ECLI:NL:GHDHA:2013:2646

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
22-005139-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor skimming in georganiseerd verband met coördinerende rol van de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich samen met mededaders schuldig heeft gemaakt aan skimming. De verdachte vervulde een spilfunctie binnen de organisatie die gedurende enkele maanden parkeerbetaalautomaten heeft voorzien van skimapparatuur. Hierdoor konden de magneetstripgegevens van betaalpassen van klanten worden gekopieerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders daadwerkelijk geldopnames hebben verricht met de vervalste betaalpassen, wat ernstige gevolgen heeft voor het vertrouwen in het elektronische betalingsverkeer.

De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft de straf uiteindelijk vastgesteld op dertig maanden onvoorwaardelijk. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en de maatschappelijke impact van de gepleegde misdrijven.

Het hof heeft de bewezenverklaring van de tenlastelegging bevestigd, waarbij het onder andere ging om het medeplegen van het vervalsen van betaalpassen en het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De verdachte is strafbaar verklaard en de opgelegde straf is in overeenstemming met de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor skimming. Het hof heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005139-12
PROMIS
Parketnummer: 09-754217-11
Datum uitspraak: 15 juli 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 oktober 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortejaar] 1973,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in PI Rijnmond, De Schie, te Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 juli 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Door de officier van justitie en namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen bij inleidende dagvaarding, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven, vermeld staat.
Van de nadere omschrijving tenlastelegging is een kopie in dit arrest gevoegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Getuigenverzoek
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht [getuige] als getuige te horen.
Het hof wijst dit verzoek af, nu de noodzaak daartoe niet gebleken is. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat blijkens de gedingstukken in eerste aanleg reeds tevergeefs uitvoerige pogingen zijn ondernomen om deze getuige, van wie nog immer geen woon- of verblijfplaats bekend is, op te roepen en te horen, terwijl de raadsman bovendien niet heeft onderbouwd en geconcretiseerd waarom deze persoon als getuige gehoord zou moeten worden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk een betaalpas bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, vervalsen, met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, meermalen gepleegd.
Het onder 1, tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van voorwerpen of gegevens voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
Poging tot medeplegen van opzettelijk een betaalpas bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg vervalsen, met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van de vervalste pas als bedoeld in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware deze echt en onvervalst, terwijl hij weet dat de pas bestemd is voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders in georganiseerd verband gedurende een aantal maanden schuldig gemaakt aan ‘skimming’ en pogingen daartoe, een en ander zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. De verdachte heeft binnen die organisatie een spilfunctie en een coördinerende rol vervuld. De verdachte en de zijnen hebben in dat verband –kort gezegd- parkeerbetaalautomaten voorzien van skimapparatuur waarmee de magneetstripgegevens van betaalpassen van klanten die gebruik maakten van die betaalautomaten zijn gekopieerd. Na verwijdering van die apparatuur zijn deze gegevens, in de gevallen waarin sprake is geweest van een voltooid misdrijf, op andere betaalpassen geladen, waardoor met die betaalpassen ten laste van de rechtmatige houders daarvan geldopnames mogelijk werden.
Met (een deel van) de vervalste betaalpassen zijn vervolgens door de verdachte en de zijnen daadwerkelijk geldopnames verricht. Dat het in een aantal gevallen niet is gelukt geldopnames te verrichten is geenszins aan het handelen van de verdachte, maar aan het ingrijpen van de rekeninghouder en/of de betreffende bank, te danken.
Dit zijn ernstige feiten, die een zeer ontwrichtende werking hebben op het moderne elektronische betalingsverkeer en de samenleving, waardoor het vertrouwen van de burger in dat betalingsverkeer in ernstige mate wordt geschaad met de daarmee samenhangende risico’s van ontwrichting daarvan. Naast grote maatschap-pelijke kosten en financiële schade voor getroffen bankrekeninghouders en banken leidt dergelijke door winstbejag ingegeven grootschalige fraude doorgaans ook tot een grote administratieve last en grote onzekerheid bij de getroffen burgers omtrent de vraag of zij de aan hen berokkende schade vergoed zullen krijgen.
Het hof is van oordeel dat als reactie op de bewezenverklaarde feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur gerechtvaardigd is.
Daarbij heeft het hof mede acht geslagen op de gehanteerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor ‘skimming’.
Het oriëntatiepunt voor straftoemeting voor het opnemen van geld dan wel het gebruik maken van een vervalste bankpas met geskimde gegeven houdt in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Het voorhanden hebben van skimapparatuur wordt in beginsel bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden en voor het plaatsen van skimapparatuur geldt als oriëntatiepunt van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar.
Ten nadele van de verdachte heeft het hof daarbij in aanmerking genomen dat hij heeft gehandeld binnen een georganiseerd verband waarbinnen hij een leidende rol vervulde, alsmede de professionele wijze van handelen.
Ten voordele van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 juni 2013, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Daarnaast wil het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting in strafmatigende zin rekening houden met de omstandigheid dat het verblijf in detentie voor de verdachte gelet op zijn specifieke situatie zwaarder is dan voor gedetineerden die niet onder die omstandigheden rechtens van hun vrijheid zijn beroofd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat vanuit een oogpunt van generale en speciale preventie een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de duur van de door de rechtbank aan de verdachte opgelegd, een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 140, 232 en 234 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. A.A. Schuering en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 juli 2013.