ECLI:NL:GHDHA:2013:2249

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
1 juli 2013
Zaaknummer
200.128.062-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontruiming huurwoning door overlast veroorzaakt door zoon

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag, waarin zij werd veroordeeld tot ontruiming van haar huurwoning vanwege ernstige overlast veroorzaakt door haar meerderjarige zoon. De appellante heeft op 6 juni 2013 een turbospoedappel ingediend, na een vonnis van 24 mei 2013 waarin de voorzieningenrechter oordeelde dat de huurovereenkomst ontbonden moest worden wegens de langdurige overlast. De zaak werd mondeling bepleit op 11 juni 2013, waarbij Haag Wonen verweer voerde. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter niet ter discussie staan. De overlast, die al sinds 2010 plaatsvond, werd veroorzaakt door de zoon van [appellante], die regelmatig in de woning aanwezig was en de buren bedreigde en mishandelde. Ondanks de ernstige overlast heeft [appellante] onvoldoende stappen ondernomen om deze te beëindigen, wat haar gedrag als huurster in strijd met de huurovereenkomst maakt. Het hof oordeelt dat er nog steeds sprake is van een spoedeisend belang voor Haag Wonen, ondanks de voorlopige hechtenis van de zoon. De persoonlijke omstandigheden van [appellante], zoals haar leeftijd en gezondheid, bieden geen voldoende excuus voor haar passiviteit. Het hof concludeert dat het belang van Haag Wonen om een rustige woonomgeving te waarborgen, zwaarder weegt dan het belang van [appellante] om in de woning te blijven. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt [appellante] in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.128.062/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : 1258781 RL EXPL 13 - 8650

Arrest d.d. 2 juli 2013

inzake

[appellante],

wonende te Den Haag,
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. O. Arslan te Den Haag,
tegen

WONINGSTICHTING HAAG WONEN,

gevestigd te Den Haag,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Haag Wonen,
advocaat: mr. G.E.M. Gijsberts te Woerden.

Het geding

[appellante] is, na verlof turbospoedappel, bij exploot van 6 juni 2013, met daarin opgenomen twee grieven (met producties), in hoger beroep gekomen van het door de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de voorzieningenrechter) tussen partijen gewezen vonnis van 24 mei 2013. Zij heeft daarbij tevens een voorziening hangende de procedure in hoger beroep gevraagd op grond van artikel 351 Rv. De zaak is vervolgens mondeling bepleit op 11 juni 2013, waarbij Haag Wonen aan de hand van een pleitnota/memorie van antwoord verweer heeft gevoerd. Van deze pleitzitting van 11 juni 2013 is proces-verbaal opgemaakt. Voor de gang van zaken tijdens deze zitting en de daarbij overgelegde stukken wordt verwezen naar dit proces-verbaal. Arrest is bepaald op heden.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
De door de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 2 (2.1 tot met 2.4) van het bestreden vonnis vastgestelde feiten staan niet ter discussie, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
2.
Kort en zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, gaat het geschil om de vraag of ontruiming van de door [appellante] van Haag Wonen gehuurde woning (op de tweede verdieping) aan de [A-straat 1] te Den Haag (hierna: de woning) in deze procedure gerechtvaardigd is, en wel op grond van herhaalde, langdurige en ernstige overlast, die wordt veroorzaakt door de regelmatig aanwezige, inmiddels meerderjarige, jongste zoon van [appellante], [naam] (hierna [de zoon]).
3.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld, kort en zakelijk weergegeven, dat [de zoon] al zeker sinds 2010 overlast veroorzaakt, waarbij verschillende omwonenden sindsdien aangifte hebben gedaan van overlast bij de politie en waarbij Haag Wonen meerdere malen heeft getracht om tot een oplossing te komen, in samenwerking met de politie en hulpdiensten, doch dat dit niet tot enig resultaat heeft geleid. Ondanks dat [appellante] stelt zelf ook slachtoffer te zijn, omdat zij naar haar zeggen fysiek en mentaal niet tegen [de zoon] opkan, blijkt uit niets dat zij zelf op enig moment stappen heeft ondernomen om aan de overlast een eind te maken. Zo heeft zij de sloten van de woning niet vervangen
en heeft zij evenmin zelf de politie en andere hulpdiensten benaderd teneinde haar hulp te verlenen om [de zoon] de toegang tot de woning te ontzeggen. [appellante] heeft niets naar voren gebracht waaruit blijkt dat zij zelf heeft getracht een einde aan de overlastsituatie te maken dan wel deze overlast te beperken. Dit had wel van [appellante] gevergd mogen worden. Aldus heeft [appellante] zich niet als een goed huurster gedragen op een zodanige manier en over een zo lange periode dat er een grote mate van waarschijnlijkheid is dat de huurovereenkomst wegens deze tekortkomingen van [appellante] in de nakoming ervan ontbonden dient te worden. Op grond hiervan heeft de voorzieningenrechter, die van oordeel was dat een spoedeisend belang aanwezig was, [appellante] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis.
Beoordeling van grief I
4.
[appellante] heeft met haar eerste grief betoogd dat het spoedeisend belang van Haag Wonen is vervallen, omdat [de zoon] op 8 mei 2013 is aangehouden wegens mishandeling en bedreiging (van zijn broer) en inmiddels in voorlopige hechtenis zit, welke voorlopige hechtenis naar alle waarschijnlijkheid tot tenminste de aangezegde strafzitting van 30 juli 2013 zal duren. Een tussentijds schorsingsverzoek is inmiddels door de raadkamer van de rechtbank geweigerd en de behandelend advocaat van [de zoon] in de strafzaak heeft tegenover de advocaat van [appellante] te kennen gegeven dat niet opnieuw schorsing van de voorlopige hechtenis zal worden verzocht. Haag Wonen heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5.
Naar het oordeel van het hof is er, ook thans nog, sprake van een spoedeisend belang bij Haag Wonen. Vast staat dat de ernstige overlast feitelijk wordt veroorzaakt door [de zoon], die steeds in de woning van zijn moeder ([appellante]) komt. Gelet op de aard van de huidige strafrechtelijke verdenking tegen [de zoon] (mishandeling en bedreiging), is zonder concrete aanwijzingen van het tegendeel – deze ontbreken – niet te verwachten dat de detentie van [de zoon] een kwestie van jaren zal zijn. Een aanzienlijk kortere periode ligt in de rede. Dit betekent dat te verwachten is dat [de zoon] binnen een paar maanden weer op vrije voeten zal zijn. Deze termijn is dusdanig kort dat Haag Wonen nog steeds een spoedeisend belang heeft bij haar vordering in kort geding strekkende tot beëindiging van de gestelde overlast en ontruiming van het gehuurde. Grief I wordt verworpen.
Beoordeling van grief II
6.
Met deze grief stelt [appellante] de inhoudelijke kwestie aan de orde. Volgens [appellante] heeft de voorzieningenrechter onvoldoende rekening gehouden met relevante omstandigheden, te weten (i) de leeftijd van [appellante] van 68 jaar, (ii) haar zwakke lichamelijke gesteldheid, (iii) haar analfabetisme, (iv) het feit dat zij de Nederlandse taal niet machtig is en (v) nog geen telefoonnummer kan intoetsen. [appellante] heeft naar haar zeggen meerdere malen via de politie geprobeerd om tot een oplossing te komen, maar de politie heeft gezegd dat problemen binnen de familie opgelost moeten worden. [appellante] geeft [de zoon] toegang tot de woning, juist om overlast bij de buren in te perken. [appellante] is mentaal en fysiek niet in staat om [de zoon] toegang tot de woning te weigeren als hij beneden bij de deur staat te schreeuwen, te schoppen en te bonken. Haag Wonen heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
7.
Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding is slechts plaats indien met een grote mate van waarschijnlijkheid in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken. Bovendien moet sprake zijn van een zodanig ernstige tekortkoming dat het belang van de verhuurder om tot ontruiming over te gaan moet prevaleren boven het belang van de huurster om in de woning te blijven.
8.
In de eerste plaats dient dus op grond van artikel 6:265 BW onderzocht te worden of er sprake is van een tekortkoming van [appellante] in de nakoming van haar verbintenis uit de huurovereenkomst. Volgens Haag Wonen is hiervan sprake omdat [appellante] zich niet als goed huurster in de zin van artikel 7: 213 BW heeft gedragen doordat zij te weinig heeft gedaan om te proberen om aan de door haar zoon veroorzaakte ernstige overlast een eind te maken.
9.
Niet in geschil is dat [de zoon] regelmatig in de woning aanwezig is en wordt toegelaten; dat hij veelvuldig de buren van [appellante] ernstig heeft bedreigd, heeft uitgescholden en een enkele keer heeft mishandeld. Hierdoor zijn de buren – op goede gronden – bang van hem. Dit heeft onder meer tot gevolg gehad dat de bovenburen (de familie […]) met een urgentieverklaring zijn verhuisd en dat er sprake is van onrust bij de omwonenden wanneer [de zoon] in de buurt is en/of dreigt te komen. Weliswaar lijkt de agressie van [de zoon] verband te houden met zijn psychiatrische gesteldheid, maar dit maakt de ervaren ernstige overlast niet minder.
Van [appellante] (als huurster en moeder van [de zoon]) mag gevergd worden dat zij al het mogelijke doet om deze overlast voor de omwonenden te beperken. Haag Wonen kan dit in de gegeven situatie niet alleen doen en heeft daarbij de inzet van huurster nodig. Die ontbreekt, althans is uitermate gering gebleken.
10.
Onvoldoende in dit verband is de stelling van [appellante] dat zij [de zoon] binnen laat om de overlast voor de buren te beperken. Dit is in de gegeven omstandigheden onvoldoende, juist omdat tenminste van haar gevergd mag worden dat zij (al dan niet in overleg met Haag Wonen) andere sloten op de deur laat zetten en/of de deur laat verstevigen, zodat de kans op binnendringen door [de zoon] aanzienlijk wordt verminderd. Vast staat dat Haag Wonen (in samenspraak met politie en/of andere hulpverleners) vele pogingen heeft gedaan om [appellante] tot actief ingrijpen/medewerking te bewegen, maar dat [appellante] in dit verband (te) passief is gebleven. Zoals de dochter van [appellante] aangeeft is de familie ‘klaar’ met [de zoon]. Hoewel ook het hof niet de ogen kan sluiten voor de problematische situatie van [appellante], die zich (eveneens) slachtoffer voelt, kan [appellante] als huurster niet volstaan met ‘niets doen’, hetgeen inmiddels kennelijk wel het geval is.
Tenminste kan gevergd worden dat [appellante] bij herhaald schreeuwen en bonken van [de zoon] de politie belt, althans tenminste een van haar zes in Den Haag wonende kinderen belt om de politie te benaderen. De stelling dat [appellante] zelf geen telefoonnummer kan intoetsen is in dit verband ontoereikend, omdat niet valt in te zien waarom zij met ingeprogrammeerde nummers niet een van haar kinderen zou kunnen bereiken. Evenmin is aannemelijk geworden dat de politie ‘niets doet’ als [appellante] in zo’n situatie de hulp van de politie inroept. [appellante] heeft niet onderbouwd dat en wanneer zo’n situatie zich concreet heeft voorgedaan.
Hier komt bij dat [appellante] in het verleden (in ieder geval in 2012 tenminste twee keer) gedurende langere tijd in Turkije is geweest zonder dat zij enige maatregel had getroffen (bijvoorbeeld het waarschuwen van Haag Wonen) om te voorkomen dat [de zoon] in die periodes in de woning aanwezig was. Aannemelijk is geworden dat [de zoon] gedurende die periodes in de woning heeft verbleven en voor overlast heeft gezorgd.
11.
Al met al is het hof van oordeel dat [appellante] zich niet als goed huurster in de zin van artikel 7:213 BW heeft gedragen. Haar persoonlijke omstandigheden (genoemd in rechtsoverweging 6) maken dit niet anders. Niet alleen is er geen enkele toelichting of onderbouwing gegeven omtrent haar ‘zwakke gezondheid’, maar ook de leeftijd van 68 jaar (naar objectieve maatstaven is dit niet oud) en het ontbreken van kennis van de Nederlandse taal, wat hier ook van zij, vormen een onvoldoende excuus, temeer nu gesteld noch gebleken is dat op deze punten hulp (bijvoorbeeld van een tolk) is gevraagd. Het hof verwacht dan ook dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken, met ontruiming tot gevolg.
12.
Onderzocht moet daarom worden of het belang van Haag Wonen om thans reeds tot ontruiming over te kunnen gaan, afgezet tegen het (woon)belang van [appellante], tot een ander oordeel zou moeten leiden. Het hof komt tot de conclusie dat het belang van Haag Wonen (om een rustige woonomgeving voor haar overige huurders te creëren) in dit geval moet prevaleren boven het belang van [appellante], die overigens heeft nagelaten om haar inschrijving als woningzoekende te continueren. Het hof laat hierbij zwaar wegen dat de overlast ondanks vele vergeefse pogingen van Haag Wonen al vele jaren voortduurt en Haag Wonen in redelijkheid heeft mogen menen dat ‘de maat vol was’ en dat inmiddels de belangen van de omwonenden in de door haar verhuurde woningen voorgaan.
13.
De slotsom is dat grief II eveneens wordt verworpen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Hierbij past een proceskostenveroordeling ten laste van [appellante].
14.
Zoals is weergegeven in het proces-verbaal van de zitting van 11 juni 2013, hoeft niet meer te worden beslist op de vordering ex artikel 351 Rv.

Beslissing

Het hof:

  • bekrachtigt het bestreden vonnis;
  • veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Haag Wonen tot op heden begroot op € 683,-- aan verschotten en € 894,-- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, M.A.F. Tan-de Sonnaville en M.J. van der Ven, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2013 in aanwezigheid van de griffier.