ECLI:NL:GHDHA:2013:2595

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
15 juli 2013
Zaaknummer
200.120.214-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • M. van Leuven
  • J.J. de Kok
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbendheid van grootouders in ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

In deze zaak hebben de grootouders hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag, waarin hun verzoek om als belanghebbenden te worden aangemerkt in de procedure tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van hun kleinzoon werd afgewezen. De grootouders zijn van mening dat zij, gezien hun nauwe band met de minderjarige, recht hebben om op te komen tegen de beslissing van de kinderrechter. De raad voor de kinderbescherming en Jeugdzorg hebben echter betoogd dat de grootouders niet de verzorgende en opvoedende rol vervullen die nodig is om als belanghebbenden te worden aangemerkt. Het hof heeft de argumenten van de grootouders overwogen, maar is tot de conclusie gekomen dat de kinderrechter terecht heeft geoordeeld dat de grootouders niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De grootouders hebben geen (mede) gezag over de minderjarige en er is geen sprake van een verzorging en opvoeding binnen hun gezin. De omstandigheid dat er sprake is van 'family life' is onvoldoende om hen als belanghebbenden te kwalificeren in deze procedure. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikking van de kinderrechter.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 5 juni 2013
Zaaknummer : 200.120.214/01
Rekestnummer rechtbank : JE RK 12-2377
[appellanten],
wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de grootouders,
advocaat mr. M. de Boorder te Den Haag,
tegen
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1.[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader;
2.
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder;
3.
de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
hierna te noemen: Jeugdzorg.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De grootouders zijn op 16 januari 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 15 oktober 2012 van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag.
Jeugdzorg heeft op 24 april 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de grootouders:
  • op 4 april 2013 een brief van 3 april 2013 met bijlagen;
  • op 1 mei 2013 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van de raad:
op 19 april 2013 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 8 mei 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de grootouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • mevrouw J.J. de Kok namens de raad;
  • de vader;
  • de heer D.J. van der Heiden namens Jeugdzorg.
De advocaat van de grootouders heeft pleitnotities overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek tot het aanmerken van de grootouders vaderszijde als belanghebbenden afgewezen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.
In geschil is de afwijzing van het verzoek van de grootouders om aangemerkt te worden als belanghebbenden met betrekking tot de uithuisplaatsing van de minderjarige [naam], geboren [in] 2000 te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige).
2.
De grootouders verzoeken het hof de bestreden beschikking – uitvoerbaar bij voorraad – te vernietigen voor wat betreft de afwijzing van het verzoek aanmerken als belanghebbenden en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de grootouders om als belanghebbenden te worden aangemerkt toe te wijzen, alles dan wel het hof juist zal vermenen te behoren.
3.
Volgens de grootouders heeft de kinderrechter een te enge uitleg gegeven aan het begrip “van anderen die dit kind als behorend tot hun gezin verzorgen en opvoeden”. De grootouders worden door de uitkomst van de procedure zodanig in hun eigen belang getroffen, dan wel zijn hier anderszins zo nauw bij betrokken, dat zij hiertegen menen te mogen opkomen. Gelet op de feitelijke band die de grootouders met de minderjarige hebben, is sprake van “family life”.
4.
De raad stelt dat de grootouders heel belangrijk zijn voor de minderjarige, maar dat zij hem door deze procedure in een loyaliteitsconflict plaatsen.
5.
Naar de mening van Jeugdzorg hebben de grootouders een belangrijke rol gespeeld in het leven van de minderjarige, maar hebben zij niet de verzorgende en opvoedende rol vervuld. De minderjarige werd immers door de vader verzorgd en opgevoed. Door naast de ouders een derde partij toe te voegen, wordt het geschil tussen de ouders versterkt en worden de loyaliteitsproblemen van de minderjarige vergroot. Dit heeft gevolgen voor zijn emotionele ontwikkeling.
6.
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter op juiste gronden het verzoek van de grootouders om in deze procedure betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige als belanghebbenden te worden aangemerkt, heeft afgewezen. Het hof neemt deze gronden over. In hoger beroep zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden. Verzoekers zijn liefhebbende grootouders die zeer betrokken zijn bij hun kleinzoon, maar hun rechten en verplichtingen zijn niet rechtstreeks betrokken bij deze zaak. De grootouders hebben niet het (mede) gezag over de minderjarige en evenmin is sprake van een verzorging en opvoeding van de minderjarige binnen hun gezin, noch in het (recente) verleden, noch in het heden. De omstandigheid dat sprake is van “family life” tussen de grootouders en dat de minderjarige (samen met de vader) jaren geleden een tijd bij de grootouders heeft ingewoond, is onvoldoende om hen aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in deze procedure. De bestreden beschikking dient dan ook te worden bekrachtigd.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Van Leuven en Kok, bijgestaan door mr. Van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2013.