4.2. Uitgaande van de pleitnota en het ter zitting verhandelde stelt belanghebbende zich primair op het standpunt dat het resultaat van de herwaardering op grond van artikel 15ab, zesde lid, van de Wet niet kan worden aangemerkt als een voordeel uit onderneming omdat zij haar oorzaak vindt in de aandeelhoudersrelatie tussen [C] b.v. en belanghebbende; in dit verband stelt belanghebbende zich mede op het standpunt dat onverkorte toepassing van artikel 15ab, zesde lid, van de Wet, mede bezien in het licht van artikel 15ab, zevende lid, van de Wet (tekst december 2005), in een situatie als de onderhavige leidt tot overkill.
Subsidiair stelt belanghebbende zich op het standpunt dat gelet op de toepasselijke leningsvoorwaarden de lening feitelijk functioneert als eigen vermogen in de zin van artikel 10, tweede lid, onderdelen a en (naar het Hof begrijpt) b, van de Wet in samenhang met artikel 10, eerste lid, onderdeel d, en artikel 10, vierde lid, van de Wet (oud), met als gevolg dat de vrijval op grond van artikel 15ab, zesde lid, van de Wet niet leidt tot het in aanmerking nemen van belastbare winst door belanghebbende.
Meer subsidiair stelt belanghebbende zich op het standpunt dat op grond van de toepasselijke leningsvoorwaarden sprake is van een onzakelijke lening, met als gevolg dat de vrijval welke plaatsvindt ingevolge artikel 15ab, zesde lid, van de Wet niet leidt tot het in aanmerking nemen van belastbare winst op het niveau van belanghebbende.
Meer meer subsidiair verdedigt belanghebbende het standpunt dat de aanpassing van de leningsvoorwaarden, zoals deze in 1998 heeft plaatsgevonden, op grond van goed koopmansgebruik noopte tot discontering van de lening op de fiscale balans van belanghebbende. Met inachtneming van de foutenleer dient de lening thans aan het begin van het oudste nog openstaande jaar (2004) alsnog op de contante waarde te worden gesteld. Omdat de contante waarde van een dergelijke schuld niet hoger is dan de bedrijfswaarde van de corresponderende vordering bij de moedermaatschappij heeft toepassing van artikel 15ab, zesde lid, van de Wet aan het einde van het onderhavige jaar in ieder geval niet tot gevolg dat belanghebbende enige winst hoeft te nemen.
Meest subsidiair neemt belanghebbende het standpunt in dat belanghebbende niet is aan te merken als ”maatschappij” als is bedoeld in artikel 15ab, zesde lid, van de Wet en om die reden niet genoodzaakt is winst te nemen uit hoofde van een herwaardering van de schuld aan haar moedermaatschappij.