Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
II. 200.090.758/01
1.De verdere loop van de gedingen
2.De nadere beoordeling van het hoger beroep
Pensioen merkt dat als een kennelijke verschrijving aan. Het belegbare vermogen bedroeg in haar visie niet circa € 1 miljoen, doch € 871.520 hetgeen de rechtbank in haar vonnis onder 2.18 onbestreden zou hebben vastgesteld.
asset mixis, doch de weliswaar verwante doch in haar toepassing wezenlijk andere vraag, welke zekerheid (in september 2007) door een professionele belegger mocht worden toegekend aan onder meer een garantie als de onderhavige van een bank als Lehman Brothers, meer precies Lehman Brothers Holding Inc.
asset mixen komen om de hiervoor gegeven reden beperkte betekenis toe. Wel relevant zijn de ook in het tussenarrest genoemde uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het KiFiD. De in die uitspraken geformuleerde richtlijn houdt in dat bij de samenstelling van een portefeuille heeft te gelden dat maximaal 30% van een portefeuille afhankelijk mag zijn van een debiteurenrisico geconcentreerd in één uitgevende instelling of debiteur, behalve als het gaat om een beleggingsfonds als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht (Wft). De uitzondering voor de aangeduide beleggingsfondsen vindt kennelijk zijn grond in de geachte dat, vanwege de waarborgen die de wet in dit verband biedt, het debiteurenrisico voor dergelijke fondsen relatief gering is.