Uitspraak
23 november 2012 van de rechtbank Rotterdam.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om de wijziging van de partneralimentatie die de man aan de vrouw moet betalen. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de alimentatie met ingang van 1 juli 2012 op nihil was gesteld. De vrouw verzoekt het hof om de alimentatie opnieuw vast te stellen, terwijl de man verzoekt om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar grieven of haar verzoeken af te wijzen. Het hof heeft de zaak op 27 juni 2013 mondeling behandeld.
De vrouw stelt dat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden, omdat het inkomen van de man gelijk is gebleven en hij nu gehuwd is met een vrouw uit de Oekraïne die voor haar eigen levensonderhoud kan zorgen. De man daarentegen stelt dat hij sinds maart 2013 hogere woonlasten heeft en dat hij niet meer samenwoont met zijn vrouw in de Oekraïne. Het hof oordeelt dat de man niet heeft aangetoond dat er sinds de eerdere uitspraak van de rechtbank sprake is van gewijzigde omstandigheden die de wijziging van de alimentatie rechtvaardigen.
Het hof concludeert dat de vrouw geen aanvullende behoefte heeft aan een bijdrage van de man, omdat zij in staat is om zelf in haar levensonderhoud te voorzien. De alimentatie wordt met ingang van 1 maart 2013 op nihil gesteld, en de eerdere beschikking van de rechtbank wordt vernietigd. De beslissing is genomen door de rechters M. van Dijk, H. Husson en A. van der Burght, en is uitgesproken op 17 juli 2013.