ECLI:NL:GHDHA:2013:2618

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
22-002249-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam inzake wederspannigheid tegen opsporingsambtenaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van wederspannigheid, waarbij hij zich met geweld heeft verzet tegen opsporingsambtenaren. De feiten dateren van 12 maart 2011, toen de verdachte werd aangehouden door politieagenten in Rotterdam. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaar, en had een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd en dat de verdachte wordt veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de psychische toestand van de verdachte, die eerder in bewaring was gesteld op grond van de Wet BOPZ vanwege een psychotische stoornis. Gezien de omstandigheden en het tijdsverloop sinds het feit, heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen. Het hof heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid, wat getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. De vordering van de benadeelde partij, die immateriële schade claimde, is gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 50,00. Het hof heeft de verdachte verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtsorde en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-002249-12
Parketnummer: 10-742254-11
Datum uitspraak: 8 mei 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

Meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van
26 april 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Sovjetunie) op [geboortedatum] 1989,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 26 april 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, met toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 maart 2011 te Rotterdam toen de aldaar dienstdoende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], (beiden) hoofdagent werkzaam bij de politie regio Rotterdam-Rijnmond en/of [slachtoffer 3], hoofdagent, en/of [slachtoffer 4], agent, (beiden) werkzaam bij de Spoorwergpolitie Rotterdam, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 72 Wet Personenvervoer, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door zich opzettelijk gewelddadig
  • los te rukken uit de greep van die opsporingsambtena(a)r(en)en/of
  • te schoppen en/of te trappen naar en/of in de richting van die opsporingsambtena(a)r(en), tengevolge waarvan de opsporingsambtenaar [slachtoffer 1] enig lichamelijk letsel (een (schaaf)wond aan het rechter been) bekwam.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee – ten aanzien van de strafoplegging - niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 maart 2011 te Rotterdam toen de aldaar dienstdoende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], beiden hoofdagent werkzaam bij de politie regio Rotterdam-Rijnmond en [slachtoffer 3], hoofdagent, en [slachtoffer 4], agent, beiden werkzaam bij de Spoorwegpolitie Rotterdam, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 72 Wet Personenvervoer, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door zich opzettelijk gewelddadig
  • los te rukken uit de greep van die opsporingsambtenaren en
  • te schoppen in de richting van die opsporingsambtenaren, tengevolge waarvan de opsporingsambtenaar [slachtoffer 1] enig lichamelijk letsel (een schaafwond aan het rechterbeen) bekwam.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Hij is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als die in eerste aanleg aan hem is opgelegd.
Geen straf of maatregel
Het hof heeft acht geslagen op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Het hof heeft in aanmerking genomen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan wederspannigheid, door zich met geweld tegen opsporingsambtenaren te verzetten. Dit gedrag getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag en voor het publieke belang dat door opsporingsambtenaren wordt gediend. Opsporingsambtenaren moeten ongehinderd door gedrag als dat van de verdachte hun werk kunnen doen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer kennis genomen van een zich in het dossier bevindende beschikking d.d. 14 april 2012 van de burgemeester van de gemeente ’s-Gravenhage, waarbij deze op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen heeft gelast dat de verdachte vanwege een psychotische stoornis in bewaring wordt gesteld. Het hof heeft op grond van de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring de indruk dat de verdachte ook nu nog aanzienlijke psychische problemen heeft.
Gelet daarop en gezien het tijdsverloop sinds het feit, acht het hof het raadzaam te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Bij deze beslissing heeft het hof ook laten meewegen dat de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 april 2013 niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk agressief delict.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 200,--.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Anders dan de politierechter, die de vordering geheel heeft toegewezen, is het hof van oordeel dat de vordering zich - naar maatstaven van billijkheid – leent voor toewijzing tot een bedrag van € 50,00. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 50,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 50,00 (vijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van
€ 50,00 (vijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. R.C.A. Duindam,
mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. W.R. van Hattum.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 mei 2013.
Mr. Fonteijn-Van der Meulen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.