Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 18 juni 2013
[werknemer],
The Royal Bank of Schotland N.V. ("RBS"),
Het geding na verwijzing
Beoordeling
vrijdag 20 september 2002, beklaagd over dit antwoord bij de direct leidinggevende van [betrokkene 2], [betrokkene 3] te Londen, als volgt:
dat het oordeel [van het hof Amsterdam] dat over 2004 nog € 49.000,-- ter zake van (aanvullende) bonus toewijsbaar is, zonder nadere motivering onbegrijpelijk is”, is gebaseerd op het onweersproken zijn van genoemde stellingen.
bestendige praktijk” was dat de bonuspool uit 30% van de winst van GEDD bestond. Het hof verwerpt deze stelling van [werknemer]. Een bestendige praktijk als door [werknemer] verdedigd is, zo al feitelijk juist, in het licht van wat in r.o. 22 is geoordeeld, onvoldoende om het vertrouwen te rechtvaardigen dat er recht bestond op een bonuspool van - steeds - 30% van de winst van GEDD. Voor het overige is door [werknemer] niet onderbouwd welke handelwijze van de Bank, in aanmerking nemende de in ieder geval tot 2004 bestaande eenzijdige vaststelling door de Bank van de omvang van de bonuspool aan het einde van het jaar, bedoeld vertrouwen bij hem heeft gewekt.
een afspraak op schrift [is] gesteld over de formule hoe de bonuspool voor de afdeling GEDD op jaarbasis wordt vastgesteld te weten 30% van de winst voor belasting die de afdeling GEDD had gehaald”, en [betrokkene 3] verklaart: “
De bonuspool bestaat uit 30% van de nettowinst voor belastingen van GEDD”. Gesteld noch gebleken is dat bedoelde, naar het hof begrijpt: binnen de Bank bestaande “afspraak” met [werknemer] is gecommuniceerd. Daar komt - als gezegd - bij dat heeft te gelden dat de omvang van de bonuspool elk jaar eenzijdig door de Bank werd vastgesteld.
directly” door hem werd beheerd, de lading niet. Niettemin is door [werknemer] onvoldoende gemotiveerd weersproken dat indien het mis zou gaan met het GSB [betrokkene 2] daarover verantwoording moest afleggen nu het beheer van het GSB door [werknemer] geschiedde onder (ook) zijn verantwoordelijkheid .
trust is an essential part of being a trader within this department”.
I feel I can no longer manage the swap book”. Dat [werknemer] met “
I feel” niet meer tot uitdrukking heeft willen brengen dan dat hij het gevoel had dat hij zijn werk niet meer goed zou kunnen doen indien de eisen niet zouden worden ingewilligd, acht het hof ongeloofwaardig. Het is niet goed voor te stellen dat [werknemer], die hoog is opgeleid, dagelijks in een internationale, engelstalige werkomgeving in de financiële dienstverlening fungeert, en die zich bedient van duidelijk geformuleerd Engels, dacht met een typisch understatement als “
I feel” een minder harde boodschap over te brengen dan met het weglaten van “
feel”.
silly claim” van [betrokkene 2] dat deze het GSB “
directly” bestuurde. Volgens [werknemer] claimde [betrokkene 2] daarmee ten onrechte een deel van de over GSB te verdienen bonus. Het hof verwerpt dit standpunt. Als gezegd geschiedde het dagelijkse, feitelijke beheer van het GSB weliswaar door [werknemer], maar onder verantwoordelijkheid van [betrokkene 2]. Dat [betrokkene 2] gelet op die verantwoordelijkheid aanspraak zou kunnen hebben op een deel van de GSB-bonus is in dat licht alleszins denkbaar. Dat [betrokkene 2] die bonus op oneigenlijke gronden claimde, bijvoorbeeld door de Bank valselijk voor te houden dat hij mede bij het feitelijke beheer van het GSB betrokken was, of in afwijking van gemaakte afspraken, is niet gebleken. Door desondanks te spreken van “
silly claims” heeft [werknemer] zich naar het oordeel van het hof ten opzichte van zijn leidinggevende [betrokkene 2] op hoogst onzorgvuldige wijze uitgelaten.
wellicht te emotioneel” en een “
noodkreet” was, overtuigt het hof niet. Dat er sprake was van een noodsituatie die, zonder dat dit [werknemer] is toe te rekenen, hevige emoties veroorzaakte, onder invloed waarvan de e-mail is geschreven, is niet gebleken. De teleurstelling dat het management het vooruitzicht op een hogere bonus niet wilde faciliteren, is niet als een zodanige noodsituatie aan te merken.
Let’s focus on making some profits and stop dealing with such minute issues please.”
Naar het oordeel van het hof heeft [werknemer] in de periode gelegen tussen het versturen van zijn e-mail en het gesprek met [betrokkene 3] op 24 september 2002 voldoende gelegenheid gehad om zich te beraden over zijn positie naar aanleiding van die e-mail, en om zijn, - zoals [werknemer] stelt: - in een emotionele gemoedstoestand onzorgvuldig gekozen -bewoordingen terug te nemen. Daarom is naar het oordeel van het hof ook niet relevant of [betrokkene 3] het gesprek van 24 september 2002 al dan niet is ingegaan met het voornemen [werknemer] te ontheffen van zijn activiteiten met betrekking tot het GSB, dan wel om - zoals [werknemer] stelt en de Bank betwist - het reeds genomen besluit ter zake aan hem mee te delen. Daar komt bij dat [werknemer] thans wel stelt dat hij bereid was in bedoeld gesprek de door hem gestelde eisen los te laten, maar niets concreets aanvoert waaruit blijkt dat en hoe hij bereid was het geschonden vertrouwen te herstellen.
Beslissing
- veroordeelt [werknemer] aan de Bank te betalen een bedrag van € 5.400,-- ter zake van de proceskosten van de procedure in eerste aanleg;
- veroordeelt [werknemer] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van de Bank tot op heden begroot op € 90,64 kosten exploot, € 254,-- griffierecht en
- veroordeelt [werknemer] in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van de Bank tot op heden begroot op € 4.580,-- aan salaris advocaat (1 punt, tarief VIII);
- wijst af het meer of anders gevorderde.
V. Disselkoen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2013 in aanwezigheid van de griffier.