ECLI:NL:GHDHA:2013:2639

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
22-002001-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De feiten betroffen een periode van bijna drieënhalve maand waarin de verdachte in zijn woning hennepplanten had geteeld en elektriciteit had afgetapt van Stedin Netbeheer BV. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 juni 2013 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verdediging van de verdachte. De verdachte heeft betoogd dat de politie onrechtmatig zijn woning is binnengetreden, maar het hof oordeelde dat de verdachte toestemming had gegeven voor de doorzoeking. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten en vernietigde het vonnis van de politierechter, waarbij het hof de bewezenverklaring van de feiten bevestigde.

De strafmotivering van het hof was gebaseerd op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft in aanmerking genomen dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennepplanten, wat een bedreiging vormt voor de volksgezondheid. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat ook meegewogen werd in de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002001-12
Parketnummer: 09-655626-11
Datum uitspraak: 19 juni 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 16 april 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te district [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1974,
[adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 juni 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een ( of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 april 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 176, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 april 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 april 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) 176 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 12 april 2011 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer BV.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen – betoogd dat de politie onrechtmatig de woning van de verdachte is binnengetreden en dat de ten gevolge daarvan verkregen bewijsmiddelen van het bewijs dienen te worden uitgesloten. De raadsman heeft daartoe aangevoerd – kort samengevat - dat niet redelijkerwijze vermoed kon worden dat in de woning van de verdachte een overtreding van de Opiumwet gepleegd werd.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Vooropgesteld wordt dat – naast het geval waarin sprake is van een redelijk vermoeden van schuld – ook toestemming mag worden gevraagd voor het betreden en doorzoeken van een woning indien er géén sprake is van een redelijk vermoeden van schuld (vgl. HR 18 december 2012, LJN: BY5315).
Uit het dossier (p. 12, 18, 48 en 61) blijkt dat de politie de woning van de verdachte is binnengetreden nadat de verdachte toestemming daartoe had verleend. Niet aannemelijk is geworden dat die toestemming is verleend onder druk. Nu de politie naar het oordeel van het hof mitsdien rechtmatig de woning van de verdachte is binnengetreden, wordt het verweer verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

Diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna drieënhalve maand schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten in zijn woning. Hij heeft zich daarbij kennelijk laten leiden door financieel gewin en geen oog gehad voor de veiligheidsrisico’s die aan het onderhouden van een hennepkwekerij in een woning zijn verbonden.
Het gebruik van drugs vormt een bedreiging voor de volksgezondheid en de handel in drugs brengt doorgaans andere vormen van criminaliteit met zich mee.
Tegen drugsgerelateerde delicten dient derhalve streng te worden opgetreden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 mei 2013, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor het kweken, verkopen, aanwezig hebben en vervaardigen van softdrugs - waarbij gelet op de bij de verdachte aangetroffen hoeveelheid hennepplanten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken danwel een taakstraf van 84 uren is geïndiceerd - en op de straffen die in vergelijkbare zaken door dit hof zijn opgelegd.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. R.A.Th.M. Dekkers en mr. S.A.J. van 't Hul, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 juni 2013.