ECLI:NL:GHDHA:2013:2670

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
22005639-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraffen voor gewelddadige woningovervallen in Alphen aan den Rijn

Op 18 juli 2013 heeft het Gerechtshof Den Haag vijf mannen veroordeeld voor hun betrokkenheid bij gewelddadige woningovervallen in Alphen aan den Rijn. De verdachten werden beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving, bedreiging met vuurwapens, poging tot diefstal met geweld en poging tot afpersing. Het hof legde gevangenisstraffen op variërend van vier jaar en negen maanden tot negen jaar en zes maanden. De zaak kwam voort uit een overval op een gezin waarbij de slachtoffers onder bedreiging van vuurwapens werden gedwongen om informatie te geven over een kluis op het werk van de vrouw. De verdachten werden ook vervolgd voor een tweede overval op een ander echtpaar, waarbij geweld werd gebruikt en autosleutels werden ontvreemd. Het hof oordeelde dat de verdachten in vereniging handelden en dat hun daden een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers vormden. De impact van de overvallen op de slachtoffers was aanzienlijk, wat het hof zwaar meeweegt in de strafmaat. De verdediging voerde aan dat er sprake was van schending van procesrechten door getuigenvoorbereiding, maar het hof oordeelde dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De gevangenisstraffen werden opgelegd met inachtneming van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten.

Uitspraak

PROMIS

Rolnummer: 22005639-11
Parketnummer: 09-753435-10
Datum uitspraak: 18 juli 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 november 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte 3],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
28 september 2012 en 5 oktober 2012 en 21, 24 en 28 mei 2013 en 25 juni 2013 en 4 juli 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

2.Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, eerste en tweede cumulatief, 2 primair, eerste en tweede cumulatief, 3, 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep, telkens met de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. Ook is een beslissing genomen ten aanzien van de in beslag genomen goederen als nader is omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

3.Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één (of meer) perso(o)n(en), genaamd [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of hun twee kinderen, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten die [aangever 1] en/of [aangever 2], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft/is hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen:
- met onherkenbaar gemaakt gelaat en/of vermomming de woning van die [aangever 1]
en/of [aangever 2] binnengedrongen en/of
  • vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [aangever 2] gehouden en/of
  • vervolgens/daarbij) die [aangever 2] gedwongen om op de grond te gaan zitten en/of (daarbij) (dreigend) de woorden toegevoegd: "Als je opkijkt, doe ik je wat aan" en/of "je gaat eraan als je kijkt of beweegt, je gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • die [aangever 2] in een wurggreep gehouden en/of
  • tegelijkertijd) de trap opgelopen en/of aan die [aangever 1] en/of die [aangever 2] gevraagd hoeveel kinderen boven in de woning waren en/of die kinderen uit bed gehaald en/of samen op één slaapkamer vastgehouden en/of
  • tegelijkertijd) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [aangever 1] gehouden en/of
  • vervolgens/daarbij) die [aangever 1] gedwongen om te gaan zitten waarbij verdachte en/of één van zijn mededader(s) haar ogen en/of mond bedekt hield en/of
  • vervolgens) (onder meer) aan die [aangever 1] gevraagd waar die [aangever 1] werkzaam was en/of hoeveel geld erin de kluis lag en/of wanneer het tijdslot van de kluis geopend kon worden en/of of die [aangever 1] zelf in staat was om de kluis te openen en/of wie morgen als eerste op het werk zou beginnen en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: "Lieg niet, want ik schiet je hartstikke dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • vervolgens) tegen die [aangever 1] en [aangever 2] gezegd "pas op, die handgranaat staat op scherp", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend;
  • met onherkenbaar gemaakt gelaat en/of vermomming de woning van die [aangever 1] en/of [aangever 2] binnengedrongen en/of
  • vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [aangever 2] gehouden en/of
  • vervolgens/daarbij) die [aangever 2] gedwongen om op de grond te gaan zitten en/of (daarbij) (dreigend) de woorden toegevoegd: "Als je opkijkt, doe ik je wat aan" en/of "je gaat eraan als je kijkt of beweegt, je gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • die [aangever 2] in een wurggreep gehouden en/of
  • tegelijkertijd) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [aangever 1] gehouden en/of
  • vervolgens/daarbij) die [aangever 1] gedwongen om te gaan zitten waarbij verdachte en/of één van zijn mededader(s) haar ogen en/of mond bedekt hield en/of
  • vervolgens) (onder meer) aan die [aangever 1] gevraagd waar die [aangever 1] werkzaam was en/of hoeveel geld erin de kluis lag en/of wanneer het tijdslot van de kluis geopend kon worden en/of of die [aangever 1] zelf in staat was om de kluis te openen en/of wie morgen als eerste op het werk zou beginnen en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: "Lieg niet, want ik schiet je hartstikke dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • vervolgens) tegen die [aangever 1] en [aangever 2] gezegd "pas op, die handgranaat staat op scherp", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn en/of te Zoeterwoude, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] ([kantoor bedrijf] gevestigd te Zoeterwoude), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
  • met onherkenbaar gemaakt gelaat en/of vermomming de woning van die [aangever 1] en/of [aangever 2] binnengedrongen en/of
  • vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [aangever 2] gehouden en/of
  • vervolgens/daarbij) die [aangever 2] gedwongen om op de grond te gaan zitten en/of (daarbij) (dreigend) de woorden toegevoegd: "Als je opkijkt, doe ik je wat aan" en/of "je gaat eraan als je kijkt of beweegt, je gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • die [aangever 2] in een wurggreep gehouden en/of
  • tegelijkertijd) de trap opgelopen en/of aan die [aangever 1] en/of die [aangever 2] gevraagd hoeveel kinderen boven in de woning waren en/of die kinderen uit bed gehaald en/of samen op één slaapkamer vastgehouden en/of
  • tegelijkertijd) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [aangever 1] gehouden en/of
  • vervolgens/daarbij) die [aangever 1] gedwongen om te gaan zitten waarbij verdachte en/of één van zijn mededader(s) haar ogen en/of mond bedekt hield en/of
  • vervolgens) (onder meer) aan die [aangever 1] gevraagd waar die [aangever 1] werkzaam was en/of hoeveel geld erin de kluis lag en/of wanneer het tijdslot van de kluis geopend kon worden en/of of die [aangever 1] zelf in staat was om de kluis te openen en/of wie morgen als eerste op het werk zou beginnen en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: "Lieg niet, want ik schiet je hartstikke dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • vervolgens) tegen die [aangever 1] en [aangever 2] gezegd "pas op, die handgranaat staat op scherp", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 310 Wetboek van Strafrecht
art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn en/of te Zoeterwoude, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] en/of [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] ([kantoor bedrijf] gevestigd te Zoeterwoude), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
  • met onherkenbaar gemaakt gelaat en/of vermomming de woning van die [aangever 1] en/of [aangever 2] binnengedrongen en/of
  • vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [aangever 2] gehouden en/of
  • vervolgens/daarbij) die [aangever 2] gedwongen om op de grond te gaan zitten en/of (daarbij) (dreigend) de woorden toegevoegd: "Als je opkijkt, doe ik je wat aan" en/of "je gaat eraan als je kijkt of beweegt, je gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • die [aangever 2] in een wurggreep gehouden en/of
  • tegelijkertijd) de trap opgelopen en/of aan die [aangever 1] en/of die [aangever 2] gevraagd hoeveel kinderen boven in de woning waren en/of die kinderen uit bed gehaald en/of samen op één slaapkamer vastgehouden en/of
  • tegelijkertijd) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [aangever 1] gehouden en/of
  • vervolgens/daarbij) die [aangever 1] gedwongen om te gaan zitten waarbij verdachte en/of één van zijn mededader(s) haar ogen en/of mond bedekt hield en/of
  • vervolgens) (onder meer) aan die [aangever 1] gevraagd waar die [aangever 1] werkzaam was en/of hoeveel geld erin de kluis lag en/of wanneer het tijdslot van de kluis geopend kon worden en/of of die [aangever 1] zelf in staat was om de kluis te openen en/of wie morgen als eerste op het werk zou beginnen en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: "Lieg niet, want ik schiet je hartstikke dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • vervolgens) tegen die [aangever 1] en [aangever 2] gezegd "pas op, die handgranaat staat op scherp", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 juni 2010 tot en met 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn en/of Zoeterwoude en/of Breda en/of Leidschendam en/of Delft en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving acht jaren of meer is gesteld, te weten:
  • afpersing (in vereniging) als omschreven in artikel 317 Wetboek van Strafrecht en/of
  • diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen (n vereniging) als omschreven in artikel 312 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk:
  • een (of meer) huurauto('s), te weten een VW Golf met kenteken [kenteken 1] en/of een VW Golf met kenteken [kenteken 2] heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
  • een gestolen VW Golf met (eveneens gestolen) kentekenplaten [kenteken 3] heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
  • in die periode met (een van) die auto('s) voorverkenningen heeft gedaan, te weten:
  • in die periode meermalen, althans eenmaal, met (een van) die auto('s) langs de woning van [medewerker 1], wonende in Schipluiden, medewerker van [bedrijf] is/zijn gereden en/of
  • in die periode meermalen, althans eenmaal, met (een van) die auto('s) langs de woning van [aangever 1], wonende in Alphen aan de Rijn, medewerkster van [bedrijf] is/zijn gereden en/of
  • in die periode meermalen, althans eenmaal, met (een van) die auto('s) langs [kantoor bedrijf] van [bedrijf] in Zoeterwoude is/zijn gereden en/of
  • in die periode meermalen, althans eenmaal, met (een van) die auto('s) langs de woning van [medewerker 2], wonende te Leiden, medewerkster van [bedrijf] is/zijn gereden en/of
  • een (of meer) vuurwapen(s), althans (een of meer) op (een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
  • een) pruik(en) en/of plaksnor(ren) en/of vermommingsmateriaal heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
  • duck tape en/of tie raps heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen autosleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3] en/of [aangever 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
  • via de tuindeur) binnendringen van de woning van die [aangever 3] en/of [aangever 4] en/of (daarbij) zeggen "opzij en/of ga weg" en/of
  • vervolgens) zeggen "ik schiet, ik schiet"en/of (daarbij) eenmaal schieten met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
  • vervolgens) (hard) met een hard/stomp voorwerp eenmaal tegen het (achter) hoofd van die [aangever 3] slaan en/of
  • vervolgens/daarbij) zeggen/roepen "waar zijn de autosleutels en/of geef de autosleutels" en/of
  • vervolgens) de autosleutels uit een pot wegnemen;
4.
hij op of omstreeks 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Ford Focus [kenteken 5]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
5.
hij op of omstreeks 28 juni 2010 te Delft en/of Alphen aan den Rijn en/of Waddinxveen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een of meer wapens van categorie III, te weten:
  • een pistool (Star 7.62mm) en/of
  • een pistool (Browning 9mm) en/of,
  • een pistool (Walther 9mm),
en/of munitie van categorie III, te weten:
  • zes, althans een of meer kogelpatro(o)n(en) behorende bij een pistool Star kaliber 7.62mm en/of
  • tien, althans een of meer kogelpatro(o)n(en) behorende bij een pistool Browning kaliber 9mm en/of
  • vijf, althans een of meer kogelpatro(o)n(en) behorende bij een pistool Walther kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.

4.Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

5.Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

5.1
Standpunt van de verdediging
Van de zijde van de verdachte is betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte, nu sprake is van een ernstige schending van de beginselen van een goede procesorde, waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van (mede)verdachtes belangen tekort is gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van de zaak, zo althans wordt het door de verdediging gevoerde verweer verstaan.
Ter onderbouwing van dit standpunt is door de verdediging – kort en zakelijk weergegeven – het navolgende aangevoerd:
Er is sprake geweest van een ontoelaatbare getuigentraining waarmee daadwerkelijk is beoogd de verklaringen van de verschillende getuigen te beïnvloeden. Voorts heeft de training geleid tot gewijzigde verklaringen, onder meer betreffende de signalementen, waardoor aan de verdediging de mogelijkheid is ontnomen om de rechtmatigheid van de staandehouding en aanhouding van de (mede)verdachten [verdachte 2], [verdachte 1] en [verdachte 3] te toetsen. Daarmee is er geen sprake van een eerlijk proces.
Er zijn fundamentele beginselen van een goede procesorde geschonden doordat noch door de drie eerst gehoorde verbalisanten noch door de officier van justitie op enig moment melding is gemaakt van de getuigentraining, hoewel door de rechter-commissaris is gevraagd naar de voorbereiding op het verhoor en de onderlinge contacten tussen de medeverbalisanten.
De getuigen [verbalisant 2], [verbalisant 1], [verbalisant 6] en [docente] hebben een leugenachtige verklaring afgelegd over (hun deelname aan) de getuigentraining.
5.2
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft bepleit dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de strafvervolging van de verdachte. Uit de gang van zaken omtrent de voorbereidende bijeenkomst, zoals daarvan is gebleken uit verklaringen die daarover door verschillende getuigen zijn afgelegd, volgt geenszins dat die bijeenkomst heeft geleid tot het onderling afstemmen van de verklaringen van de verbalisanten of dat afbreuk is gedaan aan het waarheidsgehalte van die verklaringen. Alhoewel met het houden van de bijeenkomst, en door deze in eerste instantie niet te vermelden tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris, wel de schijn kon worden gewekt dat daarmee mede werd beoogd de getuigen te beïnvloeden, is deze schijn echter onvoldoende om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde.
5.3
Oordeel van het hof
5.3.1
Juridisch kader
In het arrest van 24 oktober 2000, LJN AA7779 overwoog de Hoge Raad, voor zover hier van belang, het volgende over getuigentrainingen die in het kader van een strafzaak hebben plaatsgevonden:
“4.1.Het middel komt op tegen de verwerping door het Hof van een in hoger beroep gevoerd verweer dat strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging.
Dat verweer hield in dat de door de verdediging als getuige opgeroepen CID-chefs en opsporingsambtenaren tevoren op initiatief van het CID een zogeheten ‘getuigentraining’ hebben ondergaan en daardoor dusdanig zouden zijn beïnvloed dat geen sprake meer kan zijn van een ‘fair trial’.
4.2.Het Hof heeft dat verweer (…) verworpen (…).
4.3.De gedachtegang van het Hof komt op het volgende neer. Het Hof heeft bij de verwerping van het verweer als feitelijk uitgangspunt genomen dat de door een bedrijfspsycholoog aan de desbetreffende — op verzoek van de verdediging in hoger beroep als getuige opgeroepen — politieambtenaren voorafgaande aan hun verhoor in hoger beroep gegeven training slechts diende tot het:
a) bijdragen aan de stressbestendigheid, mede om te voorkomen dat de getuige in paniek of verwarring zou raken als in snelle opvolging een groot aantal vragen op hem zou worden afgevuurd;
b) aanwijzingen geven over gedrag en houding tijdens het verhoor;
c) opfrissen van dossierkennis (noodzakelijk geacht vanwege de omvang van de zaak) mede ter wille van het zelfvertrouwen.
Het Hof heeft geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat een dergelijke — op initiatief van de leidinggevenden bij de politie — aan politieambtenaren aangeboden training heeft plaatsgevonden, niet meebrengt dat in deze zaak van een eerlijk proces geen sprake kan zijn.
Het Hof heeft de wijze waarop de training is gegeven om een aantal redenen onverstandig geacht en geoordeeld dat daardoor de schijn is gewekt dat met die training (mede) werd beoogd de door de getuigen af te leggen verklaringen te beïnvloeden.
Voor de beantwoording van de vraag of de belangen van de verdediging wezenlijk zijn geschaad heeft het Hof beslissend geacht of met die training daadwerkelijk is beoogd de getuigen te beïnvloeden ‘ten detrimente van het waarheidsgehalte van hun verklaring’ en voorts of die training tot gevolg heeft gehad dat de getrainde getuigen de hun ter terechtzitting gestelde vragen niet naar behoren en naar waarheid hebben beantwoord. Het Hof heeft een en ander niet aannemelijk bevonden en is uiteindelijk tot de slotsom gekomen dat van wezenlijke schending van de belangen van de verdediging, welke zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging, geen sprake is geweest.
4.4.Die gedachtegang, waarin besloten ligt 's Hofs juiste oordeel dat een getuigentraining van deze aard achterwege had dienen te blijven, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, in het bijzonder niet omtrent het bepaalde in art. 6 EVRM, terwijl zij evenmin onbegrijpelijk is.
4.5.Het middel faalt dus.”
Reden waarom het hof in de desbetreffende zaak van oordeel was dat de getuigentraining van dien aard achterwege had moeten blijven was onder meer omdat:
“(…) gestelde vragen telkens waren ontleend aan en (vrijwel uitsluitend) betrekking hadden op juist de materie waarover — naar (…) verwacht — de getuige ter terechtzitting zou worden gehoord (…). Voor geen van de hiervoor vermelde drie doelstellingen was dat noodzakelijk; de getuigen zouden hun geheugen ook zeer wel op eigen houtje aan de hand van de (oude) stukken hebben kunnen opfrissen. Onverstandig, omdat daardoor de schijn is gewekt dat het tevens de bedoeling was te voorkomen dat de getuigen zouden verklaren in een door KTR-functionarissen niet gewenste zin.
Die schijn is versterkt doordat de trainingsgesprekken met de externe CID-chefs op uitnodiging van het KTR en in een KTR-setting hebben plaatsgevonden, met nota bene — in elk geval naar de schijn — belanghebbende KTR-leden als toehoorder en/of klankbord. Dit levert een drievoudige onderstreping van het woord oordeel ‘onverstandig’ op.”
De Hoge Raad heeft voorts in het arrest van 16 april 2013, LJN BZ7150, in de lijn van de zogenoemde “Zwolsman-jurisprudentie”, het volgende overwogen met betrekking tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in geval van een schending van de belangen van de verdediging:
“3.4. Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging als in art. 359a Sv voorzien rechtsgevolg komt slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een goede procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan (vgl. HR 30 maart 2004, LJN AM2533, NJ 2004/376, rov. 3.6.5).”
De Hoge Raad heeft dit criterium niet alleen toegepast bij vormverzuimen in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Het criterium is ook buiten het kader van artikel 359a Wetboek van Strafvordering toegepast bij inbreuken die door met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren zijn gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 8 juli 2008, LJN BC5973 en HR 25 september 2012, NJ 2013, 13).
5.3.2
Feitelijke toedracht van de bijeenkomst
Het hof gaat op grond van de processen-verbaal van de verhoren die in eerste aanleg en in de fase van het hoger beroep bij de rechter-commissaris hebben plaatsgevonden, de getuigenverklaringen afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 21 en 24 mei 2013, het aanvullend proces-verbaal van teamleider [teamleider] d.d. 28 maart 2011 [1] , alsmede de overige stukken van het geding uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
5.3.2.1 Aanloop naar de bijeenkomst
Op 15 februari 2011 heeft op het hoofdkantoor van de politie Hollands Midden een bijeenkomst plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren de verbalisanten die als getuige waren opgeroepen om bij de rechter-commissaris te verschijnen en de verbalisanten [teamleider] (teamleider van het onderzoek Pluto), [dossiermaker] (dossiermaker) en [docente] (docente aan de politieacademie). [2] De aanloop naar deze bijeenkomst was als volgt.
Op de regiezitting van de rechtbank van 26 januari 2011 is door de raadslieden van de verdachten [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte 3] verzocht om de zes verbalisanten die betrokken waren bij hun staandehouding en aanhouding als getuigen te horen, teneinde de rechtmatigheid daarvan te kunnen toetsen. In de zaak tegen de verdachte [verdachte 1] is verder, blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting, ter onderbouwing van de getuigenverzoeken aangevoerd dat er onduidelijkheden zijn over het proces-verbaal opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] betreffende het aantreffen van een autosleutel bij de fouillering van [verdachte 1]. De teamleider van het politieteam, de heer [teamleider], was op de regiezitting aanwezig. [3]
De rechtbank heeft de getuigenverzoeken toegewezen en de zaken daartoe verwezen naar de rechter-commissaris. De rechtbank heeft verder bepaald dat de raadslieden van de verdachten [verdachte 4] en [verdachte 5] bij die getuigenverhoren aanwezig mochten zijn en vragen mochten stellen. De rechter-commissaris heeft de getuigen uiteindelijk in alle vijf de zaken gehoord, overigens zonder dat de raadslieden van [verdachte 4] en [verdachte 5] bij de verhoren aanwezig zijn geweest of schriftelijk vragen hadden opgegeven. [4]
Uit de verklaring van de officier van justitie afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 24 mei 2013 volgt dat zij na de regiezitting telefonisch contact heeft gezocht met [teamleider] en aan hem heeft gevraagd om de zes verbalisanten voor te bereiden op hun verhoor bij de rechter-commissaris. Zij achtte een dergelijk voorbereiding wenselijk, omdat zij veronderstelde dat de verbalisanten als verbalisanten uit de surveillancedienst geen tot weinig ervaring zouden hebben met een dergelijk verhoor. In het verzoek aan [teamleider] heeft de officier van justitie een aantal onderwerpen genoemd die bij de voorbereiding aan bod dienden te komen, zoals de setting bij de rechter-commissaris (waar zitten de procespartijen en wie begint met het stellen van vragen) en dat je als getuige goed moet luisteren en niet mag gissen bij de beantwoording van vragen.
De officier van justitie heeft verder verklaard niet met [teamleider] te hebben besproken op welke wijze en in welke vorm de voorbereiding diende plaats te vinden. Zo heeft zij niet aangegeven of de voorbereiding individueel of groepsgewijs diende te geschieden of welke stukken bij de voorbereiding dienden te worden verstrekt. De bijeenkomst zoals deze uiteindelijk heeft plaatsgevonden, was de invulling die [teamleider] heeft gegeven aan het verzoek de verbalisanten voor te bereiden op hun verhoor. [teamleider] heeft na de voorbereidingsbijeenkomst, maar nog voor de verhoren bij de rechter-commissaris, in de marge van een telefoongesprek aan de officier van justitie teruggekoppeld dat de verbalisanten zijn voorbereid. De officier van justitie heeft echter eerst tijdens het getuigenverhoor van verbalisant [verbalisant 3] op 23 maart 2011 over de vorm en inhoud van de voorbereiding vernomen.
De teamleider [teamleider] heeft op 11 mei 2011 en 3 april 2013 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij samen met de officier van justitie in een telefonisch overleg heeft besloten de zes verbalisanten voor te bereiden op hun getuigenverhoor. [5] Over de inhoudelijke vorm van de voorbereiding is niet gesproken; [teamleider] zou de voorbereiding organiseren en hier verder invulling aan geven. [6] Tijdens dat gesprek heeft hij aangegeven dat hij binnen de politie op zoek zou gaan naar deskundigheid op basis waarvan een bijeenkomst gegeven zou worden. [7] Over de voorbereiding heeft hij verder geen contact gehad met de officier van justitie. Wel heeft hij aan haar teruggekoppeld dat de training had plaatsgevonden, maar daarbij werd niet inhoudelijk over de training gesproken. [8]
Ten behoeve van de voorbereiding van de verbalisanten op het verhoor heeft [teamleider] mevrouw [docente] benaderd, die destijds als docente was verbonden aan de politieacademie. [9] [docente] gaf aan dat het niet mogelijk was om op korte termijn een reguliere rechtbanktraining te organiseren, omdat een dergelijke training meerdere dagen omvat en daarin met reeds afgedane zaken of zelf gemaakte casuïstiek wordt gewerkt. [10] Naderhand heeft [docente], tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris, als uitleg gegeven dat als regel gold dat lopende zaken niet in groepsverband zouden worden behandeld. Dan zou er namelijk sprake kunnen zijn van afstemming. [11]
Toen [teamleider] tijdens het bovengenoemde gesprek aan [docente] vroeg wat wel mogelijk was, hebben zij afgesproken dat bij de voorbereiding van de verbalisanten een uitleg zou worden gegeven over de gang van zaken tijdens een proces en een verhoor bij de rechter-commissaris, alsmede over het belang van een goede verslaglegging in het algemeen. [12] Een praktische voorbereiding op het verhoor was hierbij de eerste insteek. Dit voornemen is enigszins gekanteld, nadat [docente] aan [teamleider] had gevraagd om de stukken van de zaak, waardoor het tijdens de voorbereidingsbijeenkomst ook meer inhoudelijk over de zaak ging. [13] Volgens [docente] heeft [teamleider] bij het eerste telefooncontact een opmerking over de kwaliteit van de processen-verbaal van de betreffende verbalisanten gemaakt en haar gevraagd om dat aspect ook mee te nemen. Vandaar dat zij een aantal processen-verbaal van aanhouding voorafgaand aan de bijeenkomst toegestuurd heeft gekregen. [14]
De heer [ondersteunend coordinator], ondersteunend coördinator bij het onderzoek Pluto, heeft op 31 januari 2011 per email een uitnodiging verstuurd aan de zes verbalisanten die moesten worden voorbereid, onder meer inhoudende: [15]
“Derhalve is in overleg met [teamleider] (teamleider) en de zaaksofficier ([officier van justitie]) besloten om een soort instructie te organiseren hoe hiermee om te gaan. Wat kan je verwachten, wat voor soort vragen kunnen er op je afkomen, hoe kan/moet je reageren e.d.
(…)
Laat dit niet aan je voorbij gaan. Ik denk dat het belangrijk is om op de zitting goed beslagen ten ijs te komen.
Wij zullen zorgen dat de opgemaakte processen-verbaal, door jullie opgemaakt, aanwezig zullen zijn om nog eens door te nemen wat er nu afzonderlijk is verklaard om zodoende te zorgen dat je niet voor verrassingen komt te staan.”
Dit mailbericht is tevens verzonden naar de teamleider [teamleider] en de dossiermaker [dossiermaker]. [16]
Door dossiermaker [dossiermaker] is vervolgens een documentenset samengesteld, bestaande uit processen-verbaal opgemaakt door de op te roepen verbalisanten, alsmede het ambtelijke verslag van het voorgeleidingsdossier. [17] Deze set is een aantal dagen voorafgaand aan de bijeenkomst aan de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] verstrekt. De overige verbalisanten hebben op de bijeenkomst een set uitgereikt gekregen. [18]
Uit de verklaring van [teamleider] volgt dat het idee om tijdens de bijeenkomst stukken uit de onderhavige zaak te gebruiken afkomstig was van [docente]. [19] [docente] heeft dit echter steeds ontkend; zij zou enkel hebben verzocht om een aantal processen-verbaal van aanhouding om de kwaliteit van de verbalisanten te kunnen beoordelen in voorbereiding op de bijeenkomst. [20] Door [dossiermaker] is verklaard dat hij op eigen initiatief de set heeft samengesteld, nadat hij had vernomen dat zes verbalisanten als getuige bij de rechter-commissaris zouden worden gehoord. [21] Dat heeft hij gedaan, omdat het hem prettig zou lijken om in die situatie zijn eigen stukken te kunnen terugzien en het geheugen wat op te frissen. [22]
5.3.2.2 De bijeenkomst
Op 15 februari 2011 heeft vervolgens de bijeenkomst plaatsgevonden, waarbij naast [docente], [teamleider] en [dossiermaker] aanwezig waren de verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5], [verbalisant 6], [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. [23] Over de duur van de bijeenkomst is wisselend verklaard. Vaststaat dat deze in ieder geval niet langer dan één dagdeel heeft geduurd.
Tijdens de bijeenkomst is onder meer ingegaan op het juridisch kader van de procedure bij de rechter-commissaris tegen de achtergrond van de artikelen 348-350 Wetboek van Strafvordering en artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ook is stil gestaan bij hoe om te gaan met stress tijdens een verhoor. Daarnaast is gesproken over het eigen handelen van een verbalisant, onder meer inhoudende dat een ieder verantwoordelijk is voor zijn eigen werk en dat men zeker moet zijn van zijn antwoorden. [24]
Voorts zijn de verbalisanten op de bijeenkomst in elkaars aanwezigheid door [docente] bevraagd over de door hen opgemaakte processen-verbaal, waarbij [docente] de rol aannam van advocaat. [25] Daarbij zijn zij getraind op de formulering van de antwoorden. [26] De getuige [verbalisant 4] heeft hierover verklaard dat de processen-verbaal in ieders aanwezigheid zijn besproken, waarbij is overlegd wat beter had gekund. [docente] gaf hem als verbeterpunt aan, dat uit het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen niet duidelijk genoeg bleek waarom de drie aangehouden mannen verdacht waren. Ook werd aan elke verbalisant afzonderlijk een vraag gesteld. Die vragen werden in aanwezigheid van alle verbalisanten beantwoord. Aan de verbalisanten is onder meer gevraagd waarom zij de drie mannen verdacht vonden, nu in de processen-verbaal van aanhouding is gerelateerd dat de mannen niet voldeden aan het signalement. [27]
Dit wordt bevestigd door [teamleider], die heeft verklaard dat de verbalisanten bij zichzelf te rade moesten gaan waarom de drie aangehouden mannen verdacht waren zodat zij daarover een goed antwoord zouden kunnen formuleren. [28] De getuige [verbalisant 3] heeft hierover verklaard dat tijdens de bijeenkomst de tijdlijn is besproken vanaf de melding tot en met de aanhouding en het transport van de verdachten [verdachte 1], [verdachte 3] en [verdachte 2]. [29] Uit de verklaring van de getuige [verbalisant 2] volgt verder dat is gesproken over de zaken die de verbalisanten wel hadden waargenomen, maar die zij vervolgens niet hebben geverbaliseerd. [30] Ook uit de verklaring van [dossiermaker] volgt dat tijdens de bijeenkomst door [docente] aan de verbalisanten plenair vragen zijn gesteld over de signalementen van de drie aangehouden mannen. Hierbij reageerden de verbalisanten op elkaar in de trant van “O ja, zo ging dat” en “Nee, toen deden ze dat.” [31]
Door [docente] is meermalen benadrukt dat de verbalisanten slechts uit eigen wetenschap dienden te verklaren en niet mochten vertellen wat zij van andere collega’s hadden gehoord.
5.3.2.3 Horen van de zes verbalisanten bij de rechter-commissaris tijdens de procedure in eerste aanleg
Op 9 maart 2011 zijn de getuigen [verbalisant 6], [verbalisant 2] en [verbalisant 1] gehoord bij de rechter-commissaris. In de processen-verbaal van die verhoren zijn alleen de antwoorden opgenomen en niet de vragen. Gelet op die antwoorden ligt het echter voor de hand te veronderstellen dat aan de verbalisanten onder meer de vraag is gesteld of zij zich hebben voorbereid op het verhoor. De getuige [verbalisant 6] heeft dit met zoveel woorden bevestigd als getuige ter terechtzitting in hoger beroep. [32] Tijdens de verhoren is voorts gevraagd of er contact is geweest met medeverbalisanten over de onderhavige zaak.
Geen van de drie voornoemde getuigen heeft bij deze vragen de bijeenkomst van 15 februari 2011 genoemd, terwijl door hen wel gedetailleerd is verklaard over het contact dat zij met medeverbalisanten hebben gehad over de onderhavige zaak. [33] De getuigen [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben op 23 maart 2011 tegenover de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. Zij hebben gevraagd naar de voorbereiding op hun verhoor steeds wel de rechtbanktraining genoemd. [34]
De getuigen [verbalisant 6], [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben bij hun verhoor bij de rechter-commissaris verder over meer omstandigheden verklaard die van belang waren bij het ontstaan van een redelijke verdenking ten opzichte van de drie op de Kanaaldijk te Waddinxveen aangehouden verdachten, dan waarover zij hebben gerelateerd in hun processen-verbaal van aanhouding. Zo wordt in het proces-verbaal van aanhouding d.d. 29 juni 2010, nr. PL1623 2010099838-6, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 6] als signalement alleen genoemd dat het zou gaan om drie mannen van mogelijk Poolse afkomst, van wie één gekleed in een trainingsbroek met witte strepen. Bij de rechter-commissaris heeft [verbalisant 3] echter verklaard dat als signalement ook was doorgegeven een rood T-shirt en een kaalachtige man en dat aan dit signalement werd voldaan. [35] Ook [verbalisant 6] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij voorafgaand aan de aanhouding onder meer aansloeg op het signalement “kale man”. [36]
[verbalisant 4] en [verbalisant 5] relateren in het door hun opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juni 2011, nr. PL 1623 2010099383-16, over drie, mogelijk Poolse, mannen met lichte stoppelbaard, ieder gekleed in een korte broek. Tegenover de rechter-commissaris heeft [verbalisant 4] echter ook verklaard over een rood T-shirt. Voorts hebben hij en [verbalisant 5] verklaard dat [verbalisant 6] (en [verbalisant 3]) toen tegen hun hebben gezegd dat zij “die mannen moesten hebben”. [37] [verbalisant 5] heeft verder nog verklaard dat aan hem was doorgegeven dat de desbetreffende mannen voldeden aan het signalement. [38] Dit was niet in het proces-verbaal van aanhouding gerelateerd. Verder heeft [verbalisant 5] pas bij de rechter-commissaris verklaard dat de drie mannen die in Waddinxveen zijn gearresteerd eerst samen een groepje vormden vóórdat één van de verdachten achter de twee andere verdachten aan ging lopen. [39]
5.3.3
Beoordeling van het verweer
5.3.3.1 Gebruik van het woord ‘getuigentraining’
De advocaat-generaal heeft in zijn requisitoir gesteld dat de bovengenoemde bijeenkomst niet als getuigentraining kan worden aangemerkt, nu een getuigentraining meerdere dagen vergt en de bovengenoemde bijeenkomst slechts twee uren heeft geduurd. Het hof volgt deze opvatting niet aangezien noch aan enige wettelijke regeling of jurisprudentie noch aan het algemeen gangbare spraakgebruik een dergelijke beperkte uitleg van het begrip getuigentraining kan worden ontleend. Daarnaast volgt uit de verklaringen van de verbalisanten dat zij de bijeenkomst als een trainingsbijeenkomst hebben ervaren. [40] Zo heeft [verbalisant 3] bijvoorbeeld zelf de term ‘rechtbank/RC-training’ gebruikt toen hij op 23 maart 2011 ten overstaan van de rechter-commissaris werd gehoord, waarbij het niet aannemelijk is dat hij in dit woordgebruik is gestuurd, aangezien toen bij de overige procespartijen nog niet bekend was dat die bijeenkomst had plaatsgevonden. [41]
5.3.3.2 Bedoeling van de bijeenkomst
Uit de getuigenverklaringen van de officier van justitie en [teamleider] volgt dat de gedachte achter de voorbereiding van de verbalisanten op hun verhoor bij de rechter-commissaris was om de verbalisanten te informeren over de (formele) gang van zaken tijdens een verhoor. Het hof ziet geen aanleiding om aan de onder ede afgelegde verklaring(en) van de officier van justitie en [teamleider] te twijfelen. De stelling dat met de voorbereiding van de verbalisanten werd beoogd om de inhoud van hun nog af te leggen verklaringen te beïnvloeden dan wel om deze op elkaar af te stemmen acht het hof niet aannemelijk geworden.
Voorts is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat de bijeenkomst is gebruikt om de verklaringen van de verbalisanten op elkaar af te stemmen. Zowel door [teamleider] als de verbalisanten die aanwezig zijn geweest bij de bijeenkomst is steeds uitdrukkelijk ontkend dat tijdens de bijeenkomst adviezen en instructies zijn gegeven over hoe inhoudelijk te antwoorden bij hun verhoor bij de rechter-commissaris. Zo heeft [verbalisant 2] verklaard dat naar zijn mening de bijeenkomst inhoudelijk niet van invloed is geweest op zijn verklaring, omdat door [docente] niet is gezegd wat hij wel en niet moest verklaren tegenover de rechter-commissaris. [42] Dit wordt bevestigd door [teamleider], die hierover onder meer heeft verklaard:
“Het is nooit de intentie geweest om de getuigen klaar te stomen waarover ze gehoord gingen worden. Het ging er om dat ze voorbereid waren op hetgeen dat hier zou gebeuren. Het was in die zin ook niet een voorbewerkte getuige. (…) Ik wil zeggen dat wij naar eer en geweten hebben gehandeld. Ik zou het niet goed vinden als een getuige door de politie zou worden voorbewerkt voor een verhoor, maar dat is ook niet wat er is gebeurd. (…)
U (…) vraagt mij wat volgens mij bewerken is. Dat ik de getuige iets wil laten zeggen wat hij zelf niet gezien of gehoord heeft en wat hij niet zelf heeft beleefd en wat strijdig is met de werkelijkheid.” [43]
Uit de verklaring van [teamleider] volgt verder dat naar aanleiding van de bijeenkomst ook geen wijzigingen zijn aangebracht in de door de aldaar aanwezige verbalisanten opgemaakte processen-verbaal omtrent de aanhouding van de verdachten [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte 3], welke processen-verbaal allemaal dateren van ruim vóór de bijeenkomst. [44]
5.3.3.3 Het verweer betreffende het verzwijgen van de bijeenkomst van 15 februari 2011
Zoals hierboven onder 5.3.2.3 reeds is overwogen hebben de getuigen [verbalisant 2], [verbalisant 6] en [verbalisant 1] tijdens hun getuigenverhoor bij de rechter-commissaris op 9 maart 2011 op de vraag naar hun voorbereiding op dat verhoor niets verklaard over de bijeenkomst. Het hof acht dit opmerkelijk, nu de bijeenkomst slechts enkele weken vóór het verhoor heeft plaatsgevonden. Tijdens nadere verhoren bij de rechter-commissaris in de fase van het hoger beroep en ten overstaan van het hof ter terechtzitting in hoger beroep hebben [verbalisant 6], [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hier geen begrijpelijke verklaring voor gegeven. De verklaring van [verbalisant 6] dat hij onderscheid maakte tussen “zichzelf voorbereiden” en “door een ander voorbereid worden” komt het hof gekunsteld en niet overtuigend over. [45]
Het hof acht het echter niet aannemelijk geworden dat enige functionaris aan de verbalisanten de opdracht heeft gegeven om te zwijgen over de bijeenkomst van 15 februari 2011; te meer omdat de getuige [verbalisant 3] zijn verhoor dadelijk aanvangt met over de bijeenkomst te verklaren. Ook overigens acht het hof het niet aannemelijk dat er doelbewust zaken door de verbalisanten zijn verzwegen. Daarbij betrekt het hof dat uit de verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 6] en [verbalisant 1] eveneens volgt dat zij niet eerder als getuige in een strafzaak zijn gehoord en dat het waarschijnlijk is dat de verbalisanten de ruime strekking van de vraag niet goed hebben begrepen en deze te eng hebben geïnterpreteerd. Bovendien heeft [verbalisant 6] ter terechtzitting in hoger beroep van 24 mei 2013 verklaard dat hem tijdens de bijeenkomst is medegedeeld dat hij vragen kort en bondig diende te beantwoorden, wat mogelijk zijn antwoord zou kunnen verklaren. In dit licht bezien acht het hof het waarschijnlijk dat de verbalisanten inadequaat de vragen hebben beantwoord omdat zij de strekking van de vraag niet hebben begrepen en zich niet goed hebben gerealiseerd dat zij alles dienden te vermelden wat relevant kon zijn.
Door de officier van justitie is evenmin melding gemaakt van de voorbereiding van de verbalisanten op het getuigenverhoor. Het hof acht dit opmerkelijk, nu zij zelf had aangedrongen op de voorbereiding van de verbalisanten en het naar het oordeel van het hof voor de hand ligt hiervan melding te maken wanneer de getuige naar zijn voorbereiding op het verhoor wordt gevraagd. Nu echter uit de verklaring van de officier van justitie volgt dat zij eerst tijdens het verhoor van [verbalisant 3] op 23 maart 2011 op de hoogte is geraakt van de concrete invulling van de voorbereiding van de verbalisanten op hun verhoor, en dus ook dat daarbij de onderhavige strafzaak inhoudelijk is besproken, acht het hof het niet aannemelijk dat zij de voorbereiding doelbewust heeft verzwegen. Eerder lijkt sprake te zijn geweest van een onderschatting van de mogelijke gevolgen van de voorbereiding van een getuige en de in het kader van die voorbereiding aan de getuige gestelde vragen.
5.3.3.4 Beïnvloeding van getuigenverklaringen door de bijeenkomst
Gelet op de wijze waarop de verbalisanten zijn voorbereid op hun getuigenverhoor bij de rechter-commissaris - waarbij plenair de onderwerpen zijn besproken waarover vragen te verwachten waren, zoals het signalement, de reden van verdenking en de tijdlijn van melding tot aanhouding - acht het hof de kans reëel dat de verbalisanten elkaar onderling hebben beïnvloed. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het een ervaringsfeit is dat het geheugen van een persoon ten aanzien van een bepaalde gebeurtenis kan worden beïnvloed door informatie die op een later moment is verstrekt betreffende dezelfde gebeurtenis. Het gegeven dat [docente] tijdens de bijeenkomst heeft benadrukt dat de verbalisanten bij het afleggen van hun verklaring alleen moesten uitgaan van hun eigen waarnemingen en ondervindingen doet hieraan niets af, nu beïnvloeding van het geheugen ook onbewust kan plaatsvinden. Dat in de onderhavige zaak de kans zeer wel aanwezig is dat van een dergelijke beïnvloeding sprake is geweest, blijkt uit de omstandigheid dat de verbalisanten bij hun verhoor bij de rechter-commissaris hebben verklaard over signalementen die zij niet in het door hen opgemaakte proces-verbaal hebben vermeld en welke ook niet voorkomen in de na te noemen uitwerking van het portofoonverkeer van die avond (zie over deze beïnvloeding hetgeen is overwogen onder punt 5.3.2.3).
Uit het voorgaande blijkt dat het hof, met de verdediging, de kans reëel acht dat de voorbereidingsbijeenkomst invloed heeft gehad op het geheugen van de zes verbalisanten die daaraan hebben meegedaan. In het licht hiervan acht het hof de inschakeling van een geheugendeskundige om deze invloed te kunnen aantonen, zoals door de verdediging is verzocht, niet noodzakelijk. Het verzoek van de verdediging is op dit punt onvoldoende onderbouwd.
Het hof overweegt het volgende over de rol van de officier van justitie en de getuigentrainster. Gezien hetgeen door de Hoge Raad is overwogen in zijn arrest van 24 oktober 2000, LJN AA779, zoals hierboven onder 5.3.1 is weergegeven, had het naar het oordeel van het hof op de weg van de officier van justitie gelegen om meer gedetailleerde instructies te geven aan [teamleider] omtrent de voorbereiding van de verbalisanten op hun verhoor om op deze wijze een ontoelaatbare wijze van voorbereiding te voorkomen. Tevens acht het hof het onbegrijpelijk dat de docente [docente], die heeft verklaard bekend te zijn met de inhoud van voornoemd arrest, alsmede dat zij geen lopende zaken in groepsverband behandelt omdat dit afstemming ten gevolge zou kunnen hebben, de onderhavige zaak inhoudelijk heeft besproken. Dit getuigt van grote onkunde aan de zijde van [docente]. Het hof gaat er daarbij vanuit dat het inhoudelijk bespreken van de onderhavige zaak op de bijeenkomst een gevolg is van ondoordacht optreden van [docente] en niet dat het haar intentie is geweest om de belangen van de verdediging te frustreren.
5.3.3.5. Schending van de belangen van de verdediging
Het hof acht het aannemelijk geworden dat de mogelijke beïnvloeding van de getuigen hieruit heeft bestaan, dat tijdens de bijeenkomst andere verdachte omstandigheden zijn besproken dan die zijn vermeld in de door de daar aanwezige verbalisanten opgemaakte processen-verbaal, hetgeen geleid kan hebben tot een beïnvloeding van hun geheugen. De verdediging heeft derhalve geen gelegenheid gehad om achteraf aan de verbalisanten vragen te stellen waarop zij een betrouwbaar antwoord konden geven. Het hof acht het belang van de verdediging dan ook in die zin geschonden, dat de verdediging niet door het verhoor van de verbalisanten de betrouwbaarheid van de door de verbalisanten opgemaakte processen-verbaal op adequate wijze heeft kunnen toetsen.
Het hof is echter van oordeel het geenszins de bedoeling is geweest om de verklaringen van de verbalisanten te beïnvloeden. Ondanks het grote aantal getuigen dat over de bijeenkomst is gehoord, zowel in eerste aanleg als in de fase van het hoger beroep, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat met die training daadwerkelijk is beoogd de getuigen te beïnvloeden “ten detrimente van het waarheidsgehalte van hun verklaringen”. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat de verbalisanten en de officier van justitie bewust hebben geschipperd met de waarheid, ook niet toen - zoals reeds onder 5.3.3.3. reeds is overwogen - vragen werden gesteld over hun voorbereiding op hun verhoor. Naar oordeel van het hof is dan ook niet doelbewust te kort gedaan aan het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
Rest de vraag of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling te kort is gedaan. Naar het oordeel van het hof is dit niet het geval. Weliswaar is het handelen van de justitiële autoriteiten verwijtbaar onachtzaam en onzorgvuldig geweest, er is echter niet sprake van een zodanig ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging De veronachtzaming van de belangen van de verdachte is niet zodanig dat deze als “
groveveronachtzaming”, zoals bedoeld in de bovengenoemde Zwolsman-jurisprudentie, kan worden aangemerkt.
Het hof neemt daarbij in aanmerking dat niet is gebleken dat de bijeenkomst tot gevolg heeft gehad dat mogelijk voor de verdachten ontlastende informatie is verzwegen of niet aan het licht is gekomen. Voorts is niet aannemelijk geworden of anderszins gebleken dat daarmee de betrouwbaarheid is aangetast van de reeds in de processen-verbaal vermelde informatie. De verdediging heeft gezien de inhoud van die processen-verbaal in voldoende mate de mogelijkheid behouden om de rechtmatigheid van de staande houdingen en aanhoudingen te toetsen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat er andere bronnen van informatie zijn omtrent dit punt, namelijk de zeer gedetailleerde uitwerking van het telefoonverkeer van de alarmcentrale van die avond, inhoudende de signalementen van de mogelijke daders van de overval die zijn doorgegeven door burgers, en de eveneens zeer gedetailleerde uitwerking van het portofoonverkeer tussen de bij de zaak betrokken politiefunctionarissen. De onzorgvuldigheden rond de bijeenkomst worden al bij al in voldoende mate gecompenseerd, waardoor niet met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling te kort is gedaan. Dat de verbalisanten die aan de voorbereidingsbijeenkomst hebben meegedaan geen ‘jonge broekjes’ waren, zoals wel is gesuggereerd door degenen die (zijdelings) betrokken waren bij de bijeenkomst, maar tamelijk ervaren dienders, doet hier niets aan af.
Geconcludeerd kan worden dat er geen grond is om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte. Het verweer van de verdediging wordt mitsdien verworpen.
5.3.3.6 Leugenachtige verklaringen van de getuigen [verbalisant 2], [verbalisant 6], [verbalisant 1] en [docente]
Voor wat betreft het verweer van de verdediging dat de getuigen [verbalisant 2], [verbalisant 6], [verbalisant 1] en [docente] een leugenachtige verklaring hebben afgelegd wat de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten gevolge zou moeten hebben, overweegt het hof als volgt.
Zoals hiervoor aan de orde is gekomen acht het hof het niet aannemelijk dat de verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 6] en [verbalisant 1] opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring hebben afgelegd. Een meer “open houding” zou hen hebben gesierd, maar de inadequate beantwoording van vragen over de voorbereiding van het verhoor en over de contacten met andere verbalisanten kan ook het gevolg zijn geweest van de omstandigheden die onder 5.3.3.3 zijn genoemd.
Ter zake van de verklaring afgelegd door [docente] ter terechtzitting in hoger beroep van 21 mei 2013 overweegt het hof dat zij aanvankelijk in strijd met de waarheid heeft verklaard. Daar waar zij eerst stellig ontkende dat de onderhavige zaak inhoudelijk met de verbalisanten besproken te hebben op de bijeenkomst, kwam zij hier in het geheel op terug nadat zij uitvoerig op dit punt is ondervraagd en de verdediging heeft verzocht om een proces-verbaal van meineed tegen haar te laten opmaken. Naar het oordeel van het hof is het verontrustend dat een medewerkster van de politieacademie, die nota bene aan politieambtenaren cursussen heeft gegeven over de wijze waarop deze zich als getuige dienen te gedragen, zelf aanvankelijk niet naar waarheid heeft verklaard. Het hof - en ook andere deelnemers aan het strafproces - dienen zonder meer te kunnen vertrouwen op de juistheid van de verklaringen die dergelijke functionarissen afleggen.
Onder omstandigheden kunnen vormverzuimen buiten het kader van artikel 359a Wetboek van Strafvordering processuele consequenties hebben (vgl. HR 29 januari 2013, LJN BY0816). In het onderhavige geval gaat het echter niet om een onherstelbare fout, aangezien de desbetreffende getuige - toen een proces-verbaal van meineed werd verzocht - alsnog openheid van zaken heeft gegeven. Het hof heeft geen reden om aan te nemen dat de verklaring die de getuige vanaf het laatstgenoemde moment heeft afgelegd in strijd met de waarheid is. Er is derhalve geen sprake van een onherstelbare schending van de rechten van de verdediging. Dit is op zichzelf al een grond tot afwijzing van het verweer. Naar het oordeel van het hof komt hier echter nog bij dat de proceshouding van de getuige niet is toe te rekenen aan het openbaar ministerie. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat in de onderhavige zaak niet is gesteld noch aannemelijk is geworden dat [docente] op instigatie van een functionaris van het openbaar ministerie of de politie het inhoudelijk bespreken van de zaak op de bijeenkomst heeft ontkend. Het verweer wordt mitsdien verworpen. Ook de opstelling van de getuige [docente] tast derhalve de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging niet aan.
5.3.3.7 Slotconclusie
Al met al worden de verweren van de verdediging verworpen. Ook overigens is niet is gebleken dat de beginselen van een goede procesorde in de zaak van de verdachte op andere wijze is geschonden, dan wel dat er enige andere grond is tot de niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie. Ook doet zich niet de situatie voor dat er, op grond van de factoren die genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2013, LJN: BY2814 reden is tot bewijsuitsluiting.
Wel zal het hof, zoals hierna zal blijken, de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen die de zes verbalisanten die mee hebben gedaan aan de getuigentraining niet betrekken bij de toetsing van de rechtmatigheid van de aanhoudingen van de verdachte aangezien, zoals hiervoor aan de orde is gekomen, de betrouwbaarheid van deze verklaringen wordt aangetast door de getuigentraining. Er valt immers niet meer vast te stellen of de verklaringen gegrond zijn op “eigen waarnemingen of ondervindingen” of dat het geheugen van de getuigen achteraf is beïnvloed door hetgeen tijdens de bijeenkomst van 15 februari 2011 aan de orde is gekomen.
Ook zal het hof, zoals hierna zal blijken, de onregelmatigheden rondom de voorbereiding van de getuigen en de wijze waarop de justitiële autoriteiten hierop hebben gereageerd verdisconteren in de strafmaat. Het hof ziet daartoe tevens aanleiding, aangezien de verantwoordelijke autoriteiten ondanks de bekendheid met het arrest van de Hoge Raad van 24 oktober 2000, LJN AA7779 genoemde onregelmatigheden niet hebben voorkomen.
6. Het bewijs [46]
6.1
De toelaatbaarheid van het bewijs
6.1.1
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de gronden vermeld in de overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnota – betoogd dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig is geweest, nu hij niet voldeed aan enig signalementskenmerk en ook de omstandigheden op de Kanaaldijk te Waddinxveen niet zodanig waren dat daaruit een redelijk vermoeden van schuld kon worden afgeleid. Dit dient te leiden tot uitsluiting van het proces-verbaal van aanhouding en alle uit de aanhouding verkregen resultaten voor het bewijs, wat vrijspraak ten gevolge dient te hebben.
6.1.2
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gesteld dat de aanhouding van de verdachte [verdachte 3] rechtmatig is geschied. Daartoe heeft hij overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir aangevoerd dat een voldoende wettelijke basis voor de aanhouding van de verdachte was gegeven in artikel 8a van de Politiewet 1994; het vorderen van het identiteitsbewijs van de verdachte was toen redelijkerwijs noodzakelijk voor de uitoefening van de politietaak, gelet op de omstandigheid dat de verbalisanten opzoek waren naar de daders van een overval en nabij een gestolen auto tegen een paal was gereden.
6.1.3
Oordeel van het hof
6.1.3.1 Feitelijk toedracht van de aanhouding van [verdachte 3]
Uit het portofoonverkeer van 28 juni 2010 vanaf 22:49 uur, waarbij de politiedistricten Leiden, De Bollen, het Goudse en Alphen aan de Rijn zaten geclusterd en met elkaar hebben moeten meeluisteren, volgt onder meer het navolgende. [47]
Nadat aanvankelijk melding werd gemaakt van een inbraak of vechtpartij in de [adres aangevers 1 en 2] te Alphen aan den Rijn, werd nadat verbalisanten ter plaatse waren gekomen duidelijk dat het ging om een overval op een woning. [48] Bij de overval zouden vijf daders betrokken zijn geweest, welke waren ontkomen. [49] Er werd doorgegeven dat sprake is geweest van vuurwapens en dat de politieagenten hun ‘tactische vest’ moesten aantrekken. [50] Om 23:01 uur [51] werd melding gemaakt dat vijf mannen over een schutting of een hek waren geklommen. [52] Kort hierop, om 23:05 uur, werd in een sloot, nabij een hek een man in een sloot aangetroffen; door de politie is op deze man geschoten. [53] Het bleek te gaan om de verdachte [verdachte 5]. [54] Vrijwel tegelijkertijd werd doorgegeven dat er een Ford Focus met kenteken [kenteken 5] was weggereden richting de N207 Prins Bernhardlaan
,met twee inzittenden, van wie er één een donkerblauw trainingsjack met witte strepen droeg. [55] Om 23:07 uur gaf een buurvrouw door dat zij drie mannen naar buiten had zien komen uit het huis aan de [adres aangevers 3 en 4] [56] en om 23:10 uur dat deze mannen met de genoemde Ford Focus waren gevlucht. [57] Als signalement werd om 23:18 uur doorgegeven dat het zou gaan om drie jonge gasten met lichte baardgroei. [58]
De getuige [getuige 1] belde om 23:18 uur naar de politie om door te geven dat de voornoemde Ford Focus in Waddinxveen tegen een paal van de hefbrug was aangereden. [59] Hij gaf door dat er drie mannen waren uitgestapt en weggerend. Hij vermoedde dat het Polen waren. Ze waren blank, hadden lichte kleding aan en korte broeken, maar getuige wist niet of dat voor alle drie de mannen gold. [60] De mannen renden weg in de richting van de Passage. [61] De alarmcentrale gaf vervolgens als signalement door dat het ging om drie personen, blank, lichte kleding, onder andere met korte broeken, volgens het slachtoffer met lichte baardgroei en volgens de melder (waarmee de getuige [getuige 1] werd bedoeld) vermoedelijk Pools. [62] Ook werden alle eenheden om 23:24 uur gewaarschuwd dat door de verdachten in de woning op de bewoner was geschoten. [63] In hetzelfde gesprek volgde de melding dat er op de Kanaaldijk, langs het plantsoen aan de linkerkant, drie personen liepen, een lichtkleurige broek, lange broek, andere donkere kleding, kort haar. Op dit bericht gingen nog twee andere koppels af. [64] Vervolgens werd er in dat gesprek gemeld dat één persoon staande was gehouden en zeer kort daarna dat er een patroon was gevonden en een kousje voor over het gezicht en dat alle drie de mannen aangehouden zouden worden. [65] Om 23.35 uur werd gemeld dat ook de vent die erachter liep was aangehouden. [66]
Uit het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte [verdachte 3] volgt het navolgende. [67] Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] hebben via de centrale meldkamer vernomen dat twee of drie personen betrokken bij een overval in Alphen aan de Rijn, in een Ford Focus zijn gevlucht over de N207 richting Gouda. Omstreeks 23:19 uur horen zij dat een Ford Focus tegen de hefbrug in Waddinxveen is aangereden en dat twee of drie personen uit de auto waren weggelopen richting de Passage te Waddinxveen. Kort hierop meldt een andere eenheid dat drie personen lopen over de Kanaaldijk te Waddinxveen. Aangekomen bij de Kanaaldijk zien [verbalisant 7] en [verbalisant 8] op de linkerzijde van de weg drie personen lopen, van wie één op 50 meter afstand van de anderen. Nadat [verbalisant 7] en [verbalisant 8] deze man hadden staande gehouden, hoorden zij over de portofoon dat medeverbalisanten de twee andere mannen hadden aangehouden. Hierop hebben zij de door hen staande gehouden man laten gaan. Toen werd gemeld dat nog een derde verdachte ontbrak, hebben zij de man wederom staande gehouden. Na de mededeling van verbalisant [verbalisant 3] dat deze man aan het kledingsignalement voldeed, hebben [verbalisant 7] en [verbalisant 8] de man aangehouden. De man bleek te zijn de verdachte [verdachte 3].
Over de omstandigheden op de Kanaaldijk heeft [verbalisant 7] – een verbalisant die niet heeft deelgenomen aan de getuigentraining - bij de rechter-commissaris verklaard dat het rustig en stil was op straat. [68] [verbalisant 8] – die ook niet heeft deelgenomen aan de getuigenverklaring - heeft verder bij de rechter-commissaris verklaard dat [verdachte 3] desgevraagd aangaf uit Breda te komen en op bezoek te zijn bij een vriend of vriendin die ergens zou wonen in de flats of woningen ‘hierachter’. [69] Dit vond [verbalisant 8] een warrig verhaal, nu [verdachte 3] geen adres kon noemen en ‘daarachter’ ook geen flats zijn en zij zich vlakbij een plaats delict begaven, althans een plek waar hij veel ‘blauw’ zag. [70]
6.1.3.2 Beoordeling van het verweer
Het hof stelt voorop dat de vraag of een opsporingsambtenaar op grond van zijn direct daaraan voorafgaand op straat gedane waarneming een redelijke vermoeden van schuld heeft kunnen hebben ten aanzien van een verdachte slechts marginaal kan worden getoetst.
Uit de feiten en omstandigheden zoals deze hierboven staan weergegeven, in onderling verband en samenhang bezien, kan worden afgeleid dat de auto waarmee drie daders van de overval te Alphen aan de Rijn waren weggevlucht tegen een paal bij de hefbrug te Waddinxveen waren aangereden en dat de drie mannen op de Kanaaldijk de mannen waren die bij deze auto waren weggerend. Naar het oordeel van het hof is de verdenking die de verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] jegens de verdachte koesterden voldoende concreet geweest om te kunnen spreken van een redelijk vermoeden van schuld. Het hof verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw en zal het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte [verdachte 3] en al het uit zijn aanhouding voortvloeiende bewijs bezigen in de bewijsconstructie.
6.2
Beoordeling van de tenlastelegging
6.2.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd behoudens ten aanzien van de op te leggen straf. Volgens hem is het door de rechtbank gehanteerde bewijs voldoende voor de bewezenverklaring van de door de rechtbank bewezen verklaarde feiten.
6.2.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – op gronden als vermeld in de ter terechtzitting van 25 juni 2013 overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnota - betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat geen gevolgen mogen worden verbonden aan het zwijgen van de verdachte. Ook is gesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging diefstal met geweld dan wel poging afpersing, nu geen sprake is van een begin van uitvoering. De vragen die aan aangeefster [aangever 1] zijn gesteld waren slechts informatief van aard. De verdachten wilden kennelijk over deze informatie beschikken alvorens te besluiten al dan niet over te gaan tot de vermeende poging diefstal met geweld/afpersing.
6.2.3
Feiten en omstandigheden
6.2.3.1 Inleiding
Op maandagavond 28 juni 2010 kwamen om 22:49 uur bij de politie meldingen binnen over een inbraak of een vechtpartij die aan de gang zou zijn aan de [adres aangevers 1 en 2] te Alphen aan den Rijn. [71] Ter plaatse bleek dat er inderdaad een overval had plaatsgevonden in de woning van het echtpaar [aangever 2] en [aangever 1]. [72]
Aangeefster [aangever 1]heeft het volgende verklaard. [73] Zij is werkzaam als “[functie]” bij de firma [bedrijf] in Zoeterwoude. In die functie beheert zij alle contanten van de firma en heeft zij toegang tot de kluis, waar dagelijks veel geld ligt. Zij kent alle alarmcodes. Het pand waar zij werkt is van buitenaf niet herkenbaar als kantoor van [bedrijf] of als een ander kantoor.
Op 28 juni 2010 om 22.45 uur was aangeefster in de tuin achter haar woning aan de [adres aangevers 1 en 2] te Alphen aan den Rijn toen er aan de voordeur werd gebeld. Zij zag dat haar man de voordeur open deed en dat een man hem om zijn nek sprong. Haar man riep naar haar: “We worden overvallen, bel 112!”. Op dat moment werd aangeefster van achteren beetgepakt. Zij voelde dat haar ogen en mond werden omklemd en kon niets meer zien of zeggen. Zij hoorde de persoon die haar beet had zeggen dat zij moest gaan zitten. Zij moest met de knieën opgetrokken tegen de kastdeur van de woonkamer aan gaan zitten. Zij voelde dat iemand haar ogen en mond dichthield en dat een ander iets hards en ronds aan de rechterkant tegen haar hoofd drukte. Er werd tegen haar gezegd: “Ik schiet je hartstikke dood als je liegt”. Op dat moment realiseerde aangeefster zich dat zij een vuurwapen tegen haar hoofd gedrukt had gekregen. Eén van de mannen vroeg haar waar zij werkte en toen aangeefster antwoordde dat zij bij de [bedrijf] in Alphen aan den Rijn werkte, zei hij: “Lieg niet, want ik schiet je hartstikke dood”. Aangeefster zei toen dat ze in Zoeterwoude werkte. Er werd aan haar gevraagd of ze het alarm er af kon halen en de kluis kon openen en hoeveel geld er op dat moment in de kluis lag. Nadat aangeefster onder meer had geantwoord dat zij die dag niet had gewerkt en dat de hoeveelheid geld in de kluis afhankelijk is van hoe laat het geld is opgehaald, zei één van de mannen: “Vandaag is er niets opgehaald, want wij hebben de hele dag zitten kijken!”.
Aangeefster werd omhoog getrokken, haar ogen en mond werden nog steeds dicht gehouden. Ze moest naar de bank lopen, begeleid door de man die haar vasthield. Hij vroeg haar wie er de volgende dag als eerste moest werken, of dat die man was met grijs haar en een bruine auto. Aangeefster herkende in die beschrijving een collega. Ze zei dat ze het niet wist. Vervolgens werd er gevraagd of het die wat oudere dame was met kort bruin haar. Ook hierin herkende aangeefster een collega. Ineens werd ze door een andere man beetgepakt die ook haar ogen en mond dicht hield. Hij hield haar gezicht naar beneden gericht, aangeefster zat bijna met haar neus op haar knieën. Zij hoorde de daders zeggen: “Dat tasje, waar is dat tasje.” Zij hoorde een andere man hierop zeggen: “In de tuin of in de auto, ga kijken dan”. Vervolgens hoorde ze een man zeggen: “Kijk uit die handgranaat staat op scherp.”
Aangeefster heeft verder verklaard, dat ze iemand de trap op naar boven heeft horen gaan en dat was nadat haar man had gezegd dat de kinderen boven waren. Hierop werd gevraagd om hoeveel kinderen het ging.
Volgens aangeefster zijn er minimaal vier, mogelijk meer personen in het huis geweest. Voordat aangeefster de man al die vragen hoorde stellen, hoorde zij hem tegen aangever [aangever 2] zeggen: “We komen niet voor jou, we komen voor je vrouw.” Er is ook nog aan haar gevraagd: “werk je mee, verleen je je medewerking?” Aangeefster heeft aan de daders verteld dat de tijdklok van de kluis pas om 8.00 geactiveerd zou worden. Er viel toen echt een stilte.
Aangever [aangever 2],samen met zijn vrouw (het hof begrijpt: [aangever 1]) en twee kinderen wonend op het adres [adres aangevers 1 en 2] te Alphen aan den Rijn, heeft het volgende verklaard. [74] Toen er die avond werd aangebeld, zag hij één persoon voor de voordeur staan. De deur werd van buiten af verder opengeduwd, nadat hij had opengedaan. Hij zag een man die raar gekleed was: hij droeg een fopbril; een ding met een neus, snor en baard eraan vast. De man duwde aangever de gang in. Aangever begon meteen heel hard om hulp te roepen en riep naar zijn vrouw dat zij 112 moest bellen. Er ontstond een worsteling in de gang, waardoor [aangever 2] op de grond viel. Hij hoorde zeggen dat de daders een pistool hadden. Terwijl hij op de vloer lag, werd een pistool of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen zijn hoofd gedrukt. Hij voelde het tegen zijn hoofd tikken en vond dat heel bedreigend. Hij kon een pistool of een op een pistool gelijkend voorwerp zien. Hij moest op zijn knieën op de grond gaan zitten met zijn hoofd naar de grond. Hij mocht niet opkijken; als hij dat wel zou doen, zouden ze hem wat aandoen, zo werd hem verteld. Er werden ook dingen gezegd als: “Je gaat eraan als je kijkt of beweegt, je gaat eraan.” Aangever zat met zijn handen voor zijn gezicht. Op een gegeven moment werd hij in een wurggreep genomen door één van de daders. Even kreeg hij geen lucht en hij was bang dat hij zou stikken.
De daders vroegen onderling aan elkaar waar de tie-rips waren. Er werd gezegd dat die nog achterin de auto lagen. Aangever zag één van de daders langs hem heen de trap op gaan. Alles wat er gesproken werd was in de Nederlandse taal. Aangever hoorde dat er met een ‘zachte g’ werd gesproken. Hij herkende dat als dialect uit Brabant of Limburg. Verder was er nog een dader die accentloos Nederlands sprak. Hij hoorde dat aan zijn vrouw werd gevraagd waar zij werkte; wat haar functie bij de [bedrijf] was; hoeveel geld er in de kluis lag; en naar een tijdslot en wanneer dat open kon. Volgens aangever hebben de daders hierop gezegd dat zij er met zijn vrouw naartoe zouden gaan. Zijn vrouw zei dat ze niet bij het geld kon komen vanwege het tijdslot.
Op een gegeven moment hoorde aangever roepen: “Wouten”. Toen dat geroepen was, gingen de daders snel weg. Ze vertrokken via de schuifpui aan de achterzijde. Tegen aangever werd gezegd dat hij stil moest blijven zitten en niet mocht kijken. Ook hoorde hij iets roepen in de trant van: “Handgranaat staat op scherp.” De dader die boven was, kwam naar beneden en vertrok nadat de anderen al tien seconden wegwaren. Voor aangever was het vrij snel duidelijk dat het de bedoeling van de mannen was om aangeefster mee te nemen naar het kantoor van de [bedrijf]. Dit begreep hij uit de vragen die aan haar werden gesteld.
Aangever denkt dat er ten minste vier personen in hun huis zijn geweest. Bij één van deze personen heeft hij een grijs pistool gezien van ongeveerd 25 centimeter. Eén van deze personen heeft hij kort gezien. De man droeg op zijn gezicht een feestvermomming bestaande uit een plastic bril, neus en een baard van een soort haar. [75] Hij droeg handschoenen. Ook had deze man iets op zijn hoofd, dat misschien wel onderdeel van de vermomming zou kunnen uitmaken. Later heeft aangever hierover verklaard dat het mogelijk een pruik was. [76]
Aangever [aangever 2] heeft later die nacht nog gemeld, dat hij bij terugkeer in zijn woning een onbekend paars tasje met witte stippen had aangetroffen. In een zwarte, hem onbekende Volkswagen die rechts van zijn woning stond geparkeerd, had hij twee dezelfde tasjes zien liggen. [77] In de tas die in de woning was aangetroffen bevond zich onder meer een rol ductape en een gesloten verpakking met tieraps. [78]
[dochter aangevers 1 en 2], het destijds tien jaar oude dochtertje van aangevers [aangever 1] en [aangever 2], heeft op 30 juni 2010 tijdens een verhoor in een verhoorstudio het volgende over het gebeuren verteld. [79] Er was twee keer iemand boven geweest in haar woning aan de [adres aangevers 1 en 2]. De eerste keer hield ze zich slapend. De tweede keer werd ze vastgepakt. Dat gebeurde best wel hard. Die man had een bril op. Ze zat te snikken en toen zei hij: “Stil maar meisje, kom maar mee. Ga maar naar je broertje.” [80] Toen ging ze op het bed van haar ouders liggen, bij wie haar broertje in de kamer sliep. [81] Eén van de engste dingen vond ze dat ze haar vader hoorde roepen: “Help, we worden overvallen, bel 112.” [82] Ze wilde samen met haar broertje uit het raam klauteren, maar een paar seconden later kwam de politie. [83]
Een verbalisant die kort daarop ter plaatse was gekomen zag in een venster van het geopende raam op de eerste verdieping een meisje zitten van ongeveer tien jaren oud, welke aan het huilen en gillen was. Hij dacht dat dit meisje naar buiten zou gaan springen. [84]
De getuige
[getuige 2], die onderweg was naar haar woning aan de [adres getuige 2], belde om 22:57 uur met de vriendin van haar vader. [85] Tijdens dat gesprek zag ze vier personen aan komen rennen in de poort naar haar woning. Ze liepen voor haar langs, de [straat] in, richting [straat aangevers 3 en 4]. [86]
De getuige
[getuige 3]woont op de [adres getuige 3]. Zij was haar hond gaan uitlaten en kwam rond 23.00 uur terug. Het was ten tijde van haar wandeling heel stil op straat; zij was geen andere mensen tegen gekomen. Ze zag dat er op de parkeerplaats bij haar huis vijf mannen op straat stonden vlakbij het ’schrikhek’ dichtbij het parkeerterrein. Achter het schrikhek is een sloot gelegen. [87]
De
verdachte [verdachte 5]is, kort nadat verbalisanten ter plaatse waren naar aanleiding van de melding over een incident aan de [adres aangevers 1 en 2] te Alphen aan de Rijn, aangetroffen in een sloot achter het perceel van de [adres in de straat van aangevers 3 en 4] te Alphen aan de Rijn, in de directe nabijheid van de woning van aangevers [aangever 1] en [aangever 2]. [88] De verdachte [verdachte 5] is bij zijn aanhouding door de politie in zijn been geschoten en om 23:22 uur aangehouden. [89]
De
verdachte [verdachte 4]is rond 02:23 uur in diezelfde sloot gezien en aangehouden. [90] Als getuige met betrekking tot het schieten op de verdachte [verdachte 5] heeft de verdachte [verdachte 4] verklaard dat hij in de sloot stond toen [verdachte 5] in zijn been werd geschoten. [91] In en bij de sloot is in de nacht van 28 op 29 juni 2010 een pruik en een zwart trainingsjack met witte bies aangetroffen. [92]
Op de [adres aangevers 3 en 4] te Alphen aan den Rijn woont het echtpaar [aangever 3] en [aangever 4]. [93]
Aangever [aangever 3]heeft het navolgende verklaard. [94] Hij zat op de avond van 28 juni 2010 samen met zijn vrouw in de woonkamer televisie te kijken toen hij plotseling geschreeuw en knallen hoorde. Aangever is opgestaan en naar de openslaande tuindeuren gelopen. Daar zag hij plotseling rechts van hem een man staan. De man had een pruik op en droeg een zwarte snor. Hij zei tegen aangever iets in de trant van: “Opzij” of “Ga weg” en sprintte de huiskamer in. Aangever ging achter hem aan en probeerde hem met zijn vuisten hard te slaan. Op dat moment zag aangever voor de eerste man nóg iemand lopen. Die droeg een zwarte pruik. Het haar van de eerste man leek daar erg op. De tweede man rende naar de hal. De eerste man had er kennelijk genoeg van dat hij werd geslagen en zei op enigszins paniekerige toon tegen aangever: “Ik schiet, ik schiet.” Ter hoogte van zijn elleboog zag aangever een vuurmond, waaruit een klein vlammetje kwam. De man probeerde vervolgens in de hoek van de kamer de slagen van aangever af te weren en na twee of drie keer slaan voelde aangever dat hij met een stomp voorwerp een harde klap op zijn achterhoofd kreeg. Die klap was niet afkomstig van de eerste man. Aangever draaide zich om en zag een derde man staan. Terwijl aangever zich omdraaide, hoorde hij de tweede man in de hal roepen om autosleutels. Er werd onder andere geroepen: “Waar zijn de autosleutels.” Naar de vrouw van de aangever werd geroepen: ”Geef de autosleutels.” Aangever leidde daaruit af dat het de mannen niet om hen te doen was, maar dat ze wilden vluchten. Hij heeft toen aangewezen waar de autosleutels waren en heeft gezien dat de tweede man deze uit een potje in de hal pakte. Vervolgens zag aangever dat de drie daders via de hal naar buiten liepen. Het kenteken van zijn auto, een grijze Ford Focus, is [kenteken 5]. Het letsel van aangever [aangever 3] bestond onder andere uit een hoofdwond, diverse huidbeschadigingen en twee bloeduitstortingen. [95]
[aangever 4], heeft verklaard dat zij die avond omstreeks 23:00 uur in haar woning was toen ze knallen en een hoop herrie hoorde. Haar man stond op en liep naar de tuindeuren. Ze zag ineens mannen met zwarte pruiken naar binnen schieten. Zij denkt drie mannen te hebben gezien. Zij zag dat haar man al bij de deur naar de gang stond. Zij waren daar volgens haar aan het vechten. Zij draaide zich om en toen stond er een man naast haar. Hij zei: “Geef de autosleutels, geef me de autosleutels nou maar.” Zij dacht dat de mannen misschien haar of haar man mee zouden nemen en voelde zich toen bedreigd. Zij is meegelopen in de richting van de gang om de autosleutels te pakken en zag toen dat haar man tegen de muur aan hing en onder het bloed zat. Zij zag de mannen weggaan en heeft de deuren dicht gedaan. [96]
Tijdens het opruimen op 29 juni 2010 hebben aangever [aangever 3] en zijn vrouw een zilveren kruisje met steentjes erin aangetroffen op de huiskamervloer. Ook hebben zij resten van een kogel gevonden. In de woning is ook een pruik gevonden. [97] In een plavuis zat een vermoedelijke schotbeschadiging. Er is een huls aangetroffen met de tekst: Luger S&B, 9 mm. [98]
Getuige
[getuige 4]woont op de [adres getuige 4]. Hij heeft verklaard dat hij vanaf zijn verhoogde terras drie personen in het diepe gedeelte van de tuin van het echtpaar [aangever 3]-[aangever 4] op [huisnummer adres aangevers 3 en 4] zag. [getuige 4] ging zijn woning in en zag vanaf zijn inpandig balkon op de eerste verdieping drie personen uit de richting van de voordeur van [huisnummer adres aangevers 3 en 4] naar de straat komen. De drie mannen zijn ongeveer 30 seconden in de woning van [huisnummer adres aangevers 3 en 4] geweest. Hij zag de mannen in de grijze Ford Focus van de buren stappen en wegrijden in de richting van de [straat aangevers 1 en 2] waar de auto linksaf ging. [99]
Die maandagavond zag verbalisant [verbalisant 9] kort na 22:57 uur de Ford Focus voorzien van het kenteken [kenteken 5], wegrijden. Als bijrijder in de auto zag hij iemand die een donkere trui of jas aanhad met een lichte streep over de lengte van de mouw. [100]
Op camerabeelden van de Texaco aan de Goudse Schouw in Alphen aan den Rijn is te zien dat op 28 juni 2010 om 23:05 uur een auto, mogelijk de Ford Focus, in de richting van de hefbrug rijdt. [101] Om 23:10 uur is de Ford Focus bij Boskoop op de N-207 geflitst wegens een snelheidsovertreding. Aangever [aangever 3] heeft hier een bekeuring voor ontvangen. [102]
Omstreeks 23:15 uur zat getuige
[getuige 1]met drie kennissen op een bankje aan de Zuidkade te Waddinxveen. [103] Hij had zicht op de hefbrug, de Gouwe, het tunneltje en de Kerkweg-Oost, richting de Passage. [104] Hij hoorde een harde klap. Bij de sluis aan de Henegouwerweg was een auto tot stilstand gekomen. [105] Vervolgens zag hij drie mannen uit de auto stappen en over de hefbrug richting de Passage lopen. [106] Eenmaal over de hefbrug begonnen zij hard te rennen richting de Passage. [107] [getuige 1] heeft in zijn melding van het incident aan 112 om 23:18 uur het kenteken van de auto doorgegeven, [kenteken 5]. [108]
De brugwachter,
[getuige 5], heeft verklaard dat hij veel stemmen hoorde. Hij ging kijken en zag drie mannen schuin de brug over rennen. Ze liepen alle drie bij elkaar. Toen hij keek waar ze vandaan kwamen, zag hij de auto staan. De auto blokkeerde het hele fietspad. In een tijdsbestek van minuten was er politie. [109]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 6] hebben vervolgens op de Kanaaldijk de
verdachte [verdachte 1]en
de verdachte [verdachte 2]aangehouden. [110] Omstreeks 23:15 uur hoorden zij via de gemeenschappelijke meldkamer dat na een overval op een woning een Ford Focus met kenteken [kenteken 5] mogelijk via de N207 richting Gouda reed. Hierop zijn zij in de richting van Waddinxveen gereden. Vervolgens vernamen zijn van de meldkamer dat een melding was binnengekomen dat een auto tegen een paal op N207 ter hoogte van de hefbrug te Waddinxveen was aangereden en dat drie personen, van mogelijk Poolse afkomst, richting de Passage waren gerend. Aangekomen bij de Kanaaldijk te Waddinxveen zijn [verbalisant 3] en [verbalisant 6] richting het centrum gereden. Nadat zij de zijstraat de Dreef zijn gepasseerd, zagen zij aan de rechterzijde van het fietspad drie manspersonen lopen, twee mannen liepen naast elkaar en de derde man ongeveer op 50 meter afstand. De mannen liepen richting de Coenecoopbrug, tussen de Dreef en de Schielandweg. Hierop hebben de verbalisanten hun voertuig stilgezet en hun fietsen uit het voertuig gehaald om achter de personen, van wie één een trainingsbroek aan had met witte strepen op de benen, aan te fietsen. [111] Ondertussen zijn deze twee personen, die bleken te zijn de verdachten [verdachte 1] en [verdachte 2], staande gehouden door medeverbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5]. [112] De verdachte [verdachte 2] had bloed in zijn gezicht zitten ter hoogte van zijn neus en was hevig bezweet in de nek. [113] Ook de verdachte [verdachte 1] was flink bezweet in zijn gezicht en nek. [114] Bij de veiligheidsfouillering van [verdachte 2] is in zijn broekzak een zilverkleurig knipmes, een zwarte nylonkous, een koperen kogel van 9 mm en twee zilveren kettinkjes aangetroffen. [115] Later bleek dat onderdelen te zijn van één lange zilveren ketting, waarvan de sluiting kapot was. [116] De verdachten [verdachte 1] en [verdachte 2] zijn hierop aangehouden. [117] Blijkens een foto genomen op 29 juni 2010 had de verdachte [verdachte 2] een rode striem in zijn nek. Die streep is zodanig dat het lijkt alsof er een ketting van de nek is afgetrokken. [118] Voorts is op de linkerschoen van de verdachte [verdachte 2] een bloedspoor aangetroffen en bemonsterd. [119] Het bloed bleek afkomstig van aangever [aangever 3]. [120]
Zoals hierboven onder 6.1.3.1 is beschreven, is de
verdachte [verdachte 3]rond 23:30 uur op de Kanaaldijk in Waddinxveen aangehouden. [121]
6.2.3.2 Aangetroffen voorwerpen in Waddinxveen
Op de Kanaalweg in Waddinxveen, een straat gelegen voor de plaats op de Kanaaldijk waar de verdachten [verdachte 2], [verdachte 1] en [verdachte 3] werden aangehouden [122] en in de richting waar ze vandaan kwamen, zijn verschillende goederen aangetroffen. Op een afstand van ongeveer 30 meter voor de Schielandweg is ter hoogte van een lantaarnpaal aangetroffen een vuurwapen met zes patronen. [123] Een paar meter verderop in de richting van de Schielandweg lagen twee zwarte handschoenen en een nepsnor van zwarte haartjes met een plakrandje. [124] Het vuurwapen was aanvankelijk aangemerkt als een pistool van het merk “Star: maar bleek een Crvena Zatava, 7.62 mm. [125]
In het stuk water langs de Kanaalweg tussen de Dreef en de Schielandweg zijn eveneens verschillende goederen aangetroffen, waaronder een zwart trainingsjack met witte bies, [126] een Browning FN 9 mm met een scherp patroon in de kamer en met negen patronen in de houder [127] en een vuurwapen van het merk Walther, model P990, kaliber 9 mm eveneens met een scherp patroon in de kamer [128] en met acht patronen in de houder. [129]
De drie aangetroffen wapens zijn aan te merken als wapens van categorie III, onder 1º, als bedoeld in artikel 2, lid 1 van de Wet wapens en munitie. [130] De aangetroffen patronen zijn aan te merken als munitie van categorie III, als bedoeld in artikel 2, lid 2 van de Wet wapens en munitie. [131] Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat de in de woning van aangever [aangever 3] aangetroffen huls waarschijnlijk is verschoten met de in het water aangetroffen Walther. [132]
6.2.3.3 De auto’s
De politie trof, geparkeerd langs het trottoir naast de [adres aangevers 1 en 2] (de woning van aangevers [aangever 1] en [aangever 2]), een Volkswagen Golf aan met het kenteken [kenteken 3]
. [133] Onderzoek via het voertuigidentificatienummer leverde op dat bij deze VW Golf het kenteken [kenteken 4] hoort. [134] Deze auto is gestolen tussen 10 juni 2010 te 17.00 uur en 11 juni 2010 te 10.30 uur. Daarvan is aangifte gedaan door [aangever 5]. [135]
Het kenteken [kenteken 3] staat op naam van een zekere [houder kenteken 3] in Rotterdam. [136] Deze heeft vijf bekeuringen ter zake van overtredingen gekregen die in de loop van juni 2010 zijn begaan met een voertuig met dit kenteken, terwijl hij heeft gesteld dat hij deze overtredingen niet heeft gepleegd. [137] Alle bekeuringen met bijbehorende foto’s zijn opgevraagd. Eén overtreding betreft 27 juni 2010 om 01:25:03 uur op de A20 Rotterdam links, snelheid 94 km per uur. [138] Er werd nog een foto meegestuurd van een overtreding op hetzelfde traject A20, Rotterdam links, snelheid 93 km per uur, om 01:25:04 uur met kenteken [kenteken 1] (Volkswagen Golf). [139] Eén seconde tijdverschil betekent, aldus het proces-verbaal, dat de beide auto’s heel dicht achter elkaar hebben gereden. Via een autoleasebedrijf in Breda, op wiens naam dit laatste kenteken staat, werd duidelijk dat deze auto op 26 juni 2010 aan verdachte [verdachte 5] is verhuurd tot 29 juni 2010. Ook bleek dat er bij het zelfde bedrijf een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] is gehuurd door verdachte [verdachte 5] voor de periode van 19 tot 29 juni 2010. Beide auto’s zijn niet op de inleverdatum teruggebracht. [140]
6.2.3.4 De Track and Trace gegevens
Voornoemde huurauto’s bleken voorzien van het “Track and Trace systeem” en zijn daarmee opgespoord. De auto met kenteken [kenteken 2] stond op de [straat medewerker 2] in Leiden en werd daar op 15 juli 2010 door de politie aangetroffen. [141] In die straat woonde een medewerkster van [kantoor bedrijf] van [bedrijf] gevestigd in Zoeterwoude. [142] De auto met kenteken [kenteken 1] stond op de [straat] in Leidschendam en is daar ook op 15 juli 2010 door de politie aangetroffen. [143] Uit de gegevens van het Track and Trace systeem is gebleken dat de auto’s op de navolgende plaatsen zijn geweest.
De VW Golf met kenteken
[kenteken 2] op 23 en 24 juni 2010: [144]
- stond op 23 juni 2010 vanaf omstreeks 19:02 uur stil in de [adres verdachte 2] te Breda ter hoogte van de woning van [verdachte 2]; [145]
- reed op 23 juni 2010 omstreeks 21:15 uur langs de [adres medewerker 1] te Schipluiden, het adres van [medewerker 1], een [functie] van [bedrijf]); [146]
  • reed op 23 juni 2010 om 21:51 uur langzaam (met snelheden van 9 en 14 km per uur) door de [straat aangevers 1 en 2] in Alphen aan den Rijn;
  • reed op 23 juni 2010 tussen 22:14 en 22:19 langs [kantoor bedrijf] van [bedrijf] te Zoeterwoude;
  • reed op 23 juni 2010 tussen 22:38 en 22:41 langs het perceel aan de [adres medewerker 2] te Leiden. Dit betreft het woonadres van [medewerker 2], medewerkster bij [kantoor bedrijf] van [bedrijf] te Zoeterwoude;
  • was op 23 juni 2010 tussen 23:13 en 23:16 uur weer in Schipluiden, langzaam rijdend en ook stilstaand in de straat van de woning van de [medewerker 1];
  • stond op 23 juni 2013 tussen 23:52:29 en 23:56:48 uur stil op de parkeerplaats De Andel aan de A12 ter hoogte van Reeuwijk;
- reed op 24 juni 2010 tussen 00:32 en 00:40 uur langs de woning aan de [adres vriendin verdachte 3] te IJsselstein, wat het adres is van [vriendin verdachte 3], de vriendin van de verdachte [verdachte 3]; [148]
- kwam op 24 juni 2010 om 01:47 uur aan in de [adres verdachte 2] in Breda (woonadres van de verdachte [verdachte 2]), en bleef daar staan tot 24 juni 2010 11:24 uur. [149]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1], vermoedelijk in gebruik bij de verdachte [verdachte 3], [150] blijkt verder dat dit telefoonnummer op 23 juni 2010 tussen 23:56:08 en 23:57:12 uur contact heeft gemaakt met een zendmast geplaatst aan de A12 bij parkeerplaats De Andel te Reeuwijk. Er werd gebeld naar het nummer [telefoonnummer 3] in gebruik bij de vriendin van [verdachte 3], [vriendin verdachte 3]. [151] Het eerstgenoemde tijdstip waarop telefonisch contact was gemaakt met behulp van de zendmast komt overeen met het tijdstip waarop de VW Golf met het kenteken [kenteken 2] geparkeerd heeft gestaan nabij die zendmast.
De VW Golf met kenteken
[kenteken 2] op 27 en 28 juni 2010: [152]
- stond op 27 juni 2010 tussen 03:40 en 11:03 uur en 11:50 en 19:05 uur stil in de [adres verdachte 2] te Breda, het adres van de verdachte [verdachte 2]; [153]
- was op 27 juni 2010 om 20:31 uur op de [adres verdachte 4] in Breda, het gba-adres van de verdachte [verdachte 4]; [154]
- stond op 27 juni 2010 om 21:48 uur in Delft op de [straat], in de directe nabijheid van de [adres verdachte 1], waar verdachte [verdachte 1] indertijd woonde; [155]
- vertrok op 28 juni om 00:25 uur weer naar de [adres verdachte 2] in Breda; [156]
- stond gedurende de dag van 28 juni 2010 op verschillende adressen in Breda, onder meer in de [adres verdachte 2] (het adres van de verdachte [verdachte 2]) en de [adres verdachte 4] (het adres van de verdachte [verdachte 4]); [157]
- reed op 28 juni 2010 om 19:34:50 uur weg vanuit de gemeente Breda en kwam omstreeks 21:03 uur aan op het [straat] te Delft. Deze straat is in de nabijheid gelegen van de woning van de verdachte [verdachte 1] aan de [adres verdachte 1] te Delft (te 20:57:14 uur stond ook de VW Golf met het kenteken [kenteken 1] op het [straat]); [158]
- was op 28 juni 2010 om 21:05:21 uur op de [straat] in Delft (daar was toen ook de VW Golf met kenteken [kenteken 1]); [159]
- was om 22:18:10 uur bij de [adres bedrijf] in Zoeterwoude (bij [kantoor bedrijf] van [bedrijf]); [160]
- was om 22:18:20 uur nog steeds in Zoeterwoude bij [kantoor bedrijf], waar de auto toen een vijftiental seconden heeft stilgestaan; [161]
- reed om 22:18:38 uur weg uit de [adres bedrijf] naar de [straat medewerker 2] te Leiden, daar werd het contact van de auto uitgeschakeld. De auto werd in deze straat aangetroffen op 15 juli 2010. [162] Tussen 28 juni 2010 te 22:24:56 uur en het tijdstip van aantreffen door de politie stond het voertuig stil. [163] Zoals hiervoor aan de orde is gekomen woont een medewerkster van [kantoor bedrijf] in de desbetreffende straat. [164]
De VW Golf met kenteken
[kenteken 1] op 27 juni 2010: [165]
- stond vanaf 02:32 tot 11:34 uur stil ter hoogte van de [adres verdachte 4] 126 te Breda, het adres van de verdachte [verdachte 4]; [166]
- stond van 12:35 tot 12:44 uur in de [adres verdachte 2] te Breda [167] (het adres van de verdachte [verdachte 2]); daar was toen ook de VW Golf met kenteken [kenteken 2]; [168]
- was om 14:53 uur en opnieuw om 16:43 uur op het adres [adres verdachte 4] [169] (het adres van de verdachte [verdachte 4]);
- reed om 22:07 uur langs het perceel van de [adres medewerker 1] te Schipluiden, de woning van de [medewerker 1] van [kantoor bedrijf] van de [bedrijf]; [170]
  • was om 22:36 uur in de [straat aangevers 1 en 2] in Alphen aan den Rijn;
  • was om 22:37 uur in de [straat] in Alphen aan den Rijn;
  • was om 22:37 uur in de [straat aangevers 3 en 4] in Alphen aan den Rijn;
  • was om 22:38 uur weer in de [straat];
  • was om 22:38 uur weer in de [straat aangevers 3 en 4];
  • was om 22:39 uur weer in de [straat aangevers 1 en 2]
- was om 22:43 uur op de [straat] in Alphen aan den Rijn.
De VW Golf met kenteken
[kenteken 1] op 28 juni 2010: [173]
- stond op 28 juni 2010 tussen 00:12 uur en 20:57 uur stil op het [straat] te Delft, welke straat in de nabijheid van de woning van de verdachte [verdachte 1] aan de [adres verdachte 1] te Delft is gelegen; [174]
  • vertrok om 20:57 uur uit Delft naar Leidschendam;
  • het contact van de auto werd op 28 juni 2010 om 21.43.15 uur uitgeschakeld. De auto stond toen op de [straat] te Leidschendam.
6.2.3.5 De aangetroffen sporen met betrekking tot de auto’s. [178]
De aangetroffen sporen in de
VW Golf met kenteken
[kenteken 3].In deze auto zijn in de kofferbak - onder andere - aangetroffen: een weekendtas met daarin drie lege weekendtassen, een weekendtas met daarin - onder andere – tie-wraps, breekijzers en schroevendraaiers. [179] Onder de weekendtas die voor de passagiersstoel werd aangetroffen, lag een blonde pruik. [180] In het vak van het rechterportier lag een flesje Spa met daarop celmateriaal van verdachte [verdachte 4]. [181] Ook lagen er in de auto verschillende gestippelde toilettasjes (van het merk True Spirit) met wisselende inhoud, waaronder een taser (stroomstootwapen), opplaksnorren, helmmutsen, flesjes Derlon gellak, een pantymutsje, ducttape, een opplakbaard en een schouderholster. [182]
In de bovengenoemde Volkswagen met het kenteken [kenteken 3]is in een toilettas een programma aangetroffen van de afscheidsavond van groep 8 van de [school] in Delft, de school waarop de zoon van de verdachte [verdachte 1] zat. [183] Dit afscheid heeft op de avond van 28 juni 2010 plaatsgevonden in een kerk. De verdachte [verdachte 1] heeft het eerste deel bijgewoond, maar is volgens getuige [getuige 6] om ongeveer 21.20 uur vertrokken omdat hij een afspraak met vrienden had, die hij niet kon afbellen. Zij verklaarde voorts dat het programma van die avond op een stoel in die kerk lag, dat verdachte die avond in een zwarte auto reed. [184]
De getuige [getuige 7], het schoolhoofd, heeft verklaard dat de nieuwsbrief met een vooraankondiging van de afscheidsavond is verspreid op 21 mei 2010, maar dat de programma's die avond in de kerk op de stoelen lagen. [185] Deze verklaring heeft hij bevestigd ten overstaan van de rechter-commissaris op 9 april 2013. [186] Op het programma is een vingerafdruk van [verdachte 1] aangetroffen. [187] Zoals hiervoor is aangegeven stond de Volkswagen geparkeerd naast het huis van aangevers [aangever 2] en [aangever 1] en betrof het een gestolen voertuig. In de toilettas met het programma van de afscheidsavond bevonden zich onder meer ook een opplakbaard en een zwart schouderholster. [188]
De aangetroffen sporen in de
VW Golf met kenteken [kenteken 1]. [189] De autosleutel uit de fouillering van de verdachte [verdachte 2] bleek op deze auto te passen. [190] In deze auto werd - onder andere - aangetroffen: een verrekijker, een paar kunststof transparante handschoenen, een rol vuilniszakken die qua kleur, materiaal en afmeting overeenkwamen met de in de VW Golf met kenteken [kenteken 2] aangetroffen vuilniszakken, een aansteker, een huurcontract van de auto op naam van de verdachte [verdachte 5] en een flesje Spa. [191] Als telefoonnummer stond het nummer van de verdachte [verdachte 2] op het huurcontract vermeld. [192] Op het flesje Spa werden dactyloscopische sporen aangetroffen die geïdentificeerd zijn als zijnde afkomstig van de verdachte [verdachte 3]. [193] Op een vuilniszak zijn dactyloscopische sporen van de verdachte [verdachte 2] gevonden. [194]
De aangetroffen sporen in de
VW Golf met kenteken [kenteken 2]. [195] De autosleutel uit de fouillering van de verdachte [verdachte 5] bleek op deze auto te passen. [196] In deze auto werd - onder andere - aangetroffen: twee zwarte vuilniszakken met op één van die vuilniszakken dactyloscopische sporen van de verdachten [verdachte 4], [verdachte 3] [197] en [verdachte 5] [198] , een huurcontract op naam van [verdachte 5] en twee lege doosjes van een knijpkat [199] en een plastic tas van het merk ‘Texaco’ met daarop een dactyloscopisch spoor van de verdachte [verdachte 3]. [200] Op het huurcontract werd een vingerafdruk van verdachte [verdachte 2] aangetroffen. [201] Ook stond het telefoonnummer van de verdachte [verdachte 2] op het huurcontract vermeld. [202] Op één doosje werden dactyloscopische sporen aangetroffen van de verdachte [verdachte 4]. [203]
6.2.3.6. Toilettasjes
Zoals hiervoor aan de orde is gekomen zijn er in de VW Golf met kenteken [kenteken 3] gespikkelde tasjes gevonden. Deze kwamen voor wat betreft het model, merk en motief overeen met het tasje dat was aangetroffen in de woonkamer van het perceel [adres aangevers 1 en 2] te Alphen aan den Rijn. [204] In de woning van de verdachte [verdachte 2] zijn twee telefoons aangetroffen, die zijn onderzocht. [205] Op één van de telefoons werd een sms-bericht aangetroffen dat afkomstig was van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en was ingekomen op 28 juni 2010 te 10.21.20. [206] Dit nummer was volgens getuige [getuige 6] in gebruik bij de verdachte [verdachte 1]. [207] De tekst luidde: “Tip! Haal vonr de vakantie ieder een toilettasje dan raak je ook je tandenborstel niet kwijt en voorkom je geouwehoer.” [208]
6.2.3.7 Contacten tussen de verdachten
Over de onderlinge contacten tussen de vijf verdachten is het volgende gebleken.
Tussen 3 augustus 2009 en 28 mei 2010 zat de verdachte [verdachte 3] gedetineerd in de penitentiaire inrichting ‘De IJssel’ in Krimpen aan den IJssel. De verdachte [verdachte 2] heeft hem daar elf keer bezocht, waarvan acht keer samen met verdachte [verdachte 4]. De verdachte [verdachte 4] is ook een keer alleen op bezoek geweest. De verdachte [verdachte 5] is vier keer bij de verdachte [verdachte 3] op bezoek geweest, één keer samen met de verdachte [verdachte 2], één keer samen met de verdachte [verdachte 4] en twee maal samen met de verdachten [verdachte 2] en [verdachte 4]. De verdachte [verdachte 1] heeft de verdachte [verdachte 3] daar één keer bezocht. [209]
De verdachte [verdachte 2] is op 17 november 2009 en op 1 februari 2010 bij de verdachte [verdachte 5] op bezoek geweest toen die gedetineerd zat in Grave. Op laatstgenoemde datum ging ook de verdachte [verdachte 4] bij de verdachte [verdachte 5] op bezoek. [210]
In een politieverhoor in september 2004 heeft de verdachte [verdachte 3] verklaard goed bevriend te zijn met de verdachte [verdachte 2]. [211]
In de woning van verdachte [verdachte 2] zijn een kopie van het legitimatiebewijs van verdachte [verdachte 3] [212] en het legitimatiebewijs van verdachte [verdachte 5] [213] aangetroffen, alsmede een agenda van verdachte [verdachte 3]. In de agenda stonden de namen van verdachten [verdachte 4], [verdachte 2] en [verdachte 1] vermeld. Dat het om de agenda van de verdachte [verdachte 3] ging, is gebleken uit de vermelding van het adres van “moeder”, die woont op de [adres] in Breda, het adres van de moeder van de verdachte [verdachte 3]. [214]
[getuige 9], die is bevraagd over twee sms-berichten op een mobiele telefoon aangetroffen in de woning van de verdachte [verdachte 2], heeft in een gesprek met twee verbalisanten verklaard dat hij veel met [verdachte 4] en [verdachte 2] omging. Ze kwamen ook bij hem eten. Hij wist dat ze iets van plan waren. [215]
De getuige [getuige 8] heeft verklaard, dat vermoedelijk begin april 2010, toen verdachte [verdachte 1] bij haar in huis woonde, [naam] of [naam] en [naam] bij hem op bezoek zijn geweest. Zij herkende de foto’s van de verdachten [verdachte 2] en [verdachte 5] als de betreffende personen. [216]
6.2.4
Het oordeel van het hof
6.2.4.1 Ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Geen gijzeling
Het hof is van oordeel dat het onder 1, eerste cumulatief, impliciet primair ten laste gelegde geen gijzeling op kan leveren, nu in de tenlastelegging niet nader is omschreven wie met de ander is bedoeld en tot wat die ander is gedwongen. Zoals uit het navolgende blijkt zal het hof wel evenals de rechtbank de onder 1, eerste cumulatief, impliciet subsidiair ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving bewezen verklaren.
Medeplegen
Voor wat betreft het verweer van de verdediging dat niet kan worden bewezen dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten overweegt het hof als volgt.
In de avond van 28 juni 2010 zijn minimaal vier mannen de woning van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] binnengedrongen. In ieder geval één van deze mannen droeg een vermomming. Zowel [aangever 2] als [aangever 1] werd gedwongen om te gaan zitten. [aangever 2] mocht daarbij niet opkijken en bij [aangever 1] zijn haar mond en ogen bedekt gehouden. Ook is [aangever 2] bedreigd met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Aan [aangever 1] zijn onder bedreiging allerlei vragen gesteld over de kluis op haar werk bij [kantoor bedrijf] van de [bedrijf]. Kennelijk was het de bedoeling van de mannen om aangeefster zodanige informatie te laten prijsgeven dat zij zich meester konden maken van de inhoud van die kluis. Verder is één van de mannen bij de kinderen van aangevers geweest, die boven in de woning lagen te slapen. Ook heeft [aangever 2] gehoord dat de mannen meermalen aan elkaar vroegen waar de tie-wraps waren en dat zij met zijn vrouw naar de kluis zouden gaan. Omdat de politie was gewaarschuwd door de buren van aangevers, hebben de mannen de woning vrij snel weer moeten verlaten.
Uit hetgeen onder 6.2.3.7 is weergegeven leidt het hof af dat de vijf verdachten elkaar voor de ten laste gelegde feiten al kenden.
Gebleken is dat op 23, 24, 27 en 28 juni 2010 met de twee op naam van de verdachte [verdachte 5] gehuurde auto’s meermalen is gereden langs [kantoor bedrijf] van de [bedrijf] te Zoeterwoude, langs de woningen van medewerkers van [kantoor bedrijf] in Schipluiden respectievelijk Leiden en langs de woning van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] in Alphen aan de Rijn. Op 24, 27 en/of 28 juni 2010 zijn beide auto’s, of in ieder geval één daarvan, ook in de nabijheid van de woningen van de verdachten [verdachte 2], [verdachte 4] en [verdachte 1] in Breda respectievelijk Delft geweest. Bij de fouillering van de verdachte [verdachte 2] is de autosleutel van één van deze auto’s aangetroffen. In beide huurauto’s zijn goederen aangetroffen met daarop dactyloscopische sporen van de verdachten [verdachte 2] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 3]. Ook lag in de auto’s het huurcontract op naam van [verdachte 5] met daarop vermeld het telefoonnummer van [verdachte 2].
Vóór de woning van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] is nog een gestolen auto aangetroffen. Bij de fouillering van [verdachte 5] is de autosleutel aangetroffen die hoort bij die auto. In de auto lagen diverse weekendtassen en toilettasjes met daarin items als tie-wraps, breekijzers, schroevendraaier, blonde pruik, helmmutsen, pantymutsje, opplaksnorren en -baard en een schouderholster. Het toilettasje komt qua model, merk en motief overeen met het toilettasje dat in de woning van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] is aangetroffen. Gebleken is dat op de dag van de overval vanaf een telefoonnummer in gebruik bij [verdachte 1] een sms-bericht is gestuurd naar de telefoon die in gebruik was bij [verdachte 2] met de tekst: “Tip! Haal vonr de vakantie ieder een toilettasje dan raak je ook je tandenborstel niet kwijt en voorkom je geouwehoer.”
Uit het bovenstaande leidt het hof af dat de gehuurde auto’s zijn gebruikt om in de dagen voorafgaand aan het ten laste gelegde [kantoor bedrijf] van de [bedrijf] en de woningen van enkele medewerkers van [kantoor bedrijf] en aangevers [aangever 1] en [aangever 2] af te leggen. De huurperiode startte enkele dagen voordat de desbetreffende ritten zijn gemaakt. Daarnaast gaat het hof ervan uit dat de voor de woning van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] geparkeerde auto is gebruikt door de overvallers. Het bovengenoemde afleggen en de items die zijn gevonden in de voor de woning van aangevers geparkeerde auto duiden op een vooropgezet plan om de woning van [aangever 1] en [kantoor bedrijf] van de [bedrijf] te overvallen. Daarbij neemt het hof eveneens in aanmerking dat uit de aangifte van [aangever 1] volgt dat de overvallers wisten dat [aangever 1] bij [kantoor bedrijf] van de [bedrijf] werkte; dat de overvallers andere medewerkers van [kantoor bedrijf] konden omschrijven; dat [aangever 1] specifiek vragen zijn gesteld over de kluis en de hoeveelheid geld daarin; en dat (tenminste) één van de overvallers wist dat de geldwagen die dag niet bij [kantoor bedrijf] was geweest.
Naar het oordeel van het hof is het de verdachte geweest die samen met zijn medeverdachten betrokken was bij de voorbereiding van het vooropgezette plan en daar gezamenlijk met hen (deels) uitvoering aan heeft gegeven.
Daarbij is in het bijzonder het volgende van belang. De gehuurde auto’s zijn op de dagen waarop de aflegging heeft plaatsgevonden (meermalen) bij de woningen van de medeverdachten geweest. Zoals hiervoor aan de orde is gekomen lagen er in de auto’s goederen waarop dactyloscopische sporen van [verdachte 2], [verdachte 4], [verdachte 5] en de verdachte zijn aangetroffen. Dat ook de verdachte gerelateerd kan worden aan de huurauto’s blijkt voorts uit de onder 6.2.3.4 vermeldde zendmastgegevens van het telefoongesprek op 23 juni 2010 tussen 23:56:08 en 23:57:12 is gevoerd met telefoonnummer dat in gebruik was bij de verdachte.
Voorts is in de voor de woning van [aangever 1] en [aangever 2] geparkeerde auto een programmaboekje aangetroffen van de afscheidsavond op 28 juni 2010 van de basisschool van de zoon van [verdachte 1], op welke afscheidsavond [verdachte 1] tot 21:20 uur aanwezig is geweest. Het hof leidt hieruit af dat [verdachte 1] ten tijde van de overval in of in de nabijheid van de woning van [aangever 1] en [aangever 2] is geweest.
Dat ook [verdachte 5] en [verdachte 4] toen daar zijn geweest volgt uit de omstandigheid dat zij (zeer kort) na de overval door de politie in een nabij gelegen sloot zijn aangetroffen, in welke sloot op diezelfde avond een witte pruik en een zwart trainingsjack met witte bies zijn gevonden. Naar het oordeel van het hof is ook komen vast te staan dat de verdachte en [verdachte 2] daar zijn geweest, nu zij, na met [verdachte 1] te zijn gevlucht via de woning van aangever [aangever 3], waarbij zij diens auto hebben ontvreemd, met [verdachte 1] op de Kanaaldijk te Waddinxveen zijn aangehouden. Na de aanhoudingen zijn op de Kanaaldijk en in het daarnaast gelegen water een nepsnor, drie vuurwapens (met patronen) en een zwart trainingsjack met witte bies zijn aangetroffen.
Het hof acht op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachten de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Dat niet kan worden vastgesteld hoeveel verdachten (vier dan wel vijf of meer) in de woning van [aangever 1] en [aangever 2] zijn geweest of wie van de verdachten daar binnen zijn geweest, doet hier niets aan af. Immers is op grond van het voorgaande komen vast te staan dat de verdachte betrokken was bij de voorbereiding van het plan en dat hij daar uitvoering aan heeft gegeven. Het verweer van de verdediging wordt derhalve verworpen.
Poging of voorbereiding?
Door de verdediging is betoogd dat de onder 2 primair, eerste en tweede cumulatief, ten laste gelegde poging niet kan worden bewezen, nu nog geen sprake was van een begin van uitvoering van het voornemen om [kantoor bedrijf] van de [bedrijf] te overvallen. Het stellen van vragen aan [aangever 1] is eerder te kwalificeren als voorbereidingshandeling dan als uitvoeringshandeling, en was slechts informatief van aard. De verdachten wilden kennelijk over deze informatie beschikken alvorens te besluiten al dan niet over te gaan tot de vermeende poging diefstal met geweld/afpersing.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Van een strafbare poging is sprake als de gedragingen van een verdachte zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Daarbij is leidend dat zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienen te worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van dat misdrijf. Hiertoe kunnen naast de voor een derde zichtbare gedragingen ook bijdragen andere feiten en omstandigheden die de context van de gedragingen kunnen bepalen.
Zoals hiervoor reeds in het kader van het medeplegen is overwogen gaat het hof ervan uit dat de verdachten het voornemen hadden om het telkantoor van de [bedrijf] te Zoeterwoude te overvallen. Daartoe zijn zij, nadat zij op verschillende dagen plaatsen hadden afgelegd die gerelateerd waren aan dat kantoor, eerst naar de woning van [aangever 1] gegaan, alwaar zij haar onder bedreiging van vermoedelijk een vuurwapen hebben ondervraagd over de kluis, de hoeveelheid geld in de kluis op dat moment en wie van haar collega’s de volgende ochtend zou komen werken. Het hof acht het uitermate onwaarschijnlijk dat de verdachten, na deze vragen aan [aangever 1] te hebben gesteld, de woning weer zouden hebben verlaten om – na beraad - vervolgens op een ander moment [kantoor bedrijf] te overvallen of aldaar in te breken. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat [aangever 2] de overvallers heeft horen zeggen dat zij zijn vrouw naar de kluis zouden meenemen en aan de vrouw is gevraagd of zij wilde meewerken.
Verder dragen ook de goederen die de verdachten naar en in de woning van [aangever 1] goederen hadden meegenomen bij aan de uitvoering van het plan, zoals tie-wraps, wapens, pruiken en opplaksnorren, die konden dienen als vermomming.
Het hof gaat derhalve voorbij aan de stelling van de verdediging en beschouwt de gedragingen van de verdachten als een opeenvolgend geheel, welke tot een voltooiing van het delict zouden hebben geleid als de verdachten niet door de politie waren gestoord. De overval in de woning van [aangever 2] en [aangever 1] en het stellen van de bovengenoemde vragen tijdens die overval kan gezien de uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als een begin van uitvoering van de onder 2 primair, eerste en tweede cumulatief, ten laste gelegde poging. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat al hetgeen onder 2 primair ten laste is gelegd bewezen kan worden verklaard. Het verweer van de verdediging wordt mitsdien verworpen.
Verweer betreffende het alibi van de verdachte
Voor zijn aanwezigheid op de avond van 28 juni 2010 in Waddinxveen heeft verdachte bij wijze van verklaring gezegd dat hij daar in de buurt een vriend had bezocht. [217] Deze vriend, [getuige 10], heeft verklaard dat verdachte op een maandagavond van ongeveer 19 tot ongeveer 21 uur bij hem in zijn woonplaats Gouda op bezoek is geweest en daarna is vertrokken omdat de getuige zelf weg moest. De getuige kon niets vertellen over de wijze van vervoer van verdachte en heeft verklaard later te hebben gehoord dat verdachte was aangehouden op de betreffende maandagavond. [218] Aangezien ook uitgaande van de verklaring van [getuige 10] de mogelijkheid open blijft dat de verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, wordt het bewijsverweer verworpen. Dat de getuige tevens heeft verklaard dat hij zelf die avond weg moest en de verdachte daarom weggestuurd heeft, doet daaraan niet af. Ook deze lezing staat namelijk niet aan een bewezenverklaring in de weg, gezien het tijdstip waarop de overvallen hebben plaatsgevonden.
Ambtshalve overweging ter zake van het onder 1 ten laste gelegde
Het hof verklaart bij onder 1, tweede cumulatief, ook bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders de slachtoffers hebben bedreigd doordat zij in vermomming de woning van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] is/zijn binnengedrongen. Hiertoe overweegt het hof dat van een vermomming een dreigende werking uitgaat, die bijdraagt aan de dreigende sfeer waaronder de overige handelingen zijn verricht. Daarmee is dit een onderdeel van de bedreiging.
6.2.4.2 Overweging ter zake van het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte ook ter zake van het onder 3, 4 en 5 dient te worden vrijgesproken. Voor wat betreft de feiten onder 3 en 4 bevat het dossier slechts indirect bewijs. Vrijspraak voor deze feiten dient weer vrijspraak voor het onder 5 ten gevolge te hebben.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Kort na de overval (met gebruik van vermommingen) op het echtpaar [aangever 1] en [aangever 2] ziet de getuige [getuige 3] in de nabijheid van de woning van [aangever 1] en [aangever 2] vijf mannen bij een hek bij een sloot staan. In de sloot achter dit hek is eerst [verdachte 5] en ook later [verdachte 4] aangehouden. Bij de aanhouding van [verdachte 5] is geschoten. Zowel uit de aangifte van [aangever 3] als die van [aangever 4] volgt dat zij buiten geschreeuw en knallen hoorden en dat vrijwel direct hierop drie mannen hun woning zijn binnengedrongen. De mannen hadden pruiken op en er is ook een zwarte snor gezien. Deze mannen hebben vervolgens met geweld de autosleutels van de grijze Ford Focus met kenteken [kenteken 5] van hen weten te ontvreemden. Eén van de mannen riep: “Ik schiet, ik schiet” en er is ook daadwerkelijk geschoten. De mannen verkeerden al die tijd in elkaars nabijheid en zijn gezamenlijk in de voornoemde Ford Focus gevlucht. In de woning van [aangever 3] en [aangever 4] is een pruik gevonden.
Met één van de wapens die in Waddinxveen op de looproute van de verdachten [verdachte 1], [verdachte 3] en [verdachte 2] is aangetroffen is waarschijnlijk in het huis van het echtpaar [aangever 3] een schot gelost. Zoals hiervoor aan de orde is gekomen zijn na de aanhoudingen op de Kanaaldijk en in het daarnaast gelegen water onder meer een nepsnor, drie vuurwapens (met patronen) en een zwart trainingsjack met witte bies aangetroffen. Uit deze omstandigheden leidt het hof af, dat de verdachten [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte 3] zich in Waddinxveen hebben ontdaan van goederen die hen in verband zouden kunnen brengen met de in Alphen aan den Rijn gepleegde strafbare feiten. Die hadden zij dus ook in hun bezit bij de overval op de aangevers [aangever 3] en [aangever 4] en tijdens het vervoer van de wapens van Alpen aan den Rijn naar Waddinxveen, in de gestolen auto van [aangever 3].
Bij zijn aanhouding had [verdachte 2] een rode striem in zijn nek. Ook is op de linkerschoen van [verdachte 2] een bloedspoor gevonden, welk bloed afkomstig blijkt te zijn van [aangever 3].
Zoals hierboven reeds onder 6.2.4.1 is overwogen, acht het hof het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen verklaard. Op grond van die hierboven vermelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte ook het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan. Het hof gaat er daarbij vanuit dat [verdachte 2], [verdachte 1] en [verdachte 3] gezamenlijk via de aan de sloot grenzende achtertuin de woning van aangevers [aangever 3] en [aangever 4] zijn binnengedrongen, dat zij daar de autosleutels van [aangever 3] met geweld hebben ontvreemd en in de auto van [aangever 3] zijn gevlucht.
Hoewel niet kan worden vastgesteld wat precies de rol van elke verdachte bij het plegen van de bovengenoemde feiten is geweest kan wel geconcludeerd worden dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking met de andere verdachten.
Dit geldt ook voor het voorhanden hebben van de wapens en de munitie zoals onder 5 ten laste gelegd. Gezien de bovenstaande bewijsmiddelen kan het niet anders dan dat elk van de verdachten - in ieder geval vanaf het moment dat er in het huis van [aangever 3] en [aangever 4] met een wapen is geschoten door één van de verdachten - (voorwaardelijk opzet moet hebben gehad op de aanwezigheid van de wapens en de munitie, ook op het moment van het vervoer daarvan in de gestolen auto. Geen van de verdachten heeft zich hiervan gedistantieerd. In samenhang met de wijze waarop gebruik is gemaakt van een wapen bij het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals blijkt uit de bovenstaande bewijsmiddelen, kan worden geconcludeerd dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft medegepleegd.

7.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste cumulatief, impliciet subsidiair en tweede cumulatief, 2 primair, eerste cumulatief en tweede cumulatief, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk personen, genaamd [aangever 1] en [aangever 2] en hun twee kinderen, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft/is hij, verdachte tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen:
  • invermomming de woning van die [aangever 1] en [aangever 2] binnengedrongen en/of
  • vervolgens een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [aangever 2] gehouden en/of
  • die [aangever 2] gedwongen om op de grond te gaan zitten en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "Als je opkijkt, doe ik je wat aan" en "je gaat eraan als je kijkt of beweegt, je gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en/of
  • die [aangever 2] in een wurggreep gehouden en/of
  • de trap opgelopen en aan die [aangever 2] gevraagd hoeveel kinderen boven in de woning waren en
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [aangever 1] gehouden en/of
  • daarbij die [aangever 1] gedwongen om te gaan zitten waarbij verdachte en/of één van zijn mededaders haar ogen en
  • onder meer aan die [aangever 1] gevraagd waar die [aangever 1] werkzaam was en hoeveel geld erin de kluis lag en wanneer het tijdslot van de kluis geopend kon worden en of die [aangever 1] zelf in staat was om de kluis te openen en wie morgen als eerste op het werk zou beginnen en dreigend de woorden toegevoegd: "Lieg niet, want ik schiet je hartstikke dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • tegen die [aangever 1] en [aangever 2] gezegd "pas op, die handgranaat staat op scherp", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en
hij op 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met anderen, [aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders opzettelijk dreigend:
  • invermomming de woning van die [aangever 1] en [aangever 2] binnengedrongen en
  • vervolgens een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [aangever 2] gehouden en
  • die [aangever 2] gedwongen om op de grond te gaan zitten en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "Als je opkijkt, doe ik je wat aan" en "je gaat eraan als je kijkt of beweegt, je gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
  • die [aangever 2] in een wurggreep gehouden en
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [aangever 1] gehouden en
  • daarbij die [aangever 1] gedwongen om te gaan zitten waarbij verdachte en/of één van zijn mededaders haar ogen en mond bedekt hield en
  • aan die [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Lieg niet, want ik schiet je hartstikke dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
  • tegen die [aangever 1] en [aangever 2] gezegd "pas op, die handgranaat staat op scherp", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningweg te nemen geld, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf]([kantoor bedrijf] gevestigd te Zoeterwoude), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en [aangever 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders:
  • invermomming de woning van die [aangever 1] en [aangever 2] binnengedrongen en
  • vervolgens een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [aangever 2] gehouden en
  • die [aangever 2] gedwongen om op de grond te gaan zitten en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "Als je opkijkt, doe ik je wat aan" en "je gaat eraan als je kijkt of beweegt, je gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
  • die [aangever 2] in een wurggreep gehouden en
  • de trap opgelopen en aan die [aangever 2] gevraagd hoeveel kinderen boven in de woning waren en
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [aangever 1] gehouden en
  • daarbij die [aangever 1] gedwongen om te gaan zitten waarbij verdachte en/of één van zijn mededaders haar ogen en mond bedekt hield en
  • onder meer aan die [aangever 1] gevraagd waar die [aangever 1] werkzaam was en hoeveel geld erin de kluis lag en wanneer het tijdslot van de kluis geopend kon worden en of die [aangever 1] zelf in staat was om de kluis te openen en wie morgen als eerste op het werk zou beginnen en dreigend de woorden toegevoegd: "Lieg niet, want ik schiet je hartstikke dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
  • tegen die [aangever 1] en [aangever 2] gezegd "pas op, die handgranaat staat op scherp", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en
hij op 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] en [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] ([kantoor bedrijf] gevestigd te Zoeterwoude), met een of meer van zijn mededaders, althans alleen:
  • invermomming de woning van die [aangever 1] en [aangever 2] binnengedrongen en
  • vervolgens een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [aangever 2] gehouden en
  • die [aangever 2] gedwongen om op de grond te gaan zitten en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "Als je opkijkt, doe ik je wat aan" en "je gaat eraan als je kijkt of beweegt, je gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
  • die [aangever 2] in een wurggreep gehouden en
  • de trap opgelopen en aan die [aangever 2] gevraagd hoeveel kinderen boven in de woning waren en
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [aangever 1] gehouden en
  • daarbij die [aangever 1] gedwongen om te gaan zitten waarbij verdachte en/of één van zijn mededaders haar ogen en mond bedekt hield en
  • onder meer aan die [aangever 1] gevraagd waar die [aangever 1] werkzaam was en hoeveel geld erin de kluis lag en wanneer het tijdslot van de kluis geopend kon worden en of die [aangever 1] zelf in staat was om de kluis te openen en wie morgen als eerste op het werk zou beginnen en dreigend de woorden toegevoegd: "Lieg niet, want ik schiet je hartstikke dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
  • tegen die [aangever 1] en [aangever 2] gezegd "pas op, die handgranaat staat op scherp", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen autosleutels, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 3] en [aangever 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
  • via de tuindeur binnendringen van de woning van die [aangever 3] en [aangever 4] en daarbij zeggen "opzij en ga weg" en/of
  • zeggen "ik schiet, ik schiet" en/of
  • hard met een stomp voorwerp eenmaal tegen het achter hoofd van die [aangever 3] slaan en/of
  • vervolgens/daarbij zeggen/roepen "waar zijn de autosleutels en geef de autosleutels" en/of
  • vervolgens de autosleutels uit een pot wegnemen;
4.
hij op of omstreeks 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Ford Focus [kenteken 5]), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3];
5.
hij op 28 juni 2010 te Alphen aan den Rijn en Waddinxveen, tezamen en in vereniging met anderen, meer wapens van categorie III, te weten:
  • een pistool (7.62mm) en
  • een pistool (Browning 9mm) en
  • een pistool (Walther 9mm),
en munitie van categorie III, te weten:
  • zes, althans een of meer kogelpatronen behorende bij een pistool kaliber 7.62mm en
  • tien, kogelpatronen behorende bij een pistool Browning kaliber 9mm en
  • vijf, kogelpatronen behorende bij een pistool Walther kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

8.Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

het onder 1, eerste cumulatief, impliciet subsidiair, en tweede cumulatief, en 2 primair, eerste en tweede cumulatief, bewezen verklaarde levert op (opmerking hof: de eendaadse samenloop geldt uitsluitend voor de tweede alinea van deze kwalificatie):
De voortgezette handeling van:
de eendaadse samenloop van medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd en medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht meermalen gepleegd;
en
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het onder 3 en 4 bewezen verklaarde levert op:
De voortgezette handeling van:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
diefstal door twee of meer verenigde personen.
het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
het medeplegen handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
het medeplegen handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

9.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

10.Strafmotivering

10.1
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de op te leggen straf, met dien verstande dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van voorarrest.
10.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – overeenkomstig de overlegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnota – betoogd dat de straf dient te worden gematigd. Daartoe is gesteld dat de schending van de belangen van de verdediging door de rechtbanktraining dient te leiden tot strafvermindering. Voorts is verwezen naar jurisprudentie in vergelijkbare zaken en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS-oriëntatiepunten), waaruit volgt dat een lagere straf dient te worden opgelegd dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Tenslotte is sprake van samenloop wat betreft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
10.3
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf acht geslagen op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
10.3.1
Ernst van de feiten
De verdachte is samen met de medeverdachten (in vermomming) de woning van het echtpaar [aangever 1] en [aangever 2] binnengedrongen. Vervolgens hebben zij geweld uitgeoefend tegen die [aangever 2] en hebben zij die [aangever 1] en [aangever 2] met wapens bedreigd. Gebleken is dat zij dit hebben gedaan met de bedoeling om [kantoor bedrijf] van de [bedrijf], waar [aangever 1] destijds werkzaam was, te overvallen. Eén van de verdachten is ook boven bij de kinderen van het echtpaar geweest. De toen 10-jarige dochter wilde tijdens de overval samen met haar broertje uit het slaapkamerraam vanaf de eerste verdieping naar beneden klimmen. Een ter plaatse gekomen agent zag haar op het venster van het geopende raam zitten en hoorde haar huilen en gillen. De agent beschrijft de situatie als volgt [219] :
“Ik zag en hoorde dat mensen aan het schreeuwen en druk aan het gebaren waren. Ik zag voor de betreffende woning dat een man en vrouw stonden. Ik hoorde de man roepen [220] ‘Mijn kind zit binnen!’. [] Ik zag dat deze man in paniek was. Direct hierop hoorde ik een kinderstem heel hard gillen, komende uit de richting van een raam van [de] eerste verdieping van de woning. [..] Ik zag in het venster van het geopende raam op de eerste verdieping een meisje zitten. Ik schatte dat zij ongeveer 10 tot 12 jaar oud was. Ik zag en hoorde dat het meisje aan het huilen en gillen was. Ik dacht dat dit meisje naar buiten zou gaan springen of vallen omdat zij niet stil zat maar in paniek was. Ik zag totale ontreddering in de ogen van het meisje. Ik hoorde dat de man en de vrouw voor de woning in paniek aan het gillen waren dat ze terug de woning in moest”.
Door de bovengenoemde misdrijven te plegen hebben de verdachte en zijn medeverdachten inbreuk gemaakt op de bewegingsvrijheid en de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Het kan niet anders dan dat het door onbekende mannen binnendringen van hun woning, een plaats waar men geacht wordt zich veilig te voelen, als zeer beangstigend door de slachtoffers is ervaren. Uit de ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep voorgedragen slachtofferverklaringen van aangeefster [aangever 1] volgt verder dat het gebeuren een zeer grote impact op het leven van haar en haar gezin heeft gehad en er, in samenhang met andere omstandigheden, toe heeft geleid dat zij haar functie bij [kantoor bedrijf] van de [bedrijf] heeft neergelegd. Te verwachten valt dat zij en haar gezin nog een geruime tijd de gevolgen zullen ondervinden van wat er zich op die avond in hun woning heeft afgespeeld.
Na de overval op het gezin [aangever 1] en [aangever 2] zijn de verdachten in hun vlucht de woning van het echtpaar [aangever 3] en [aangever 4] binnengedrongen, waar zij met geweld en bedreiging met geweld de autosleutels van [aangever 3] hebben gepakt. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich aldus schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en diefstal. Ook hier kan het niet anders dan dat het door drie mannen onverhoeds binnendringen van hun woning voor de slachtoffers angstaanjagend is geweest. Aan het slachtoffer [aangever 3] is lichamelijk letsel toegebracht. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van dergelijke feiten nog een lange tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van verboden vuurwapens en munitie. Dergelijk bezit verdient bestraffing, nu dat onder burgers gevoelens van onveiligheid met zich mee brengt, temeer aangezien vuurwapens dikwijls worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten of bij eigenrichting.
Feiten als de onderhavige brengen voorts heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg in de samenleving in het algemeen, en bij omwonenden in het bijzonder. Dit geldt te meer nu een en ander zich heeft afgespeeld in een anders rustige woonwijk, die in de avond van 28 juni 2010 is opgeschrikt door een achtervolging door de politie van de verdachten en een aanhouding waarbij geschoten is.
Het hof acht de professionele en geraffineerde wijze waarop de verdachten de overval op [kantoor bedrijf] van de [bedrijf] hebben beraamd zeer ernstig. Zij hebben [kantoor bedrijf] en de woningen van verschillende werknemers van dat centrum, onder wie [aangever 1], in de aanloop tot de overval geobserveerd en hebben verder de nodige voorbereidingen getroffen met het oog op de voltooiing van hun plan. De (gedeeltelijke) uitvoering van het plan getuigt ervan dat de verdachten zich kennelijk alleen hebben laten leiden door hun eigen belangen en de vooruitzicht van financiële gewin, zonder zich daarbij te bekommeren om de traumatische gevolgen die dit zou hebben voor de slachtoffers. Hieruit blijkt dat de verdachte en zijn medeverdachten geen enkel respect hebben voor mensen, hun welzijn en hun bezittingen. Dit maakt dat de vrijheidsberoving, die bijna een gijzeling benadert, de bedreiging en de gepoogde diefstal met geweld en afpersing een bijzonder karakter hebben wat naar het oordeel van het hof als strafverhogend dient te werken.
10.3.2
Aandeel van de verdachte
Wat betreft het aandeel dat de verdachte in het geheel heeft gehad, overweegt het hof dat niet is komen vast te staan of en wie van de verdachten een initiërende rol heeft gehad bij de beraming van het plan of in de uitvoering daarvan. Ook is niet gebleken wie van de verdachten precies welke handelingen heeft verricht ten aanzien van de slachtoffers. Het hof gaat er derhalve vanuit dat het aandeel van de verdachte gelijk is geweest aan dat van de medeverdachten en ziet op dat punt geen aanleiding te differentiëren in de strafoplegging.
10.3.3
Justitieel verleden en de persoonlijke omstandigheden
Door de procesopstelling van verdachte heeft het hof weinig zicht kunnen verkrijgen op zijn persoon en op hetgeen hem heeft gedreven tot de bewezen verklaarde misdrijven.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 mei 2013, waaruit volgt dat de verdachte meermalen is veroordeeld tot lange gevangenisstraffen voor het plegen van gekwalificeerde vermogensdelicten, met als laatste veroordeling een veroordeling uit 2004 tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. Ten tijde van het bewezen verklaarde was de verdachte net 1 maand op vrije voeten. [221] Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Het hof neemt het justitieel verleden van de verdachte als strafverzwarende omstandigheid in aanmerking.
10.3.4
Gelijksoortige zaken
Betreffende het verweer van de verdediging dat gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS-oriëntatiepunten) en gelet op de straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken aan de verdachte een lagere straf moet worden opgelegd dan is gedaan door de rechtbank en is gevorderd door de advocaat-generaal, overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat de LOVS-oriëntatiepunten geen recht vormen in de zin van artikel 79 Wet op de Rechterlijke Organisatie (vgl. HR 3 december 2002, LJN: AE8838, NJ 2003, 570). Dit brengt met zich dat het hof – zonder overigens iets af te doen aan de waarde en het belang van deze oriëntatiepunten - niet in strikte betekenis van het woord zonder meer aan deze oriëntatiepunten is gebonden. De rechter beschikt over een grote mate van vrijheid bij het bepalen van de strafmaat, die ook dient te kunnen worden toegesneden op de bijzondere omstandigheden van elk geval afzonderlijk. Daar komt bij dat het in casu gaat om diverse feiten die in samenloop met elkaar zijn begaan.
Voor wat betreft de door de verdediging aangehaalde jurisprudentie overweegt het hof dat de desbetreffende strafzaken slechts in beperkte mate vergelijkbaar zijn met de onderhavige strafzaak.
Als bijzondere omstandigheden die in dit geval strafverhogend werken heeft het hof de navolgende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, een en ander in onderling verband en samenhang bezien.
  • Er is sprake van een samenwerkingsverband (van de verdachte met vier andere daders).
  • De gehanteerde werkwijze was professioneel, hetgeen onder meer blijkt uit de bovengenoemde voorbereidingshandelingen.
  • Ook twee jonge kinderen waren slachtoffer van de onder 1 bewezen verklaarde. Eén van hen werd in de nachtelijke uren uit haar slaapkamer gehaald. Zij werd daarbij tamelijk hard vastgepakt door één van de overvallers, terwijl zij haar vader om hulp had horen roepen.
  • Bij die overval zijn wapens, althans daarop gelijkende voorwerpen, gebruikt.
  • Er werd tijdens die overval door de daders meegedeeld dat er een handgranaat op scherp stond.
  • Vlak na de eerste overval heeft de verdachte samen met twee mededaders een tweede woningoverval gepleegd, met het doel om een auto buit te maken ter ontkoming aan de politie.
  • Bij die laatste woningoverval is geschoten met een vuurwapen en is één van de slachtoffers (hard) tegen het hoofd geslagen.
  • De overvallen hebben een grote impact gehad in de buurt waar zij hebben plaatsgevonden. Alle bewoners van de straat waar de tweede overval heeft plaatsgevonden moesten midden in de nacht uit hun woning.
 De verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan het medeplegen van vuurwapenbezit en het voorhanden hebben van munitie.
Ook rekent het hof de verdachte zwaar aan dat de onder 1 ten laste gelegde woningoverval gepleegd werd met het doel om één van de bewoners onder dwang te laten meewerken aan een overval op een kluis van het bedrijf waar zij werkt. In verband hiermee hebben de overvallers gezegd dat ze haar zouden mee nemen naar de kluis. Dit plan is louter vanwege de komst van de politie doorkruist en getuigt van de meedogenloosheid waarmee verdachte en zijn medeverdachten hebben gehandeld.
Dit alles maakt dat naar het oordeel van het hof bij de straftoemeting zodanig zwaar gewicht dient te worden toegekend aan de bescherming van de samenleving, dat slechts oplegging van de na te melden langdurige gevangenisstraf als passend kan worden beschouwd. Het strafmaatverweer van de verdediging wordt mitsdien verworpen.
10.3.5
Samenloop
Het hof houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat er weliswaar een tweetal/vijftal feiten bewezen is verklaard, maar dat de in artikel 55 en 56 Wetboek van Strafrecht vervatte samenloopregelingen van toepassing zijn. Zo is er ten aanzien van de afzonderlijk onder 1 cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten sprake van hetzelfde feitencomplex en aldus van eendaadse samenloop. Voorts is er bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten sprake van één voortgezette handeling, aangezien deze feiten het gevolg zijn van één wilsbesluit. Hetzelfde geldt ten aanzien van de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten, die samen één voortgezette handeling vormen.
10.3.6
Strafvermindering
De verdediging heeft betoogd dat de straf dient te worden gematigd, nu de belangen van de verdediging zijn geschonden door het houden van de rechtbanktraining. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Zo als reeds onder 5.3.3.5 is overwogen, is het hof van oordeel dat met het houden van de voorbereidingsbijeenkomst voor de getuigen het handelen van de justitiële autoriteiten verwijtbaar onachtzaam en onzorgvuldig is geweest doch dat geen sprake is geweest van een zodanige inbreuk op het recht van de verdachte tot een eerlijke proces of andere beginselen van behoorlijke procesorde dat dit dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Hoewel er geen sprake is van een vormverzuim dat is begaan in het kader van het voorbereidend onderzoek en de in artikel 359a Wetboek van Strafvordering vervatte regeling niet van toepassing is, ziet het hof wel aanleiding tot een strafvermindering buiten de laatstgenoemde regeling om. Het hof neemt hierbij in overweging:
  • dat het gaat om ernstige onregelmatigheden, terwijl uit eerdere jurisprudentie duidelijk moet zijn geweest dat behoedzaam dient te worden omgegaan met de voorbereiding van getuigen (vgl. het onder
  • de verdachte daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden van de onregelmatigheden, terwijl dit nadeel kan worden gecompenseerd door middel van strafvermindering.
Het laatstgenoemde nadeel bestaat onder meer hierin dat de toetsing van de rechtmatigheid van de aanhouding van de verdachte, vanwege de training van de getuigen die hierover werden gehoord, aanzienlijk werd gecompliceerd (zie 5.3.3.4. en 5.3.3.5). De procedure heeft tevens een aanzienlijke vertraging opgelopen doordat er, onder meer vanwege een gebrek aan openheid over de voorbereiding van getuigen, een omvangrijk onderzoek moest worden verricht naar de gang van zaken rond die voorbereiding.
Naar het oordeel van het hof dient het vorenstaande ertoe te leiden dat de op te leggen straf wordt gematigd. Het hof zal derhalve op de op te leggen straf zes maanden in mindering brengen.
Het hof hoopt dat door deze uitspraak in toekomstige strafzaken onregelmatigheden rond de voorbereiding van getuigen worden voorkomen en acht het noodzakelijk om een krachtige stimulans te laten bestaan tot handelen overeenkomstig normen voor voorbereiding van getuigen en voor het naar waarheid en met de graad van openheid die men van hen kan verwachten verklaren van politieambtenaren als deze als getuige in een strafzaak optreden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat noch uit de getuigenverklaring van de officier van justitie ter terechtzitting in hoger beroep noch anderszins is gebleken dat door politie en justitie adequate maatregelen zijn getroffen om herhaling in de toekomst van de fouten die in de huidige strafzaak zijn gemaakt te voorkomen.
10.3.7
Conclusie
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijk gevangenisstraf van 9 jaren en 6 maanden een passende en geboden reactie vormt.

11.Beslag

De voorwerpen zoals staan vermeld onder 1 tot en met 3 op in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot of met behulp waarvan het onder 5 bewezen verklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit van een en ander in strijd is met de wet en het algemeen belang.

12.Benadeelde partijen

12.1
Vordering tot schadevergoeding [aangever 2]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.000,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1, eerste cumulatief, impliciet subsidiair, en tweede cumulatief en het onder 2 primair, eerste en tweede cumulatief, bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
12.2
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.000,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2].
12.3
Vordering tot schadevergoeding [aangever 1]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.000,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1, eerste cumulatief, impliciet subsidiair, en tweede cumulatief en het onder 2 primair, eerste en tweede cumulatief, bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
12.4
Vordering tot schadevergoeding [aangever 3]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 en 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.676,25.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
12.5
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.676,25 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 3].
12.6
Vordering tot schadevergoeding [aangever 4]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 en 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 430,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
12.7
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 4]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 430,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
T. [aangever 4].

13.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 47, 55, 56, 57, 282, 285, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief, impliciet subsidiair, en tweede cumulatief 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 eerste cumulatief, impliciet subsidiair, en tweede cumulatief, 2 primair, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
zoals vermeld onder 1 tot en met 3 als de in kopie aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2] ter zake van het onder 1, eerste cumulatief, impliciet subsidiair en tweede cumulatief en 2 primair, eerste cumulatief en tweede cumulatief bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,- (tweeduizend euro) bestaande immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 2], een bedrag te betalen van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) bestaande uit immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangevers 1 en 2] ter zake van het onder 1, eerste cumulatief, impliciet subsidiair en tweede cumulatief en 2 primair, eerste cumulatief en tweede cumulatief bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,- (tweeduizend euro) bestaande immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 1], een bedrag te betalen van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) bestaande uit immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenismet dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 3] ter zake van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.676,25 (duizend zeshonderdzesenzeventig euro en vijfentwintig cent) bestaande uit € 826,25 (achthonderdzesentwintig euro en vijfentwintig cent) materiële schade en € 850,00 (achthonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 3], een bedrag te betalen van
€ 1.676,25 (duizend zeshonderdzesenzeventig euro en vijfentwintig cent) bestaande uit € 826,25 (achthonderdzesentwintig euro en vijfentwintig cent) materiële schade en € 850,00 (achthonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
26 (zesentwintig) dagen hechtenismet dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [aangever 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 4] ter zake van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 430,00 (vierhonderddertig euro) bestaande uit immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 4], een bedrag te betalen van
€ 430,00 (vierhonderddertig euro) bestaande uit immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. A.L.J. van Strien,
mr. J.A.C. Bartels en mr. T.L Tan, in bijzijn van de griffier mr. N.N.D. Bos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 juli 2013.

Voetnoten

1.Uit de verklaring van [teamleider] afgelegd tegenover de rechter-commissaris op 11 mei 2011, onder punt 4, volgt dat in dit proces-verbaal abusievelijk staat vermeld dat het is gesloten en getekend op 28 april 2011. In het vervolg wordt het proces-verbaal daarom aangeduid als: aanvullend proces-verbaal d.d. 28 maart 2011 opgemaakt door [teamleider].
2.Aanvullend proces-verbaal d.d. 28 maart 2011 opgemaakt door [teamleider].
3.De verklaring van [teamleider] d.d. 11 mei 2011 onder 50 en d.d. 3 april 2013 onder 23.
4.In het proces-verbaal verhoor getuigen van 23 maart 2011 staat per abuis dat Frijns, “de raadsman van [verdachte 2]” niet aanwezig is geweest. Aangezien Frijns destijds al de raadsman van [verdachte 5] was en ook dat blijkens het proces-verbaal wel aanwezig was “Schoenmakers, raadsman van verdachte [verdachte 2]”, neemt het hof aan dat de namen [verdachte 2] en [verdachte 5] kennelijk met elkaar zijn verward.
5.De verklaring van [teamleider] d.d. 11 mei 2011 onder punten 5 en 17 en de verklaring van [teamleider] d.d. 3 april 2013 onder punt 16.
6.De verklaring van [teamleider] d.d. 11 mei 2011 onder punt 5, 17, 20 en 29 en de verklaring van [teamleider] d.d. 3 april 2013 onder punt 22.
7.De verklaring van [teamleider] d.d. 11 mei 2011 onder punt 17.
8.De verklaring van [teamleider] d.d. 3 april 2013 onder punt 27, 41, 43 en 44.
9.De verklaring van [teamleider] d.d. 11 mei 2011 onder punt 5 en het aanvullend proces-verbaal d.d. 28 maart 2011 opgemaakt door [teamleider].
10.De verklaring van [docente] d.d. 11 mei 2011 onder punt 5 en het aanvullend proces-verbaal d.d. 28 maart 2011 opgemaakt door [teamleider].
11.De verklaring van [docente] d.d. 11 mei 2011 onder punt 5.
12.Aanvullend proces-verbaal d.d. 28 maart 2011 opgemaakt door [teamleider] en de verklaring van [teamleider] d.d. 11 mei 2011 onder punt 41.
13.De verklaring van [teamleider] d.d. 3 april 2013 onder punt 49.
14.De verklaring van [docente] ter terechtzitting in hoger beroep van 21 mei 2013.
15.Aanvullend proces-verbaal d.d. 28 maart 2011 opgemaakt door [teamleider].
16.Aanvullend proces-verbaal d.d. 28 maart 2011 opgemaakt door [teamleider].
17.Aanvullend proces-verbaal d.d. 28 maart 2011 opgemaakt door [teamleider].
18.De verklaring van [dossiermaker] d.d. 3 april 2013 onder punt 9.
19.De verklaring van [teamleider] d.d. 11 mei 2011 onder punt 58, 77 en 79 en de verklaring van [teamleider] d.d. 3 april 2013 onder punt 10.
20.De verklaring van [docente] d.d. 11 mei 2011 onder punt 7 en 8 en haar verklaring als getuige ter terechtzitting in hoger beroep afgelegd op 21 mei 2013.
21.De verklaring van [dossiermaker] d.d. 11 mei 2011 onder punt 6.
22.De verklaring van [dossiermaker] d.d. 11 mei 2011 onder punt 7 en 8.
23.Aanvullend proces-verbaal d.d. 28 maart 2011 opgemaakt door [teamleider].
24.Aanvullend proces-verbaal d.d. 28 maart 2011 opgemaakt door [teamleider].
25.Onder meer het aanvullend proces-verbaal d.d. 28 maart 2011 opgemaakt door [teamleider]
26.Aanvullend proces-verbaal d.d. 28 maart 2011 opgemaakt door [teamleider].
27.De verklaring van [verbalisant 4] d.d. 23 maart 2011 onder punt 9, 47, 49 en 56.
28.De verklaring van [teamleider] d.d. 3 april 2013 onder punt 63 en 65.
29.De verklaring van [verbalisant 3] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 21 mei 2013.
30.De verklaring van [verbalisant 2] d.d. 17 april 2013 onder punt 76.
31.De verklaring van [dossiermaker] d.d. 11 mei 2011 onder punt 28 en 33.
32.De verklaring van [verbalisant 6] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 24 mei 2013.
33.De verklaringen [verbalisant 6]\, [verbalisant 2] en [verbalisant 1] d.d. 9 maart 2011 telkens onder punt 3, 4 en 5.
34.De verklaringen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 23 maart 2011 telkens onder punt 4 en de verklaring van [verbalisant 5] d.d. 23 maart 2011 onder punt 5.
35.De verklaring van [verbalisant 3] d.d. 23 maart 2011 onder punt 13, 15, 16, en 25.
36.De verklaring van [verbalisant 6] d.d. 9 maart 2011 onder punt 8.
37.De verklaring van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] d.d. 23 maart 2011 onder punt 58 resp. 59 en 61 en 63.
38.De verklaring van [verbalisant 5] d.d. 23 maart 2011 onder punt 59.
39.De verklaring van [verbalisant 5] d.d. 23 maart 2011 onder punt 59 en 60.
40.Zie bijvoorbeeld de verklaring van [teamleider] d.d. 3 april 2013, waarin hij herhaaldelijk het woord training dan wel verhoortraining gebruikt.
41.De verklaring van [verbalisant 3] d.d. 23 maart 2011 onder punt 4.
42.De verklaring van [verbalisant 2] d.d. 17 april 2013 onder punt 22.
43.De verklaring van [teamleider] d.d. 3 april 2013 onder punt 122 en 123.
44.De verklaring van [teamleider] d.d. 3 april 2013 onder punt 91 en 96.
45.De verklaring van [verbalisant 6] afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 21 mei 2013.
46.Waar hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal met nummer PL1633 2010099838, opgemaakt door de politie Hollands-Midden in de wettelijke vorm, door een of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (p. 1-2638). De geschriften zijn in samenhang met andere bewijsmiddelen gebruikt.
47.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 november 2012.
48.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2550, gespreksnummer 225811 463Z3 en het proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2010, p. 180.
49.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2551-2552, gespreksnummer 2301501 336Z3 en het proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2010, p. 14.
50.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2551, gespreksnummer 225924 925Z3
51.Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2547 zijn de tijdstippen van de gesprekken telkens genoemd in de eerste zes cijfers van het gespreksnummer. Zo heeft het gesprek met nummer 224941 plaatsgevonden om 22.49.41 uur.
52.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2551, gespreksnummer 230149 887Z3 en het proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2010, p. 15 en 16.
53.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2562, gespreksnummer 232139 621Z3 en het proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2011, p. 15.
54.Proces-verbaal van aanhouding van 29 juni 2010, p. 12-13.
55.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2553, gespreksnummer 230529 073Z3.
56.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2554, gespreksnummer 230736 731Z3.
57.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2557, gespreksnummer 231038 825Z3.
58.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2559, gespreksnummer 231841 377Z3.
59.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2560-2561, gespreksnummer 231842 481Z3 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 29 juni 2010, p. 213.
60.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2560-2561, gespreksnummer 231842 481Z3 en proces-verbaal van aanhouding van 29 juni 2010, p. 12-13.
61.Proces-verbaal van aanhouding van 29 juni 2010, p. 26-27.
62.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2562, gespreksnummer 232140 089Z3.
63.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2562, gesprek 232415 825Z3.
64.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2563, gesprek 232415 825Z3.
65.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2563, gespreksnummer 232415 825Z3.
66.Proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2565, gespreksnummer 233507 839Z3.
67.Proces-verbaal van aanhouding van 29 juni 2010, p. 39-41.
68.Proces-verbaal van verhoor [verbalisant 7] van 9 april 2013, onder punt 15.
69.Proces-verbaal van verhoor [verbalisant 8] van 9 april 2013, onder punt 11.
70.Proces-verbaal van verhoor [verbalisant 8] van 9 april 2013, onder punt 30.
71.Proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2010, p. 101.
72.Ambtelijk verslag van 30 juni 2010, p. 5 en proces-verbaal aangifte [aangever 2] van 29 juni 2010, p. 78.
73.Proces-verbaal van verhoor aangeefster L.M.P. [aangever 1] van 29 februari 2010, p. 88-92.
74.Proces verbaal van aangifte [aangever 2] van 29 juni 2010, p. 78-84.
75.Proces verbaal van aangifte [aangever 2] van 29 juni 2010,
76.Proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2010, p. 85.
77.Proces-verbaal verhoor getuige [aangever 2] van 29 juni 2010, p. 86-87.
78.Proces-verbaal Sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1381.
79.Proces-verbaal studioverhoor [dochter aangevers 1 en 2] van 6 augustus 2010, p. 784-797.
80.Proces-verbaal studioverhoor [dochter aangevers 1 en 2] van 6 augustus 2010, p. 784 en 796.
81.Proces-verbaal studioverhoor [dochter aangevers 1 en 2] van 6 augustus 2010, p. 785 en 787.
82.Proces-verbaal studioverhoor [dochter aangevers 1 en 2] van 6 augustus 2010, p. 785.
83.Proces-verbaal studioverhoor [dochter aangevers 1 en 2] van 6 augustus 2010, p. 785 en 787.
84.Proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2009, p. 14.
85.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] 29 juni 2010 p. 650 in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen van 7 juli 2010, p. 627.
86.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] van 29 juni 2010, p. 650-651.
87.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 1 juli 2010, p. 194-195.
88.Proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2010, p. 14, 15 en 16 en proces-verbaal van Forensisch onderzoek van 9 augustus 2010 van de politie Haaglanden, nr. PL 15JI 2010133692, p.1464 en 1465, als bijlage gevoegd bij het relaas proces-verbaal Forensisch Technisch Onderzoek van 28 augustus 2010, p. 1372-1377.
89.Relaas proces-verbaal van 27 oktober 2010, p. 847 in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2010, p. 15 en 16 en het proces-verbaal van aanhouding van 29 juni 2010, p. 11 en 12.
90.Relaas proces-verbaal van 27 oktober 2010, p. 848.
91.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte 4] van 6 juli 2010, p. 408-410.
92.Proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2010, p. 185, proces-verbaal van Forensisch onderzoek van 9 augustus 2010 van de politie Haaglanden, nr. PL 15JI 2010133692, p. 1465, p. 1466 en 1515, als bijlage gevoegd bij het relaas proces-verbaal Forensisch Technisch Onderzoek van 28 augustus 2010, p. 1372-1377.
93.Proces-verbaal van aangifte [aangever 3] van 29 juni 2010, p. 94 en het proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 4], p. 189.
94.Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 3] van 29 juni 2010, p. 94-96.
95.Proces-verbaal verhoor aangever [medewerker 3] van 29 juni 2013, p. 99 en proces-verbaal sporenonderzoek van 1 juli 2010 met bijlagen, p. 1623.
96.Proces-verbaal verhoor getuige [aangever 4] van 29 juni 2010, p. 189-190.
97.Proces-verbaal verhoor aangever [aangever 3] van 29 juni 2010, p. 97-98.
98.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1524.
99.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] van 1 juli 2010, p. 199-200
100.Proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2010, p. 101-102.
101.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Texaco van 20 juli 2010, p. 533-534.
102.Proces-verbaal van bevindingen van 19 augustus 2010, p. 893.
103.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] van 1 juli 2010, p. 215.
104.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] van 1 juli 2010, p. 215
105.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] van 29 juni 2010, p. 213.
106.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] van 29 juni 2010, p. 213 en proces-verbaal van verhoor [getuige 1] van 1 juli 2010, p. 215.
107.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] van 1 juli 2010, p. 215.
108.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] van 29 juni 2010, p. 213-214 en proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2560, gespreksnummer 231842 481Z3. Het tijdstip van het gesprek blijkt uit het nummer, aangezien de zes eerste cijfers van het gesprek het tijdstip van dit gesprek aangeven, zie het proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2011, p. 2547.
109.Proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige 5] van 1 juli 2010, p. 701.
110.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte 1], p. 26-27 en proces-verbaal van aanhouding [verdachte 2], p. 50-51.
111.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte 1], p. 26-27 en proces-verbaal van aanhouding [verdachte 2], p. 50-51.
112.Proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2010, p. 178.
113.Proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2010, p. 178 en proces-verbaal van aanhouding [verdachte 2], p. 51.
114.Proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2010, p. 178 en proces-verbaal van aanhouding [verdachte 1], p. 27.
115.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte 2] van 29 juni 2010, p. 51.
116.Proces-verbaal van bevindingen van 1 juli 2010, p. 354 en proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2010, p. 355.
117.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte 2] van 29 juni 2010, p. 51 en proces-verbaal van aanhouding [verdachte 1] van 29 juni 2010, p. 26 en 28.
118.Proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2010, p. 357.
119.Proces-verbaal sporenonderzoek van 13 juli 2010, p. 1708-1709.
120.Relaas proces-verbaal van 28 februari 2011, p. 2532 in combinatie met een geschrift, zijnde een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut van 18 november 2010 met nummer 2010.08.04.005, opgemaakt en ondertekend door drs. ing. T.J.P. de Blaeij p. 2583.
121.Ambtelijk verslag van 30 juni 2010, p. 6.
122.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte 2] van 29 juni 2010, p. 51 en proces-verbaal van aanhouding [verdachte 1] van 29 juni 2010, p.26 en 28 en proces-verbaal van aanhouding [verdachte 3] van 29 juni 2010 p. 39-41.
123.Proces-verbaal van bevindingen sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1644-1645.
124.Proces-verbaal van bevindingen van 1 juli 2010, p. 183 en proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2010, p. 185.
125.Proces-verbaal van bevindingen van 1 juli 2010, p. 183 in samenhang met proces-verbaal bevindingen Sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1644-1645 en een geschrift zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, geheten, ‘Vervolg wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Alphen aan den Rijn’ op 28 juni 2010 van 2 september 2010, p. 2008.
126.Proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2010, p. 185.
127.Proces-verbaal Sporenonderzoek van 3 juli 2010, p. 1668.
128.Proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2010, p. 185 en een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, geheten ‘Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Alphen aan den Rijn op 28 juni 2010 van 26 augustus 2010, p. 1989-1990.
129.Proces-verbaal Sporenonderzoek van 3 juli 2010, p. 1668.
130.Geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, geheten ‘Vervolg wapen- en Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Alphen aan den Rijn op 28 juni 2010’ van 2 september 2010, p. 2007-2009.
131.Geschrift zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, geheten, ‘Vervolg wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Alphen aan den Rijn’ op 28 juni 2010 van 2 september 2010, p. 2008.
132.Relaas proces-verbaal van 27 oktober 2010, p. 843, relaas proces-verbaal Forensisch technische vervolgonderzoeken van 24 oktober 2010, p. 1960 en een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, geheten ‘Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Alphen aan den Rijn op 28 juni 2010’ van 26 augustus 2010, p. 1991.
133.Proces-verbaal van 18 oktober 2010, p. 897.
134.Proces-verbaal van 20 juli 2010, p. 540 en proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2010, p. 897.
135.Proces-verbaal van aangifte [aangever 5] van 11 juni 2010, p. 2069-2070.
136.Proces-verbaal van 18 oktober 2010, p. 897.
137.Proces-verbaal van 20 juli 2010, p. 540.
138.Proces-verbaal van 20 juli 2010, p. 540-543, 545.
139.Bijlage bij het proces-verbaal van 20 juli 2010, p. 546.
140.Proces-verbaal van 20 juli 2010, p. 541.
141.Proces-verbaal van 20 juli 2010, p. 540-542 en geschriften, te weten de huurcontracten op naam van [verdachte 5], p. 547 en 553.
142.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 919.
143.Proces-verbaal van 20 juli 2010, p. 540-542.
144.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 919-923 met als bijlagen de logpoints Track and Trace VW Golf [kenteken 2] van 23 juni 2010, p. 931-932 en plattegronden met logpoints, p. 924-927. Bij de logpoints staat vermeld met welke snelheid is gereden.
145.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 920 en proces-verbaal van inverzekeringstelling [verdachte 2], p. 53.
146.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 921.
147.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 922.
148.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 922.
149.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 922.
150.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 920.
151.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 920.
152.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 936-937, 951-952, 956-960 met als bijlagen logpoints Track and Trace VW Golf [kenteken 2] van 27 juni 2010, p. 948 en logpoints Track and Trace 28 juni 2010 VW Golf [kenteken 2], p. 968.
153.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 933, 935, 936 en proces-verbaal van inverzekeringstelling [verdachte 2], p. 53.
154.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 936.
155.Proces-verbaal van verhoor [verdachte 1], p. 134.
156.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 951.
157.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 956-959.
158.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 959 met als bijlage logpoints Track and Trace 27 juni 2010 VW Golf [kenteken 1], p. 949-950.
159.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 959.
160.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 960.
161.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 960 en logpoints Track and Trace 28 juni 2010 VW Golf [kenteken 2], p. 968.
162.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010 p. 960 en 952.
163.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 952.
164.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 919.
165.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 933, 934 met als bijlagen logpoints Track and Trace 27 juni 2010 VW Golf [kenteken 1], p. 949-950.
166.Proces-verbaal van verhoor [verdachte 4], p. 73.
167.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010 p. 937.
168.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010 p. 936.
169.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010 p. 949.
170.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 934.
171.Logpoints Track and Trace 27 juni 2010 VW Golf [kenteken 1] p. 949 en 950.
172.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 934.
173.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 951 met als bijlage logpoints Track and Trace VW Golf [kenteken 1], p. 969.
174.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 951.
175.Logpoints Track en Trace VW Golf [kenteken 1] p. 969 en analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 951.
176.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 951.
177.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 959-960.
178.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1728-1743 met bijlagen.
179.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1729 en 1764.
180.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1730 en 1827.
181.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1730 en een geschrift, te weten een rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut van 18 november 2010, opgemaakt door drs. ing. T.J.P. de Blaeij, p. 2583.
182.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1729-1730.
183.Proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2010, p. 1730, 1789-1794 in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2010, p. 506-507.
184.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] van 15 juli 2010, p. 753 en 755.
185.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7], van 14 juli 2010, p. 778
186.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] van 9 april 2013 onder punt 16.
187.Proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2010, p. 1732 en een geschrift, zijnde een rapport opgemaakt op ambtsbelofte op 23 juli 2010, p. 1965 en 1966.
188.Proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2010, p. 1730 en 1791.
189.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1847-1850, met bijlagen.
190.Proces-verbaal van bevindingen van 6 juli 2010 p. 489 in samenhang met proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1848.
191.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1848.
192.Proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2010, p. 540-542 met het daarbij gevoegde geschrift, te weten het huurcontact van de VW Golf kenteken [kenteken 1] op p. 547 in samenhang met proces-verbaal van bevindingen 22 juli 2010, p. 774.
193.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1847-1849 en het daarbij behorende vervolg rapport van 19 augustus 2010, p. 1981.
194.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1847-1848, en het daarbij behorende vervolg rapport van 19 augustus 2010, p. 1980-1981.
195.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1880-1887.
196.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1880 en 1881 en het relaas proces-verbaal Forensisch Technisch Onderzoek van 28 augustus 2010 p. 1374.
197.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1880-1881 en het daarbij behorende vervolg rapport van 19 augustus 2010, p. 1981 en 1982: betreffende de vindplaats van de sporen SVO AACT7053NL en SVO AACT7058NL, beide aangetroffen op de vuilniszak SVO AABQ5886NL, in combinatie met de uitslag van het dactyloscopisch onderzoek.
198.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1881 in samenhang met Relaas proces-verbaal Forensisch Technische Vervolgonderzoeken van 24 oktober 2010, p. 1958 en 1960 betreffende de vindplaats van het spoor AACT7054NL.
199.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1881.
200.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1881 en het daarbij behorende vervolg rapport van 19 augustus 2010, p. 1981: betreffende de vindplaats van het spoor SVO AABQ5892NL, in combinatie met de uitslag van het dactyloscopisch onderzoek.
201.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1881 in samenhang met het daarbij behorende vervolg rapport van 19 augustus 2010, p. 1981 betreffende de vindplaats van het spoor SVO AABQ5923NL.
202.Proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2010, p. 540-542 met het daarbij gevoegde geschrift, te weten het huurcontact van de VW Golf kenteken [kenteken 2] op p. 549 in samenhang met proces-verbaal van bevindingen 22 juli 2010, p. 774.
203.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1881 en het daarbij behorende vervolg rapport van 19 augustus 2010, p. 1981 en 1982.
204.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1376, 1380 en 1406; proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juli 2010, p. 1775, 1807, 1808 en 1818.
205.Analyse proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 903 en 905.
206.Proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 953.
207.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] van 15 juli 2010, p. 753.
208.Proces-verbaal van 11 oktober 2010, p. 953.
209.Proces-verbaal van 9 juli 2010, p. 440-442, met bijlagen.
210.Proces-verbaal van bevindingen van 12 juli 2010, p. 457-458, bijlagen p. 459, 463 en 464.
211.Proces-verbaal van verhoor [verdachte 3] van 2 september 2004, p. 503.
212.Proces-verbaal van bevindingen van 6 juli 2010, p. 319, plus bijlage p. 321.
213.Proces-verbaal van bevindingen van 6 juli 2010, p. 345, plus bijlage, p. 346.
214.Proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2010, p. 322-324, met bijlagen zijnde geschriften, p. 336, 337, 338, 340, 341.
215.Proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2010, p. 775-776.
216.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] van 16 juli 2010, p. 758-761, met bijlagen, p. 764 en 765.
217.Proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg van 4 april 2011, p. 8.
218.Proces-verbaal verhoor van getuigen van de rechter-commissaris, d.d. 4 oktober 2011.
219.Proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2010, p. 16.
220.In het proces-verbaal staat per abuis: “dat man roepen”.
221.zie 6.2.3.7.
222.Proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2010, p. 105.