2ten laste gelegde. Derhalve zal het hof de verdachte daarvan vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 februari 2012 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen tattoeageapparaten met toebehoren en een portemonnee met inhoud en een mobiele telefoon (merk Nokia, kleur zwart) en sleutels en sieraden en een laptop (Sony) en een fotocamera (Nikon), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde partij] en daarbij dreigend toevoegen van de woorden: “meewerken anders schiet ik je neer” en “Als je niet luistert dan blijft de kleine alleen over” en “jij kunt doen wat je wilt, maar hier zit een demper op, dus niemand hoort het” en “Waar is het geld?”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- in een wurggreep houden van die [benadeelde partij] en
- slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in het gezicht van die [benadeelde partij] en
- vastbinden van armen en benen van die [benadeelde partij] en
- trekken van een tas over het hoofd van die [benadeelde partij] en
- schoppen tegen het hoofd van die [benadeelde partij] en
- losrukken van sieraden van nek en vingers van die
[benadeelde partij].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen, het verweer gevoerd dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsman betoogd – zakelijk weergegeven - dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de verdachte in de woning van de aangever is geweest. Ook ontbreekt het bewijs voor het medeplegen van deze overval.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen het volgende vastgesteld.
De aangever heeft aangifte gedaan van een gewapende woningoverval door een drietal personen. De verdachte heeft van twee van de drie daders een signalement opgegeven dat past bij de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
De politie heeft een onderzoek ingesteld waaruit, onder meer, naar voren is gekomen dat de verdachte op 8 februari 2012 samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] bij Europcar is geweest en dat door [medeverdachte 2] daar vervolgens een bruinkleurige Volkswagen Golf Variant, voorzien van kenteken [kentekennummer], is gehuurd. De factuur hiervan is aangetroffen in de woning waar de verdachte verbleef.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachten op 10 februari 2012 omstreeks 12:00 uur, gezamenlijk en zonder tassen, vanaf de flat aan de Van Leeuwenhoeklaan zijn vertrokken. Op de camerabeelden van de flat is te zien dat enkele minuten nadat de verdachte en de medeverdachten de flat uitlopen, een bruinkleurige personenauto van hetzelfde type als de door de medeverdachte [medeverdachte 2] gehuurde Volkswagen, van het parkeerterrein wegrijdt.
Op de camerabeelden is voorts te zien dat de verdachte en de medeverdachten diezelfde dag omstreeks 13:45 uur weer zijn teruggekeerd naar de flat aan de Van Leeuwenhoeklaan. Het hof heeft aan de hand van de ter terechtzitting bekeken camerabeelden vastgesteld dat uit de bruinkleurige personenauto een aantal personen is uitgestapt vanaf zowel de passagierszijde als de portierszijde en dat deze personen richting de flat aan de Van Leeuwenhoeklaan zijn gelopen. Deze personen hadden spullen bij zich die uit de achterbak van de auto kwamen. Op de camerabeelden van de flat is te zien dat de verdachte en een van de medeverdachten de hal van de flat inlopen en dat de verdachte boodschappentassen en koffertjes bij zich heeft. De verdachte en de medeverdachte stappen samen de lift in.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de tijd die tussen beide momenten zit en de kleding die de personen dragen, het niet anders kan zijn dan dat de personen die uit de bruinkleurige auto zijn gestapt en richting de flat zijn gelopen, en de personen die vervolgens op de camerabeelden te zien zijn in de hal van de flat (vastgesteld is dat dit de verdachte en de medeverdachte zijn), dezelfde personen zijn.
Dit brengt het hof tot de conclusie dat de verdachte uit de bruinkleurige auto is gestapt en derhalve daarin heeft gezeten.
Uit onderzoek is voorts komen vast te staan dat de koffertjes die de verdachte en medeverdachte op dat moment bij zich hadden soortgelijk zijn aan de koffertjes die bij de roofoverval van de aangever zijn weggenomen.
Ook in de woning waar de verdachte verbleef zijn goederen aangetroffen waarvan is komen vast te staan dat deze op 10 februari 2012 bij de roofoverval in de woning van de aangever zijn weggenomen.
ARS- en paalgegevens hebben bovendien uitgewezen dat de bruinkleurige Volkswagen voornoemd vóór de overval in de richting van de locatie van de Generaal Spoorlaan te Rijswijk reed en na de overval zich juist verwijderde van deze locatie.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zichzelf herkent op de ter terechtzitting afgespeelde camerabeelden en dat hij de medeverdachte [medeverdachte 2] heeft geholpen met het naar boven brengen van de goederen.
Dat sprake is geweest van een alternatief scenario is gesteld noch gebleken. Het vorenstaande in onderlinge verband en samenhang bezien brengt het hof tot het oordeel dat de verdachte en de medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt en dat het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft – overeenkomstig de in het dossier gevoegde schriftelijke requisitoiraantekeningen - gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde en zal worden vernietigd ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde en in zoverre opnieuw zal worden rechtgedaan en de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met twee mededaders schuldig gemaakt aan een brute roofoverval op [benadeelde partij] in diens woning zoals bewezen verklaard.
Een dergelijke roofoverval is een zeer ernstig feit. Niet alleen hebben de daders de nodige materiële schade veroorzaakt, het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een overval nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Zulks blijkt ook uit de zich in het dossier bevindende schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde partij]. Daarnaast maakt een dergelijk feit ernstig inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe.
Het hof laat bij de bepaling van de strafmaat voorts zwaar meewegen dat dit alles is gebeurd terwijl de 14 maanden oude dochter van het slachtoffer zich in een box in dezelfde kamer bevond en dat de daders dit kind als pressiemiddel hebben gebruikt om [benadeelde partij] zijn verzet te doen staken.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 maart 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder voor vermogens- en geweldsdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de speciale en generale preventie – met de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Dat het hof de verdachte weliswaar zal vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit, kan naar het oordeel van het hof mede gelet op de ernst van het bewezen verklaarde strafbaar feit niet leiden tot oplegging van een andere, lagere, straf.
Het hof zal ten aanzien van het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld onder nummer 1 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, gelasten dat dit voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het hof zal ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld onder nummers 4, 5, 10 en 11, de teruggave aan de verdachte gelasten, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet langer verzet.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep kan met betrekking tot de op de beslaglijst onder 2, 3, 6, 7, 8 en 9 genummerde voorwerpen geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. Het hof zal daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 cumulatief/alternatief ten laste gelegde, tot een bedrag van in totaal € 23.707,54.
In eerste aanleg is de vordering tot vergoeding van immateriële schade deels, hoofdelijk, toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-. De vordering tot immateriële schadevergoeding is voor het overige afgewezen en de benadeelde partij is in de vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk verklaard.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 23.707,54.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,- en dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige zal worden afgewezen. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de benadeelde partij in de vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 3.000,-.
De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal voor het overige worden afgewezen.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 3.000,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij].
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank te Rotterdam van 23 juni 2011, onder parketnummer 10-741411-10, is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van