In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 19 december 2011 aan belanghebbende is opgelegd door de gemeente Den Haag. De inspecteur stelde dat belanghebbende zijn auto had geparkeerd zonder geldige vergunning, terwijl belanghebbende ontkende dat hij een kopie van de bewonersvergunning achter de voorruit had geplaatst. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, maar belanghebbende ging in hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 mei 2013 heeft belanghebbende verklaard dat de originele vergunning in een plastic hoesje achter de voorruit was geplaatst. Het Hof oordeelde dat de inspecteur onvoldoende bewijs had geleverd dat belanghebbende in strijd met de vergunningvoorwaarden had gehandeld. Het Hof concludeerde dat de parkeercontroleur mogelijk een vergissing had gemaakt en dat de inspecteur niet had voldaan aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de naheffingsaanslag, en gelastte de inspecteur de griffierechten van € 157 aan belanghebbende te vergoeden.