Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[…] ENDSTRA,
[…] ENDSTRA,
1.UITGEVERIJ NIEUW AMSTERDAM B.V.,
Pleitnota in
Appel). Met het oog op het pleidooi hebben partijen de volgende stukken aan het hof en de wederpartij toegestuurd:
- ingekomen op 5 juni 2013: een akte (voorwaardelijke) wijziging van eis van de erven Endstra;
- ingekomen op 7 juni 2013: een reactie hierop van Nieuw Amsterdam c.s.;
- ingekomen op 10 juni 2013: een reactie van de erven Endstra;
- ingekomen op 17 juni 2013: een aanvullende kostenstaat van de erven Endstra;
- ingekomen op 17 juni 2013: productie 11C, houdende een aanvullende kostenstaat, van Nieuw Amsterdam c.s..
1. Feitelijke uitgangspunten
Screenoprints’), 4 januari 1991 (‘
Van Dale/Romme’), 24 februari 2006 (‘
Technip’) en 16 juni 2006 (‘
Kecofa/Lancôme’). Daartoe behoort/behoren niet de aanvullende eis(en) ‘dat de maker bewust een geestelijke wilde scheppen en /of bewust een vormgeving heeft gekozen’. Ook past daarin niet de (eveneens door het hof gehanteerde) eis dat ‘het werk door zijn maker als coherente creatie is geconcipieerd’.
Stokke’-arresten van 22 februari en 12 april 2013 (LJN: BY1528, BY1532 en BY1533) heeft de HR overwogen dat door het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) in zijn arrest van 16 juli 2009 inzake ‘
Infopaq I’ (zaak C-5/08, LJN: BJ3749) de maatstaf aldus is geformuleerd dat het moet gaan om ‘een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk’.
4.5.1 (…). De eis dat het voortbrengsel het persoonlijk stempel van de maker moet dragen betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest. Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen.
in finevermelde verwijzingsinstructie ligt besloten dat niet meer ter discussie staat dat de achterbankgesprekken een eigen karakter hebben.
Hij is geweldig goed in gesprekken. Er wordt heel wat afgepraat in zijn romans en verhalen en het lijkt of hij de Amerikaanse spreektaal met grote getrouwheid weergeeft – terwijl dat eigenlijk niet kan, want als je een gesprek van twee mensen op de band opneemt en getrouwelijk uittikt, krijg je een tekst waar geen touw aan vast te knopen is’.
Ik zeg: ‘En die meneer Mieremet, die jou al van alles aangedaan heb, want wat heb ik, ik heb er helemaal niks mee te maken!’ `En die Mieremet,’ (imiteert Holleeder:) ‘die vermoord ik. Die pak ik, die vermoord ik.’ (weer zichzelf:) Weet je wel. Dat roept ie dan. Hij zegt: ‘Wacht maar en eh …’ Ja, nou ja, ik neem het serieus, want ze hebben het een paar keer al geprobeerd natuurlijk. Dus om negen uur, is het verhaal. Ze zeggen: wij hebben nooit geen problemen, weet je wel. Die Dino en eh …’ (blz. 245 van het boek);
Ik heb Moszkowicz gesproken toen ook en toen was Willem boos op hem. En nu is ie als de dood voor hem (imiteert Moszkowicz, met hoge stem:) `O, Willem, doe me niets en mijn gezin, wat heb ik fout gedaan?’(met zijn eigen stem:) Hij had gezegd: hij moet dit en dat doen en anders… Op dat kantoor, dat heeft ie ook niet verhuurd aan de criminelen hoor. Dat is natuurlijk ook, je weet wel hoe, ik denk niet dat dat kwaaie… Maar ik heb wel gezegd: je zit tot hier in die bende’. (blz. 149 van het boek).
in fine) van Endstra. Integendeel, gezien de banaliteit van die vormgeving kan niet worden aangenomen dat het door Endstra uitgesprokene op creatieve arbeid van enige betekenis berustte. De argumenten ii) en iii) van de erven Endstra kunnen bijgevolg niet als juist worden aanvaard, althans voor zover daarmee wordt gedoeld op de persoonlijk stempel-eis; dat de uitlatingen van Endstra een eigen karaker hebben, staat niet (meer) ter discussie (zie rov. 5.9). Ten aanzien van argument iii) wordt nader overwogen dat het zo nu en dan bezigen van een onalledaagse uitdrukking – zoals de uitdrukking ‘
ze heeft de zwarte band winkelen hoor, dus eh…’ als beschrijving van het koopgedrag van Endstra’s vrouw (MnV onder 2.13) – geen auteursrechtelijk beschermd werk kan maken van een verder banaal of triviaal vormgegeven gesprek.
in fine) moet dus ontkennend worden beantwoord. Dat betekent dat op die gesprekken geen auteursrecht rust.