ECLI:NL:GHDHA:2013:2322

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
200.081.277
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkoopovereenkomst motorfiets en bewijswaardering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen twee vonnissen van de rechtbank Rotterdam, waarin een huurkoopovereenkomst met betrekking tot een motorfiets centraal staat. [Appellant] heeft in hoger beroep zeven grieven aangevoerd tegen de eerdere uitspraken. De rechtbank had in het tussenvonnis vastgesteld dat de feiten niet bestreden waren, en het hof gaat hier ook van uit. De motorfiets in kwestie is op 22 februari 2006 door [appellant] en Autobedrijf Delta B.V. (hierna: Delta) gekocht onder een huurkoopovereenkomst. De koopprijs was vastgesteld op € 7.500, met betaling in maandelijkse termijnen. Echter, er zijn twijfels gerezen over de werkelijke eigendom van de motorfiets, vooral na de aanhouding van [appellant] in verband met strafbare feiten. Tijdens het politieonderzoek zijn verklaringen afgelegd die suggereren dat de motorfiets in feite eigendom was van [X], een persoon met wie [appellant] samenwerkte in de hennepkweek. Het hof heeft de bewijslastverdeling beoordeeld en geconcludeerd dat Delta niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen over de huurkoopovereenkomst. Het hof oordeelt dat [appellant] erin is geslaagd het bewijs van Delta te ontzenuwen, waardoor de vorderingen van Delta worden afgewezen. Het hof vernietigt het eindvonnis van de rechtbank en veroordeelt Delta in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.081.277/01
Zaaknummer rechtbank : 301539/HA ZA 08-469

Arrest d.d. 23 juli 2013

in de zaak van

[…],

wonende te […],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.J. de Boer te Coevorden,
tegen

Autobedrijf Delta B.V.,

gevestigd te Vlaardingen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Delta,
advocaat: mr. M. Bonarius te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 19 januari 2011 is [appellant] in hoger beroep gekomen van twee door de rechtbank Rotterdam, sector civiel, tussen partijen gewezen vonnissen van 24 december 2008 (verder: het bestreden tussenvonnis) en 20 oktober 2010 (verder: het bestreden eindvonnis). Bij memorie van grieven heeft [appellant] zeven grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft Delta de grieven bestreden.
Vervolgens heeft Delta de stukken overgelegd en hebben partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
De door de rechtbank in het bestreden tussenvonnis vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1
[…] (verder: [X]) is directeur van […] Holding B.V. (verder: […] Holding), die op haar beurt directeur/enig aandeelhouder is van Delta. Delta houdt zich volgens haar inschrijving bij het handelsregister bezig met aan- en verkoop, verhuur, lease en financiering van nieuwe en gebruikte auto's.
2.2
[appellant] heeft Special Parts Supply B.V. te Geertruidenberg (verder: Parts Supply) begin november 2005 opdracht gegeven tot het bouwen van een zelfbouwmotorfiets, van het merk Harley Davidson (verder: de motorfiets).
2.3
Delta als verkoper en [appellant] als koper hebben op 22 februari 2006 een huurkoopovereenkomst getekend met betrekking tot de motorfiets (verder: de overeenkomst). In de overeenkomst is bepaald dat de koopprijs van €  7.500,-- , inclusief WA-verzekering, wegenbelasting en rente, door [appellant] moet worden voldaan in 24 maandelijkse termijnen van € 404,--. In de overeenkomst is verder bepaald, dat de motor eigendom blijft van de verkoper totdat alle betalingstermijnen en de eventuele restschuld zijn voldaan.
2.4
Op 27 maart 2006 heeft [appellant] de motorfiets ter keuring aangeboden bij de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW), de motorfiets is op 24 april 2006 toegelaten en kreeg het kenteken […]. Op 15 mei 2006 is de motorfiets op naam gesteld van […] Holding.
2.5
[appellant] is op 5 september 2006 aangehouden op verdenking van strafbare feiten (onder meer verboden kweek en verkoop van hennep, verboden wapenbezit) in samenwerkingsverband met [X]. In verband daarmee zijn [appellant] en [X] beiden veroordeeld tot 4 jaar gevangenisstraf. Tijdens het politieonderzoek is aan zowel [appellant] als [X] gevraagd naar de motorfiets.
2.6
Op 11 september 2006 heeft [appellant] met betrekking tot de motor ten overstaan van de politie verklaard:
"(…) [X] heeft toen een motor voor mij geregeld. [X] heeft deze toen op mijn naam gezet en ik zou hem krijgen als alles goed zou gaan met de kwekerij (…) Ik heb hem uitgezocht (…) Ik heb de motor betaald met geld van [X]".
2.7
In het proces-verbaal van 2 november 2006 van verhoor van [appellant] door de politie staat onder meer:
"Vragen verbalisanten: V;
Antwoorden verdachte: A.
(…)
V: Tussen jouw spullen in […] troffen we foto's aan van een chroomkleurige motorfiets in een werkplaats. Jij hebt in maart 2006 een Zelfbouwmotorfiets (…) laten keuren in Lelystad. Gaat het om dezelfde motorfiets?
A: ik herken die foto's. Daar staat de motorfiets op die ik heb uitgezocht en die gekocht is met geld van [X]. (…)
V: (…) Hoe zit het met de eigendom van die motorfiets?
A: Deze motorfiets is nu ook nog eigendom van [X].
V: wat is de waarde van die Zelfbouwmotorfiets en hoe is deze betaald?
A: Ik meende dat deze € 17.000,-- kostte. Deze is betaald met cash geld van [X]. (…)
V: eerder (…) heb jij verklaard dat je voor je werkzaamheden in de kwekerij van […] nog geen vergoeding van [X] had ontvangen (…) hoeveel geld heb jij dan feitelijk van [X] ontvangen i.v.m. de kwekerij in […]?
A: niet zo veel. Enkele duizenden Euro's. De grote winst moest in oktober komen. Dan volgde pay-day, dan zou ik ook de motorfiets krijgen. [X] had beloofd dat het kenteken dan ook op mijn naam overgeschreven zou worden (…)"
2.8
[X] op zijn beurt verklaarde blijkens het proces-verbaal van verhoor van 8 november 2006:
"V: En hoe zit dat met de motor van [appellant]?
A: Het was een zelfbouwmotor, een soort Harley. Ik heb de motor nooit in het echt gezien maar alleen op foto's van [appellant]. [appellant] kon de motor zelf niet verzekeren en hij kon het aankoopbedrag niet verantwoorden. [appellant] had een uitkering en de motor had hem een hoop geld gekost. Zelf zegt hij 17.000 euro. Volgens mij was het meer. [appellant] kwam toen bij me en vroeg of ik de motor op naam van het bedrijf wilde zetten.
Ik had hier geen problemen mee. Een ex werknemer van mij heeft dit helemaal begeleid. Dit was […]. De motor is nooit van mijn bedrijf geweest. Hij was betaald en eigendom van [appellant]"
2.9
Naar aanleiding van deze verklaringen ging de politie na, bij welke motorbouwer de motor gebouwd kon zijn. Op 27 november 2007 heeft de politie ter zake telefonisch informatie ingewonnen bij [Y], directielid van Parts Supply. In het PV inbeslagname motorfiets [appellant] ex artikel 94 Sv. is hieromtrent het volgende vermeld:
"[Y] verklaarde te weten om welke motorfiets het ging. '[appellant]' had -n.a.v. de Motorsale-beurs van begin november 2005 te Rosmalen- aan hen opdracht gegeven tot de bouw van de betreffende motorfiets. De motorfiets was in achtereenvolgende fases gebouwd en betaald. Alle betalingen waren contant gedaan. In het begin was een betaling door [appellant] zelf gedaan, de overige betalingen waren gedaan door verschillende personen, die dan steeds in gezelschap van [appellant] kwamen. De factuur werd steeds op naam gezet van degene die betaalde; daarom was slechts één factuur op naam van [appellant] zelf gesteld.
De motorfiets had in totaal minimaal € 40.000,- à € 45.000,- gekost, aldus [Y]. Hij schatte de huidige vrije verkoopwaarde van de inbeslaggenomen motorfiets op € 35.000,- à € 40.000,-. [Y] had de indruk -hoewel hij daar geen zekerheid over had- dat [appellant] diensten aan bepaalde mensen had bewezen en daarvoor betaald werd met betreffende motorfiets."
2.1
Op 28 januari 2008 heeft Delta de voorzieningenrechter verzocht haar verlof te verlenen tot het doen leggen van conservatoir afgiftebeslag op de motorfiets en tot het in bewaring doen stellen van deze motor bij een onafhankelijk bewaarder. Dit verzoek is gehonoreerd.
3.1
In de onderhavige procedure vordert Delta – zakelijk weergegeven – de bekrachtiging van de buitengerechtelijke ontbinding, dan wel de ontbinding van de overeenkomst van 22 februari 2006; een verklaring voor recht dat Delta eigenaar is van de motorfiets, alsmede een bevel aan de gerechtelijk bewaarder van de motorfiets, de zaak op eerste verzoek aan Delta af te geven, met veroordeling van [appellant] in de kosten. Volgens [appellant] is echter sprake van een schijnovereenkomst, teneinde problemen met zijn uitkeringsinstantie te voorkomen en om ervoor te zorgen dat de motor verzekerd kon worden.
3.2
In voorwaardelijke reconventie vordert [appellant] betaling van een bedrag van € 32.500,, zijnde het verschil tussen de volgens hem werkelijke waarde van de motor en de in de overeenkomst genoemde koopsom.
3.3
Bij het bestreden tussenvonnis heeft de rechtbank [appellant] toegelaten tot tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat tussen partijen een huurkoopovereenkomst met betrekking tot de motorfiets tot stand is gekomen.
3.4
[appellant] heeft zichzelf en [X] als getuige doen horen, Delta medewerkster […].
3.5
Bij het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank [appellant] niet geslaagd geacht in het hem opgedragen tegenbewijs, hetgeen de rechtbank heeft gebracht tot toewijzing van de vorderingen in conventie en afwijzing van die in reconventie, met veroordeling van [appellant] in de kosten van zowel de conventie als de reconventie
4.1
In hoger beroep vordert [appellant] de vernietiging van de bestreden vonnissen en opnieuw rechtdoende primair de afwijzing van de vorderingen van Delta en subsidiair, toewijzing van zijn voorwaardelijke vordering in reconventie.
4.2
De grieven zijn (in hoofdzaak) enerzijds gericht tegen de bewijslastverdeling en anderzijds tegen de bewijswaardering. [appellant] meent dat de rechtbank hem ten onrechte met het tegenbewijs heeft belast tegen de, op grond van de ondertekening door beide partijen, voorshands bewezen geachte stelling dat tussen partijen een huurkoopovereenkomst tot stand is gekomen en dat zij hem ten onrechte niet geslaagd heeft geacht in dit bewijs.
4.3
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de bewijslast ten aanzien van de overeenkomst (en de tekortkomingen in de nakoming daarvan door [appellant]) op Delta. Ingevolge het bepaalde in artikel 157, lid 2 Rv levert de door beide partijen ondertekende schriftelijke overeenkomst dwingend bewijs op van de door Delta gestelde (huurkoop)overeenkomst. Dit betekent – zo volgt uit artikel 151 Rv – dat de rechter verplicht is het bestaan van deze overeenkomst als waar aan te nemen. Tegenbewijs tegen dwingend bewijs staat echter vrij, tenzij de wet tegenbewijs uitsluit, welke situatie zich hier niet voordoet. Uit het vorenstaande volgt dat [appellant] terecht met het leveren van tegenbewijs tegen het bestaan van de overeenkomst is belast.
4.4
Voor het slagen van tegenbewijs is voldoende dat het door de andere partij geleverde bewijs wordt ontzenuwd. Het staat de rechter vrij dit bewijs geleverd te achten indien hij op grond van de in het geding gebleken feiten bewezen acht dat de in de akte opgenomen verklaring onjuist is. De rechter mag daarbij aan ieder gebleken feitelijk gegeven in het geding de bewijskracht hechten die hem goeddunkt (HR 16-3-2007, LJN: AZ0613).
4.5
Het hof acht bij de waardering van het door [appellant] geleverde tegenbewijs de volgende – door Delta niet of onvoldoende weersproken – omstandigheden van belang:
  • [appellant] heeft Parts Supply de opdracht verstrekt tot de bouw van de motorfiets;
  • [appellant] heeft – volgens de stelling van [Y] – zorg gedragen voor betaling aan Parts Supply;
  • de betalingen zijn gedaan door [appellant] in persoon, dan wel door personen in bijzijn van [appellant] met gelden die [appellant] van [X] ontving als betaling voor bewezen diensten in de hennepkwekerij;
  • Parts Supply heeft de motorfiets aan [appellant] geleverd;
  • [appellant] heeft de motorfiets ter keuring aangeboden bij de RDW;
  • de werkelijke waarde van de (afgebouwde) motorfiets bedroeg € 40.000 à € 45.000,;
  • de in de overeenkomst genoemde waarde van de motorfiets bedroeg € 7.500,--;
  • [appellant] had ten tijde van belang geen legale inkomsten, anders dan een uitkering van ca € 700,-- per maand;
  • [appellant] kon de aankoop van de motorfiets (daarom) niet verantwoorden richting uitkeringsinstantie;
  • [appellant] kon de motorfiets niet op eigen naam verzekeren.
Al deze omstandigheden duiden erop dat de motorfiets eigendom is (geweest) van [appellant]. Deze omstandigheden (met name ook de in de overeenkomst genoemde koopprijs) lijken bovendien goed te rijmen met de stelling van [appellant] dat sprake was van een schijnovereenkomst, teneinde de uitkeringsinstantie te misleiden.
3.4
Daar staat tegenover dat Delta niet heeft verklaard op welke wijze zij de eigendom van de motorfiets heeft verkregen, hetgeen gelet op het vorenstaande wel van haar had mogen worden verwacht. De verklaring van [X] dat Delta de motorfiets voor een bedrag van € 7.500,-- van [appellant] heeft gekocht overtuigt reeds niet, omdat – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – niet valt in te zien, waarom [appellant] vervolgens de motorfiets voor hetzelfde bedrag weer terug zou kopen. Evenmin heeft Delta een afdoende verklaring gegeven voor de in de overeenkomst genoemde waarde van € 7.500,-- van de motorfiets, hetgeen eveneens van haar had mogen worden verwacht, nu de werkelijke waarde – onweersproken – vele malen hoger was.
3.5
Dit een en ander brengt het hof tot het oordeel dat [appellant] er in is geslaagd het door Delta aan de hand van de schriftelijke overeenkomst geleverde bewijs te ontzenuwen. Dit betekent dat het aan Delta is (nader) bewijs te leveren voor haar stellingen dat partijen een huurkoopovereenkomst hebben gesloten en dat [appellant] in de nakoming daarvan is tekortgeschoten. Delta heeft geen nader bewijs aangeboden. Het hof ziet geen aanleiding Delta, zoals zij heeft verzocht, in de gelegenheid te stellen haar verweer (bedoeld zal zijn haar stellingen) nader te motiveren. Delta had haar stellingen uiterlijk in de memorie van antwoord nader kunnen en moeten onderbouwen. Dit betekent dat moet worden geoordeeld dat Delta niet is geslaagd in levering van het op haar rustende bewijs, zodat haar vorderingen dienen te worden afgewezen. Aan de voorwaardelijke vorderingen in reconventie wordt daarom niet toegekomen.
3.6
Het bestreden eindvonnis kan derhalve noch in conventie, noch in reconventie in stand blijven. Nu in het bestreden tussenvonnis geen te executeren beslissingen voorkomen, zal het hof in het dictum geen beslissingen opnemen met betrekking tot dat vonnis. Bij deze uitkomst past dat Delta wordt veroordeeld in de kosten van zowel de eerste aanleg (in conventie) als het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen in conventie en in reconventie gewezen eindvonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 oktober 2010,
en opnieuw rechtdoende:
- wijst de vorderingen van Delta af;
- veroordeelt Delta in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie, aan de zijde van [appellant] tot op 20 oktober 2010 begroot op € 254,-- aan griffierecht en € 1.737,-- aan salaris advocaat;
- veroordeelt Delta in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 90,81 aan explootkosten, € 284,-- aan griffierecht en € 1.158,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, M.J. van der Ven en J.C.N.B. Kaal en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2013 in aanwezigheid van de griffier.