In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de door de man te betalen partneralimentatie op nihil is gesteld. De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de alimentatie vast te stellen op € 3.500,- per maand. De man verzet zich hiertegen en vraagt het hof om de beschikking te bekrachtigen, met als ingangsdatum voor de nihilstelling 22 maart 2011, de datum van inschrijving van de echtscheiding.
Het hof heeft de zaak op 12 april 2013 mondeling behandeld. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de vrouw haar behoefte aan alimentatie onvoldoende had onderbouwd. De vrouw heeft in hoger beroep haar behoefte betwist en stelt dat zij niet in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof overweegt dat de vrouw, ondanks haar financiële situatie, in staat moet worden geacht om een inkomen te verwerven, gezien haar opleidingsachtergrond.
Het hof concludeert dat de vrouw haar behoefte aan alimentatie niet voldoende heeft aangetoond en dat zij in redelijkheid kan interen op haar vermogen. De bestreden beschikking wordt vernietigd voor zover het de uitkering tot levensonderhoud betreft, en het hof wijst het verzoek van de vrouw af. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is gegeven op 22 mei 2013.