ECLI:NL:GHDHA:2013:2472

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2013
Publicatiedatum
11 juli 2013
Zaaknummer
22002385-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepteelt en criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Dordrecht was vrijgesproken van (beroepsmatige) hennepteelt en deelneming aan een criminele organisatie. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 28 februari en 27 juni 2013 is gebleken dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de hennepteelt of een criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het aantreffen van hennepplantjes in de afvalbak van een medeverdachte niet voldoende bewijs opleverde voor de betrokkenheid van de verdachte. De verdachte werd daarom vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank onder aanvulling van gronden, waarbij het hof de werkrelatie tussen de verdachte en de medeverdachte erkende, maar niet als bewijs voor strafbare feiten kon aanmerken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002385-11
Parketnummer: 11-510275-08
Datum uitspraak: 11 juli 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Dordrecht van 26 april 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
28 februari 2013 en 27 juni 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft - overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde op schrift gestelde requisitoir - gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1
primair.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 18 januari 2010 te Schelluinen, gemeente Giessenlanden (in of nabij (een) pand(en) aan de [adres] en/of de [adres]) en/of
te Dordrecht (in (een) woning(en) gelegen aan de [adres] en/of de [adres] en/of de [adres] en/of de [adres]) en/of te Meerkerk (in een woning gelegen aan de [adres]) en/of
te Vuren, gemeente Lingewaal (in een woning gelegen aan de [adres]) en/of
te Zwijndrecht (in een woning gelegen aan het [adres]) en/of
te Streefkerk (in een woning gelegen aan de [adres]) en/of
te Leerdam (in een woning gelegen aan de [adres]), althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of een bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten/hennepstekken en/of (gedroogde) hennep(toppen), en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
1
subsidiair.
[medeverdachte rechtspersoon] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 mei 2007 tot en met 18 januari 2010 te Schelluinen, gemeente Giessenlanden (in of nabij (een) pand(en) aan de [adres] en/of de [adres]) en/of
te Dordrecht (in (een) woning(en) gelegen aan de [adres] en/of de [adres] en/of de [adres] en/of de [adres]) en/of te Meerkerk (in een woning gelegen aan de [adres]) en/of
te Vuren, gemeente Lingewaal (in een woning gelegen aan de [adres]) en/of
te Zwijndrecht (in een woning gelegen aan het [adres]) en/of
te Streefkerk (in een woning gelegen aan de [adres]) en/of
te Leerdam (in een woning gelegen aan de [adres]), althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of een bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten/hennepstekken en/of (gedroogde) hennep(toppen), en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
2
primair.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 18 januari 2010 te Schelluinen, gemeente Giessenlanden, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en/of (een) medeverdachte(n) (te weten [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon] en/of een of meer anderen) en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het op beroeps- en/of bedrijfsmatige wijze opzettelijk telen en/of bereiden en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten en/of delen daarvan, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijst(en) I en/of II;
2
subsidiair.
[medeverdachte rechtspersoon] in of omstreeks de periode van 3 mei 2007 tot en met 18 januari 2010 te Schelluinen, gemeente Giessenlanden, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen [medeverdachte rechtspersoon] en/of (een) medeverdachte(n) (te weten [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of een of meer anderen) en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het op beroeps- en/of bedrijfsmatige wijze opzettelijk telen en/of bereiden en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten en/of delen daarvan, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijst(en) I en/of II, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal onder aanvulling van gronden worden bevestigd.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is – gelet op de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep - niet wettig en overtuigend komen vast te staan dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank in het vonnis van 26 april 2011 en neemt deze over. Hetgeen door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep is aangebracht is onvoldoende gebleken om tot een ander oordeel te komen, zodat de verdachte van deze feiten behoort te worden vrijgesproken. De omstandigheid dat in januari 2010 hennepplantjes in de afvalbak van [medeverdachte rechtspersoon] zijn aangetroffen, kan gelet op hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen, niet tot een ander oordeel leiden. Deze afvalbak staat op het voor een ieder toegankelijke terrein. Wie met de hennepteelt verbandhoudend afval wil weggooien, doet dat bij voorkeur niet in de nabijheid van de eigen hennepplantage, maar elders (zie bijvoorbeeld de verklaring van [naam]). Mitsdien kan het aantreffen van hennepplanten in die container niet bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde.
Wel is - naar het oordeel van het hof - komen vast te staan dat sprake is geweest van een werkrelatie tussen verdachte en [medeverdachte rechtspersoon], maar ter terechtzitting in hoger beroep is niet gebleken dat deze (mede) was gericht op de door [medeverdachte rechtspersoon] gepleegde strafbare feiten. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is niet gebleken van een samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en reeds op die grond behoort de verdachte van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep onder aanvulling van gronden.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar,
mr. Th.W.H.E. Schmitz en mr. A. Kuijer, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 juli 2013.