ECLI:NL:GHDHA:2013:2644

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
22-004272-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brute roofoverval met gebruik van een kind als pressiemiddel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor een gewapende woningoverval. De verdachte, samen met twee mededaders, heeft zich schuldig gemaakt aan een brute roofoverval op een slachtoffer in diens woning. De overval vond plaats op 10 februari 2012 te Rijswijk, waarbij de 14 maanden oude dochter van het slachtoffer zich in de nabijheid bevond. De daders hebben het kind als pressiemiddel gebruikt om het slachtoffer te dwingen zich over te geven. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, waarbij het hof zwaar heeft meegewogen dat de overval plaatsvond in aanwezigheid van een kind, wat de ernst van het feit vergroot. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten, wat ook is meegenomen in de strafmaat. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is deels toegewezen, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de immateriële schade van het slachtoffer aannemelijk is gemaakt. De verdachte is vrijgesproken van een tweede ten laste gelegd feit, omdat het hof onvoldoende bewijs aanwezig achtte. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004272-12
Parketnummers: 09-757484-12 en 10-741411-10 (TUL)
Datum uitspraak: 8 april 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank 's-Gravenhage van 27 augustus 2012 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1985 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
GBA: zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 25 maart 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1
eerste cumulatief/alternatief en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van immateriële schade is deels, hoofdelijk, toegewezen. Voorts is aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
De vordering tot immateriële schadevergoeding is voor het overige deel afgewezen. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot materiële schadevergoeding.
Omtrent de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen is beslist zoals nader vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Ook is de tenuitvoerlegging gelast van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis d.d. 23 juni 2011 van de meervoudige kamer in de rechtbank Rotterdam, met bovenvermeld parketnummer.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 februari 2012 te Rijswijk, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) tattoeageappara(a)t(en) met toebehoren en/of een portemonnee met inhoud en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, kleur zwart) en/of sleutels en/of sieraden en/of een laptop (sony) en/of een fotocamera (Nikon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
  • richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde partij] en/of (daarbij) dreigend toevoegen van de woorden: "meewerken anders schiet ik je neer en/of Als je niet luistert dan blijft de Kleine alleen over en/of jij kunt doen wat je wilt, maar hier zit een demper op, dus niemand hoort het en/of Waar is het geld?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • in een wurggreep houden van die [benadeelde partij] en/of (daarbij) dreigend toevoegen van de woorden: "meewerken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in het gezicht, althans op het hoofd, van die [benadeelde partij] en/of
  • vastbinden van armen en benen van die [benadeelde partij] en/of
  • trekken van een tas over het hoofd van die [benadeelde partij] en/of
  • vervolgens) schoppen tegen het hoofd van die [benadeelde partij] en/of
  • losrukken van sieraden van nek en/of vingers van die
[benadeelde partij] en/of
- wegnemen van een portemonnee van die [benadeelde partij];
en/of
hij op of omstreeks 10 februari 2012 te Rijswijk, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) tattoeageappara(a)t(en) met toebehoren en/of een portemonnee met inhoud en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, kleur zwart) en/of sleutels en/of sieraden en/of een laptop (sony) en/of een fotocamera (Nikon), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
  • richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde partij] en/of (daarbij) dreigend toevoegen van de woorden: "meewerken anders schiet ik je neer en/of Als je niet luistert dan blijft de Kleine alleen over en/of jij kunt doen wat je wilt, maar hier zit een demper op, dus niemand hoort het en/of Waar is het geld?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • in een wurggreep houden van die [benadeelde partij] en/of (daarbij) dreigend toevoegen van de woorden: "meewerken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in het gezicht, althans op het hoofd, van die [benadeelde partij] en/of
  • vastbinden van armen en benen van die [benadeelde partij] en/of
  • trekken van een tas over het hoofd van die [benadeelde partij] en/of
  • vervolgens) schoppen tegen het hoofd van die [benadeelde partij] en/of
  • losrukken van sieraden van nek en/of vingers van die
[benadeelde partij] en/of
- wegnemen van een portemonnee van die [benadeelde partij];
2.
hij in/op of omstreeks de periode van 10 februari 2012 tot en met 27 februari 2012 te Rotterdam, in ieder geval in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een gaspistool (Rohm RG 96, kaliber 9mm P.A.K), en/of munitie van categorie III, te weten een CS Gaspatroon (Wadie 9mm) en/of een knalpatroon (RWS 9mm), voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is – met de advocaat-generaal – van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor bewezenverklaring van het aan de verdachte onder
2
ten laste gelegde. Derhalve zal het hof de verdachte daarvan vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 februari 2012 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen tattoeageapparaten met toebehoren en een portemonnee met inhoud en een mobiele telefoon (merk Nokia, kleur zwart) en sleutels en sieraden en een laptop (Sony) en een fotocamera (Nikon), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
  • richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde partij] en daarbij dreigend toevoegen van de woorden: “meewerken anders schiet ik je neer” en “Als je niet luistert dan blijft de kleine alleen over” en “jij kunt doen wat je wilt, maar hier zit een demper op, dus niemand hoort het” en “Waar is het geld?”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
  • in een wurggreep houden van die [benadeelde partij] en
  • slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in het gezicht van die [benadeelde partij] en
  • vastbinden van armen en benen van die [benadeelde partij] en
  • trekken van een tas over het hoofd van die [benadeelde partij] en
  • schoppen tegen het hoofd van die [benadeelde partij] en
  • losrukken van sieraden van nek en vingers van die
[benadeelde partij].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen, het verweer gevoerd dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsman betoogd – zakelijk weergegeven - dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de verdachte in de woning van de aangever is geweest. Ook ontbreekt het bewijs voor het medeplegen van deze overval.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen het volgende vastgesteld.
De aangever heeft aangifte gedaan van een gewapende woningoverval door een drietal personen. De verdachte heeft van twee van de drie daders een signalement opgegeven dat past bij de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
De politie heeft een onderzoek ingesteld waaruit, onder meer, naar voren is gekomen dat de verdachte op 8 februari 2012 samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] bij Europcar is geweest en dat door [medeverdachte 2] daar vervolgens een bruinkleurige Volkswagen Golf Variant, voorzien van kenteken [kentekennummer], is gehuurd. De factuur hiervan is aangetroffen in de woning waar de verdachte verbleef.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachten op 10 februari 2012 omstreeks 12:00 uur, gezamenlijk en zonder tassen, vanaf de flat aan de Van Leeuwenhoeklaan zijn vertrokken. Op de camerabeelden van de flat is te zien dat enkele minuten nadat de verdachte en de medeverdachten de flat uitlopen, een bruinkleurige personenauto van hetzelfde type als de door de medeverdachte [medeverdachte 2] gehuurde Volkswagen, van het parkeerterrein wegrijdt.
Op de camerabeelden is voorts te zien dat de verdachte en de medeverdachten diezelfde dag omstreeks 13:45 uur weer zijn teruggekeerd naar de flat aan de Van Leeuwenhoeklaan. Het hof heeft aan de hand van de ter terechtzitting bekeken camerabeelden vastgesteld dat uit de bruinkleurige personenauto een aantal personen is uitgestapt vanaf zowel de passagierszijde als de portierszijde en dat deze personen richting de flat aan de Van Leeuwenhoeklaan zijn gelopen. Deze personen hadden spullen bij zich die uit de achterbak van de auto kwamen. Op de camerabeelden van de flat is te zien dat de verdachte en een van de medeverdachten de hal van de flat inlopen en dat de verdachte boodschappentassen en koffertjes bij zich heeft. De verdachte en de medeverdachte stappen samen de lift in.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de tijd die tussen beide momenten zit en de kleding die de personen dragen, het niet anders kan zijn dan dat de personen die uit de bruinkleurige auto zijn gestapt en richting de flat zijn gelopen, en de personen die vervolgens op de camerabeelden te zien zijn in de hal van de flat (vastgesteld is dat dit de verdachte en de medeverdachte zijn), dezelfde personen zijn.
Dit brengt het hof tot de conclusie dat de verdachte uit de bruinkleurige auto is gestapt en derhalve daarin heeft gezeten.
Uit onderzoek is voorts komen vast te staan dat de koffertjes die de verdachte en medeverdachte op dat moment bij zich hadden soortgelijk zijn aan de koffertjes die bij de roofoverval van de aangever zijn weggenomen.
Ook in de woning waar de verdachte verbleef zijn goederen aangetroffen waarvan is komen vast te staan dat deze op 10 februari 2012 bij de roofoverval in de woning van de aangever zijn weggenomen.
ARS- en paalgegevens hebben bovendien uitgewezen dat de bruinkleurige Volkswagen voornoemd vóór de overval in de richting van de locatie van de Generaal Spoorlaan te Rijswijk reed en na de overval zich juist verwijderde van deze locatie.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zichzelf herkent op de ter terechtzitting afgespeelde camerabeelden en dat hij de medeverdachte [medeverdachte 2] heeft geholpen met het naar boven brengen van de goederen.
Dat sprake is geweest van een alternatief scenario is gesteld noch gebleken. Het vorenstaande in onderlinge verband en samenhang bezien brengt het hof tot het oordeel dat de verdachte en de medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt en dat het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft – overeenkomstig de in het dossier gevoegde schriftelijke requisitoiraantekeningen - gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde en zal worden vernietigd ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde en in zoverre opnieuw zal worden rechtgedaan en de verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met twee mededaders schuldig gemaakt aan een brute roofoverval op [benadeelde partij] in diens woning zoals bewezen verklaard.
Een dergelijke roofoverval is een zeer ernstig feit. Niet alleen hebben de daders de nodige materiële schade veroorzaakt, het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een overval nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Zulks blijkt ook uit de zich in het dossier bevindende schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde partij]. Daarnaast maakt een dergelijk feit ernstig inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe.
Het hof laat bij de bepaling van de strafmaat voorts zwaar meewegen dat dit alles is gebeurd terwijl de 14 maanden oude dochter van het slachtoffer zich in een box in dezelfde kamer bevond en dat de daders dit kind als pressiemiddel hebben gebruikt om [benadeelde partij] zijn verzet te doen staken.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 maart 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder voor vermogens- en geweldsdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de speciale en generale preventie – met de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Dat het hof de verdachte weliswaar zal vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit, kan naar het oordeel van het hof mede gelet op de ernst van het bewezen verklaarde strafbaar feit niet leiden tot oplegging van een andere, lagere, straf.
Beslag
Het hof zal ten aanzien van het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld onder nummer 1 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen, gelasten dat dit voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het hof zal ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld onder nummers 4, 5, 10 en 11, de teruggave aan de verdachte gelasten, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet langer verzet.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep kan met betrekking tot de op de beslaglijst onder 2, 3, 6, 7, 8 en 9 genummerde voorwerpen geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. Het hof zal daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 cumulatief/alternatief ten laste gelegde, tot een bedrag van in totaal € 23.707,54.
In eerste aanleg is de vordering tot vergoeding van immateriële schade deels, hoofdelijk, toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-. De vordering tot immateriële schadevergoeding is voor het overige afgewezen en de benadeelde partij is in de vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk verklaard.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 23.707,54.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,- en dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige zal worden afgewezen. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de benadeelde partij in de vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 3.000,-.
De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal voor het overige worden afgewezen.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 3.000,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij].
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank te Rotterdam van 23 juni 2011, onder parketnummer 10-741411-10, is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2
jaren, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 36f, 47, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de beslaglijst onder 4, 5, 10 en 11 genummerde voorwerpen.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de beslaglijst onder 2, 3, 6, 7, 8 en 9 genummerde voorwerpen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,- (drieduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ter zake van
immateriële schade voor het overige af.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering ter zake van de materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van
€ 3.000,- (drieduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank te Rotterdam van 23 juni 2011, onder parketnummer 10-741411-10, te weten van:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. S.A.J. van 't Hul en mr. A. Kuijer, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 april 2013.