentatie hoge motiveringseisen te worden gesteld. Tot slot betoogt de vrouw dat zij nog steeds behoefte heeft aan een bijdrage.
5.
De man stelt dat wel degelijk sprake is van een wijziging van omstandigheden. Ten tijde van het maken van de afspraken over de partneralimentatie was hij officieel woonachtig bij zijn zus in Nederland maar feitelijk in de Oekraïne bij zijn nieuwe vrouw. Hij woont niet meer samen met zijn echtgenote. Hij bezoekt haar in de Oekraïne thans ongeveer drie keer per jaar. Hij was nooit langer dan enkele maanden aaneen in de Oekraïne. De man is thans weer woonachtig in Nederland, omdat hij niet kan aarden in de Oekraïne. De man stelt sinds maart 2013 een huurwoning in Nederland te hebben waarvoor hij een huur van € 551,59 per maand betaalt. Voor maart 2013 was hij inwonend bij zijn zus.
6.
Gelet op hetgeen de vrouw in hoger beroep heeft gesteld, zal het hof beoordelen of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Er dient zich een zodanige wijziging van omstandigheden te hebben voorgedaan dat de beschikking van 3 oktober 2005, waarin de onderhoudsverplichting is vastgesteld, niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet.
7.
Niet in geschil is dat de man sinds maart 2013 hogere woonlasten heeft. Sinds maart 2013 betaalt hij een huur van € 551,59, welke huur inmiddels weer enigszins is verhoogd. Voordien was hij officieel woonachtig bij zijn zus in Nederland. Het hof is van oordeel dat deze lastenverhoging in ieder geval een wijziging van omstandigheden als bedoeld in voormeld wetsartikel betekent. Nu zich een wijzigingsgrond als bedoeld in artikel 1:401 lid 1, BW voordoet, zal het hof beoordelen of de alimentatieverplichting van de man nog voldoet aan de wettelijke maatstaven. Het hof overweegt dat niet kan worden vastgesteld of de man ten tijde van het maken van de afspraken over de partneralimentatie in juli 2006 feitelijk woonachtig was in de Oekraïne of in Nederland en derhalve of de thans door de man gestelde terugkeer naar Nederland een wijziging van omstandigheden betreft.

Behoeftigheid van de vrouw

8.
De man heeft zich op het standpunt gesteld dat de vrouw geen aanvullende behoefte heeft aan een bijdrage. Volgens de man moet de vrouw thans in staat worden geacht zelf in de kosten van haar levensonderhoud te voorzien.
9.
De vrouw stelt dat zij wel degelijk nog een aanvullende behoefte heeft. Zo heeft zij thans een arbeidsovereenkomst op afroep, waardoor zij een aantal maanden inkomen genereert en een aantal maanden niet. Hierdoor ligt haar inkomen op ongeveer € 800,- per maand. Zij zou wel genoegen kunnen nemen met een lager bedrag dan € 300,- aan partneralimentatie per maand. Ter zitting heeft de vrouw medegedeeld dat haar dochter een gedeelte van de huur meebetaalt.
10.
Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken volgt dat de vrouw in 2011 een inkomen genoot van € 22.113,-. Het hof verwijst daarvoor naar de voorlopige aanslag over het jaar 2011 waarin het verzamelinkomen is bepaald op dat bedrag. Dit stuk is door de vrouw overgelegd bij de processtukken in eerste aanleg. Hoewel de vrouw heeft gesteld dat zij thans een lager inkomen geniet, heeft zij ter onderbouwing daarvan geen gegevens overgelegd. Zo zijn geen salarisspecificaties overgelegd van na het ingaan van haar arbeidsovereenkomst op afroep op 27 juni 2012. Daarbij komt nog dat de dochter van de vrouw een bijdrage levert aan de huur. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de vrouw geen aanvullende behoefte meer heeft aan een bijdrage van de man. Het hof zal de door de man te betalen partneralimentatie met ingang van 1 maart 2013 op nihil bepalen, zijnde de datum waarop zich bij de man in ieder geval een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan. Dit leidt in zoverre tot vernietiging van de bestreden beschikking.
11.
Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 3 oktober 2005 van de rechtbank Rotterdam - de uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw ten laste van de man, met ingang van 1 maart 2013 op nihil;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, Husson en Van der Burght, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2013.