ECLI:NL:GHDHA:2013:2471

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2013
Publicatiedatum
11 juli 2013
Zaaknummer
22002387-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor handel in hennep en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Dordrecht. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben en de handel in hennep(stekken), alsook van deelname aan een criminele organisatie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van en de handel in hennep, en heeft hem hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 95 dagen. De verdachte had eerder onherroepelijk een veroordeling voor soortgelijke feiten ondergaan, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen.

De zaak kwam voor het hof na een eerdere vrijspraak voor enkele tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat de verdediging onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Het hof heeft de vrijspraak van de verdachte voor de feiten 2 en 3 bevestigd, omdat er onvoldoende bewijs was voor de deelname aan een criminele organisatie en de herkomst van het in beslag genomen geldbedrag.

De bewezenverklaring van de feiten 1 en 4 is gebaseerd op de aangetroffen hennep en de omstandigheden waaronder deze zijn verkregen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is als strafbaar verklaard en de vordering tot verbeurdverklaring van het geldbedrag is afgewezen, aangezien het openbaar ministerie had afgezien van een ontnemingsvordering. Het hof heeft de uitspraak gedaan in het belang van de rechtsorde en de volksgezondheid.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002387-11
Parketnummer: 11-510034-09
Datum uitspraak: 11 juli 2013
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Dordrecht van 26 april 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
28 februari 2013 en 27 juni 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2. en 3. ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1. ten laste gelegde partieel vrijgesproken. De verdachte is voor het overige deel van het onder 1. ten laste gelegde en ter zake van onder en 4. ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 95 dagen, met aftrek van voorarrest.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven. Voorts is de teruggave aan de verdachte gelast van een geldbedrag van € 8.020,-.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 18 januari 2010 te Schelluinen, gemeente Giessenlanden (in of nabij (een) pand(en) aan de [adres] en/of de [adres]) en/of
te Dordrecht (in (een) woning(en) gelegen aan de [adres] en/of de [adres] en/of de [adres] en/of de [adres]) en/of
te Meerkerk (in een woning gelegen aan de [adres]) en/of
te Vuren, gemeente Lingewaal (in een woning gelegen aan de [adres]) en/of
te Zwijndrecht (in een woning gelegen aan het [adres]) en/of
te Streefkerk (in een woning gelegen aan de [adres]) en/of
te Leerdam (in een woning gelegen aan de [adres]), althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of een bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten/hennepstekken en/of (gedroogde) hennep(toppen), en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 18 januari 2010 te Schelluinen, gemeente Giessenlanden, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en/of (een) medeverdachte(n) (te weten [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte rechtspersoon] en/of een of meer anderen) en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het op beroeps- en/of bedrijfsmatige wijze opzettelijk telen en/of bereiden en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten en/of delen daarvan, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijst(en) I en/of II;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 18 januari 2010, te Schelluinen, gemeente Giessenlanden, en/of te Sliedrecht, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van in totaal 8.020 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van in totaal 8.020 euro, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 18 januari 2010 te Sliedrecht opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 192 gram van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, danwel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities, aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat het openbaar ministerie ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging.
Hiertoe heeft de raadsman betoogd dat de Aanwijzing Opiumwet van 2 november 2000 (Staatscourant 2000/250 en 2004/246, hierna: de Aanwijzing) er van uit gaat dat het bezit van niet meer dan vijf planten gedoogd wordt, mits die onder natuurlijke omstandigheden gehouden worden en dat de Aanwijzing er kennelijk vanuit gaat dat in die gevallen er meer dan 30 gram hennep voorhanden kan zijn, mede gelet op het arrest van het gerechtshof Den Bosch van 17 december 2008, LJN BG7143. De in de woning van de verdachte aangetroffen hennep is afkomstig van buitenplanten en derhalve mocht de verdachte erop vertrouwen dat strafrechtelijk optreden hiertegen achterwege zou blijven.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat ook blijkens meer recente rechtspraak – kort gezegd - de houder van buitenplanten, in beginsel, een beroep kan doen op het in de Aanwijzing vastgelegde ‘gedoogbeleid’, ongeacht de hoeveelheid of het gewicht van de met die teelt verkregen of te verkrijgen opbrengst van voor consumptie geschikte hennep of hennepproducten.
In de woning van de verdachte is ongeveer 192 gram (gedroogde) hennep aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat de in zijn woning aangetroffen hennep van door hem zelf gekweekte buitenplanten afkomstig is. De verdediging heeft deze stelling echter niet nader -al dan niet met bewijsstukken of getuigenverklaringen- onderbouwd. De stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep geven evenmin steun aan verdachtes verklaring dat hij (maximaal vijf) hennepbuitenplanten had en dat de in zijn woning aangetroffen hennep daarvan afkomstig is.
Derhalve is het hof van oordeel dat de gronden waarop het ontvankelijkheidsverweer berust onvoldoende aannemelijk is geworden en verwerpt het hof dit het verweer.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk is de vervolging.
Vrijspraak van feit 2
Naar het oordeel van het hof is – gelet op de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep - niet wettig en overtuigend komen vast te staan dat sprake was van een samenwerkingsverband tussen de verdachte en een of meer anderen, zoals bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Hetgeen door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep is aangebracht is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De door de advocaat-generaal genoemde tap-gesprekken zijn onvoldoende specifiek. Ook de verklaringen van de hennep-kwekers leveren onvoldoende concreet bewijs op. De verklaringen van [naam] zijn te wisselend om voor het bewijs te gebruiken. Derhalve is het hof van oordeel dat de verdachte hiervan behoort te worden vrijgesproken.
Vrijspraak van feit 3
Het hof is van oordeel dat, uit de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, evenmin is komen vast te staan dat het in de woning van de verdachte aangetroffen geld, te weten € 8.020,-, van criminele herkomst is, noch daargelaten dat is komen vast te staan dat de gedraging van de verdachte erop was gericht om de criminele herkomst van dat geldbedrag te verbergen of te verhullen (HR 8 januari 2013, LJN BX6910). Derhalve is het hof van oordeel dat de verdachte – wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs – ook van het onder 3 ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1
januari 2009tot en met
31 december 2009te Streefkerk (in een woning gelegen aan de [adres] en te Leerdam (in een woning gelegen aan de [adres] telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd hennepplanten/hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op 18 januari 2010 te Sliedrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 192 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft - overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde op schrift gestelde requisitoir - gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het in beslag genomen geld, te weten een bedrag van € 8.020,-, zal worden verbeurdverklaard.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van en de handel in hennep(stekken).
De handel in hennep veroorzaakt overlast en levert schade op voor de maatschappij. Hennep is voor de gezondheid van de gebruikers een schadelijke stof. Het gebruik van hennep is voor de samenleving niet alleen uit het oogpunt van volksgezondheid bezwarend, maar ook vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. De verdachte heeft zich hieraan kennelijk niets gelegen laten liggen. De ernst van de feiten brengt mee dat een gevangenisstraf aangewezen is.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
12 juni 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van, onder meer, soortgelijke strafbare feiten, zij het geruime tijd geleden. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de speciale en generale preventie - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Beslag
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het in beslag genomen geldbedrag van € 8.020,- zal worden verbeurdverklaard.
Gelet op de vrijspraak van de verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde, dient naar het oordeel van het hof de vordering van de advocaat-generaal tot verbeurdverklaring van dit geldbedrag te worden afgewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat blijkens schriftelijk bericht van de officier van justitie te Rotterdam d.d. 13 december 2012, het openbaar ministerie afziet van het instellen van een eerder aangekondigde ontnemingsvordering tegen de verdachte en dat bij die gelegenheid aan de verachte kenbaar is gemaakt dat het in beslag genomen geld, te weten € 8.020,-, toebehorende aan de verdachte, aan hem zal worden teruggegeven. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat dit geldbedrag inmiddels aan de verdachte is teruggegeven. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat dit geldbedrag reeds aan de verdachte is teruggegeven. Gelet op deze omstandigheden kan een last tot teruggave van genoemd bedrag achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
95 (vijfennegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Wijst af de vordering tot verbeurdverklaring van het geldbedrag van € 8.020,-.

Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar,
mr. Th.W.H.E. Schmitz en mr. A. Kuijer, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 juli 2013.