ECLI:NL:GHDHA:2013:2109

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
200.123.749/01 & 200.123.750/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderschapsonderzoek gelast vanwege onduidelijke communicatie tussen ouders na scheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van een minderjarige na de scheiding van de ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft op 12 maart 2013 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin was bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zou zijn. De moeder verzocht tevens om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van deze beschikking. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2013 is gebleken dat de ouders moeite hebben om hun gedragingen als ouders op elkaar af te stemmen en dat er communicatieproblemen zijn. Het hof heeft vastgesteld dat deze problemen een belemmering vormen voor het tot stand komen van een ouderschapsregeling. Om deze reden heeft het hof besloten een ouderschapsonderzoek te gelasten, uitgevoerd door de heer drs. D. Pront van Flevomediation. Dit onderzoek moet de ouders helpen om beter met elkaar te communiceren en een werkbare zorgregeling voor de minderjarige op te stellen.

Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 27 juli 2013, zodat het onderzoek kan plaatsvinden. De kosten van het deskundigenonderzoek zijn vastgesteld op € 4.500,-, te delen door de ouders. Het hof heeft de deskundige de opdracht gegeven om de ouders te begeleiden in hun communicatie en hen te helpen bij het opstellen van een zorgregeling die in het belang van de minderjarige is. De deskundige moet rapporteren over de voortgang en resultaten van het onderzoek, en het hof zal op basis van dit rapport verder beslissen over de zorgregeling en het ouderlijk gezag.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 29 mei 2013
Zaaknummer : 200.123.749/01 & 200.123.750/01
Rekestnummer rechtbank : F2 RK 12-1370
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.P.G. Rietbergen te Rotterdam,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. F.C.M. Maat-Oldenhof te ’s-Heer-Arendskerke, gemeente Goes.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 12 maart 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
15 februari 2013 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam. Dit hoger beroep is bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.123.749/01. Bij dat beroep heeft de moeder tevens een verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking ingediend. Dit schorsingsverzoek is bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.123.750/01.
De vader heeft op 2 mei 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
  • op 11 april 2013 een faxbericht met bijlage en
  • op 7 mei 2013 een faxbericht met bijlagen.
De zaak is op 16 mei 2013 mondeling behandeld, zowel voor wat betreft het verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking als voor wat betreft het hoger beroep. Ter zitting zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader is en is de beschikking van de rechtbank Alkmaar d.d. 12 mei 2011 gewijzigd in die zin dat de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken conform het als bijlage 5b (optie 2) bij het verzoekschrift gevoegde schema zal zijn.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP ALSMEDE HET VERZOEK TOT SCHORSING VAN DE WERKING VAN DE UITVOERBAARVERKLARING BIJ VOORRAAD VAN DE BESTREDEN BESCHIKKING
1.
In geschil zijn:
- de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking;
- de regeling inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag inhoudende de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige], geboren op [in] 2009 te [woonplaats] (hierna: de minderjarige) en de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling).
2.
De moeder verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de schorsing van de bepaalde uitvoerbaarheid bij voorraad te bepalen, alsmede de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog te bepalen dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de moeder zal zijn, terwijl daarbij de beschikking van 12 mei 2011 van de rechtbank Alkmaar zal worden gewijzigd, in die zin dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zodanig zal zijn, dat de minderjarige om het weekend, van vrijdagavond tot zondagavond, bij de vader zal verblijven, dan wel zoals het hof in goede justitie vermag te behoren, dan wel, alvorens uitspraak te doen, een onderzoek te gelasten door de raad dan wel een andere ter zake deskundige instantie.
3.
De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking af te wijzen;
II. de bestreden beschikking te bekrachtigen, waar nodig onder aanvulling van motivering, kosten rechtens.
4.
Uit de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de thans aan het hof voorliggende problematiek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling grotendeels hun oorzaak vinden in de omstandigheid dat de moeder en de vader hun gedragingen als ouders nog niet goed op elkaar kunnen afstemmen en dat zij niet goed met elkaar kunnen communiceren. Dit vormt een belemmering om tot overeenstemming te komen over een allesomvattende ouderschapsregeling rond de minderjarige. Het hof is van oordeel dat de minderjarige er het meest bij gebaat is dat de ouders komen tot een heroriëntatie op het ouderschap en acht aannemelijk dat deze heroriëntatie door middel van een ouderschapsonderzoek bewerkstelligd kan worden. Het hof zal daarom zo een onderzoek gelasten. Het hof wijst ieder der partijen op het belang om zich ten volle in te zetten. In dit verband wijst het hof op het niet-vrijblijvende karakter van dit deskundigenonderzoek dat zich aldus onderscheidt van hetgeen in het algemeen onder de term ‘mediation naast rechtspraak’ bekend is. Het hof wijst tot slot op het bepaalde in
artikel 198 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met toepassing waarvan het het hof vrij staat om aan de houding die een partij tijdens een ouderschapsonderzoek onverhoopt zou innemen, de gevolgen te verbinden die het hof geraden voorkomt.
5.
De opdracht behelst niet de beantwoording van diagnostische onderzoeksvragen die door middel van individuele psychodiagnostiek beantwoord moeten worden. Het is niet de bedoeling om via testen en toetsen de ouders en de kinderen als individu in kaart te brengen. Het hof staat niet voor dat individuele psychodiagnostiek bij partijen zal worden gedaan. De vragen zien op onderzoek naar en het bevorderen van de mogelijkheden van partijen om met een groeiend vertrouwen in zichzelf en elkaar als ouders te leren omgaan met elkaar na scheiding, op afstand en op die wijze een verantwoord contact tussen de vader dan wel de moeder en de minderjarige mogelijk te maken.
6.
Het hof zal als deskundige benoemen: de heer drs. D. Pront, Flevomediation, gevestigd aan de Olstgracht 39 te 1315 BG Almere, te bereiken op telefoonnummer: 036-5377787 en
e-mailadres: d.pront@flevomediation.nl.
7.
Het hof zal tevens een raadsheer-commissaris benoemen onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden. De deskundige kan zich, indien daartoe aanleiding is, met de raadsheer-commissaris verstaan omtrent het verloop en voortgang van het onderzoek.
8.
De advocaat van de moeder dient de deskundige binnen veertien dagen nadat deze beschikking is gegeven te voorzien van afschriften van de processtukken.
9.
Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden tot zaterdag 27 juli 2013 pro forma, teneinde het onderzoek door de deskundige te laten plaatsvinden. Deze krijgt de opdracht onderzoek te verrichten en daarbinnen, zo mogelijk met toepassing van mediationtechnieken, met beide ouders tezamen gesprekken te voeren, met het doel enerzijds het ouderschap zodanig vorm te doen geven dat de minderjarige – gegeven de omstandigheden – zo goed als mogelijk zal kunnen profiteren van beide ouders en anderzijds het vertrouwen over en weer tussen de ouders in zodanige mate te doen herstellen dat deze zelfstandig tot afspraken kunnen komen omtrent hetgeen hen verdeeld houdt. Zo nodig kan de deskundige de minderjarige in het onderzoek betrekken. De deskundige heeft zich bereid verklaard dit onderzoek op zich te nemen.
10.
Het hof wenst dat de deskundige bij het uit te voeren onderzoek de volgende vragen betrekt:
a. Hoe is de relatie van de ouders met elkaar, in het bijzonder: is er een patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan herkenbaar en is deze omgang voor verbetering vatbaar?
b. In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van zorgregeling rekening te houden met de behoeften van de minderjarige?
c. In hoeverre zijn de ouders in staat elkaar ruimte te bieden voor zorg- en opvoedingstaken voor de minderjarige?
d. Wat betekent dit voor de zorgregeling voor de minderjarige met de ouder die de minderjarige niet dagelijks verzorgt?
e. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de minderjarige?
11.
De deskundige dient het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek. Tevens dient de deskundige - bij gebreke van overeenstemming tussen de vader en de moeder - de gestelde vragen te beantwoorden en het hof te adviseren omtrent de uitoefening van het gezag over de minderjarige en de omgang.
12.
Indien de advocaten en/of deskundige vragen hebben over de procedure kunnen zij zich wenden tot mevrouw A.W.M. Verheijen, m.verheijen@rechtspraak.nl, tel. nr. 070-3811500.
13.
Bij toepassing van de artikelen 195 en 199 Rv komen de kosten van een deskundigenbericht in dagvaardingsprocedures ten laste van partijen. In procedures die worden ingeleid met een verzoekschrift zijn die bepalingen in artikel 284 lid 1 Rv van overeenkomstige toepassing verklaard, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet.
14.
Het hof bepaalt voorshands dat ieder der partijen de helft van de kosten, die in totaal worden € 4.500,- inclusief BTW bedragen, dient te betalen.
15.
Het hof ziet aanleiding zijn beslissing omtrent het verzoek van de moeder tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking, in afwachting van de uitkomsten van het ouderschapsonderzoek, eveneens aan te houden.
16.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
alvorens nader te beslissen:
houdt de verdere behandeling van de zaak aan tot zaterdag 27 juli 2013 pro forma, ter fine als vermeld in rechtsoverweging 9;
gelast een deskundigenonderzoek als omschreven in rechtsoverwegingen 4 tot en met 10;
benoemt tot deskundige de heer drs. D. Pront voornoemd;
verzoekt de deskundige zo spoedig mogelijk het onderzoek aan te vangen;
benoemt tot raadsheer-commissaris, onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden:
mr. C.A.R.M. van Leuven, en bij zijn verhindering: mr. L.F.A. Husson;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal zenden;
bepaalt dat de advocaat van de moeder binnen twee weken na de datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken ter beschikking van de deskundige zal stellen en dat de ouders alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige haar werkzaamheden niet zal behoeven aan te vangen voordat ieder der partijen de helft van de kosten van het deskundigenonderzoek, zijnde ieder een bedrag van € 2.250,-, zal hebben gestort op bankrekeningnummer 56.99.90.580 ten name van Ministerie van Veiligheid en Justitie arrondissement Den Haag 537, zulks onder vermelding “voorschot deskundige Gerechtshof Den Haag” alsmede de namen van partijen en de zaaknummers 200.123.749/01 en 200.123.750/01;
bepaalt dat dit voorschot uiterlijk op 12 juni 2013 moet zijn voldaan. De griffier zal aan de deskundige mededeling doen van de betaling;
bepaalt dat de deskundige tijdig voor de hierboven vermelde pro-formadatum het hof zal rapporteren over het verloop en de resultaten van het ouderschapsonderzoek;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat de ouders door de deskundige in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Husson en Pijls-olde Scheper, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 mei 2013.