ECLI:NL:GHDHA:2013:2290

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
3 juli 2013
Zaaknummer
200.121.030/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • K. Kamminga
  • M. Mollema-de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en duurzame ontwrichting in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de echtscheiding tussen de vrouw en de man. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, was in beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 30 oktober 2012, waarin de echtscheiding was uitgesproken. De vrouw stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk onvoldoende was bestreden. Zij voerde aan dat zij om religieuze redenen niet kon instemmen met de echtscheiding en dat er eerst mogelijkheden tot mediation of verzoening moesten worden uitgeput volgens het Marokkaanse recht. De man, verweerder in hoger beroep, verzocht de verzoeken van de vrouw af te wijzen en stelde dat de vrouw haar stellingen niet deugdelijk had onderbouwd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juni 2013 zijn de vrouw en haar advocaat niet verschenen, ondanks dat zij daartoe behoorlijk waren opgeroepen. Het hof oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had beslist en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangedragen die tot een ander oordeel moesten leiden. Het hof concludeerde dat er sprake was van een duurzame ontwrichting van het huwelijk, aangezien de partijen al twee jaar gescheiden woonden. De vrouw had het hof de mogelijkheid ontnomen om haar beweegredenen te horen door niet ter zitting te verschijnen. Het hof oordeelde dat de geloofsovertuiging van de vrouw niet in de weg stond aan de echtscheiding.

Daarnaast oordeelde het hof dat de vrouw nodeloos hoger beroep had ingesteld, omdat zij enkel had herhaald wat in eerste aanleg was aangevoerd. Het hof veroordeelde de vrouw in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de man waren gevallen, tot een bedrag van € 2.087,-. De beschikking werd bekrachtigd en de proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak: 26 juni 2013

Zaaknummer : 200.121.030/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 12-2447
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. S. Salhi te Den Haag,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. W.G.H. Janssen te Leiden.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 29 januari 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 oktober 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De man heeft op 13 februari 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 28 februari 2013 een brief van 27 februari 2013 met bijlagen.
De zaak is op 6 juni 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting was aanwezig:
- de advocaat van de man.
De man, de vrouw en haar advocaat zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de tussen partijen uitgesproken echtscheiding.
2.
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de man de echtscheiding tussen partijen uit te spreken af te wijzen, kosten rechtens.
3.
De man verweert zich daartegen en verzoekt de verzoeken van de vrouw in hoger beroep af te wijzen met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure, nu de vrouw ook in appel nalaat haar stellingen deugdelijk te onderbouwen.
Duurzame ontwrichting
4.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte van oordeel is dat de gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk door haar onvoldoende is bestreden, nu zij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om haar standpunt naar voren te brengen. De vrouw kan om haar moverende en religieuze redenen niet instemmen met de echtscheiding. Alvorens men kan spreken van ontwrichting van het huwelijk, dienen volgens het Marokkaanse recht eerst alle mogelijkheden tot mediation of verzoening te worden uitgeput. De vrouw staat open voor bemiddeling door familie of vrienden van partijen. Nu echter geen sprake is van uitputting van bovenvermelde mogelijkheden, dient de bestreden beschikking te worden vernietigd, aldus de vrouw.
5.
De man heeft de standpunten van de vrouw gemotiveerd bestreden. Hij persisteert bij zijn verzoek tot echtscheiding.
6.
Het hof stelt voorop dat de rechtbank Nederlands recht heeft toegepast op het verzoek tot echtscheiding. Daartegen is de vrouw in hoger beroep niet opgekomen. Op grond van artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek kan de echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten worden uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam is ontwricht. Een huwelijk is duurzaam ontwricht indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden, zonder dat er uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen.
7.
Het hof is op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en beslist zoals deze heeft gedaan. Het hof neemt de gronden over en maakt deze tot de zijne. In hoger beroep zijn geen nieuwe feiten en omstandigheden aangedragen die tot een andersluidend oordeel moeten leiden. De man volhardt in hoger beroep in zijn standpunt dat hij niet meer wenst samen te leven met de vrouw. Mede in aanmerking nemende dat tussen partijen vaststaat dat zij inmiddels al twee jaren gescheiden wonen en leven, is het hof van oordeel dat wel degelijk sprake is van een ontwrichting die als duurzaam kan worden aangemerkt. Het hof betrekt daarbij dat de vrouw, door in hoger beroep niet ter zitting te verschijnen, het hof de mogelijkheid heeft onthouden zich een eigen indruk te vormen omtrent de beweegredenen van de vrouw voor haar verzet tegen de door de man verzochte echtscheiding. De geloofsovertuiging van de vrouw staat naar het oordeel van het hof niet in de weg aan het uitspreken van de echtscheiding.
8.
Het hof passeert de stelling van de vrouw dat eerst alle mogelijkheden tot mediation of verzoening moeten worden uitgeput, aangezien Nederlands recht van toepassing is en naar dat recht enkel het criterium van ‘duurzame ontwrichting’ geldt.
Proceskosten
9.
De man verzoekt de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure. In zijn verweerschrift heeft de man zich op het standpunt gesteld dat hij vanwege het door de vrouw ingestelde hoger beroep onnodig griffierechten en een eigen bijdrage heeft moeten betalen.
10.
Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw de procedure in hoger beroep nodeloos ingesteld nu zij in hoger beroep enkel heeft volstaan met het aanvoeren van hetgeen zij reeds in eerste aanleg had aangevoerd en dat door de rechtbank gemotiveerd is gepasseerd. Voorts heeft de (advocaat van de) vrouw – zonder opgaaf van redenen – nagelaten om ter zitting te verschijnen en haar standpunt dat geen sprake is van een duurzame ontwrichting van het huwelijk van partijen – gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de man – nader toe te lichten.
11.
In het voorgaande ziet het hof aanleiding om de vrouw te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure in hoger beroep tot aan deze uitspraak aan de zijde van de man gevallen.
12.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
veroordeelt de vrouw in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de man tot deze uitspraak begroot op € 2.087,- gespecificeerd als volgt:
  • salaris advocaat;
  • griffierecht;
en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Kamminga en Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. Dooting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2013.