Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 28 mei 2013
AUTOMOBIELBEDRIJF [X] B.V.,
AUTOPALACE-DE BINCKHORST B.V.,gevestigd te 's-Gravenhage,
Verder verloop van het geding
17 januari 2012. Bij het laatste arrest is mr. drs. B.M. Prins R.A. als deskundige benoemd.
Verdere beoordeling van het beroep
(1) Kan de aangepaste becijfering van de schade door [X] als overgelegd bij schrijven van 21 maart 2011 als betrouwbaar uitgangspunt worden beschouwd ter berekening van het door [X] geleden rendementsverlies over de jaren 1999 en 2000 of behoeft de becijfering correctie en zo ja op welke punten?
(2) Welk deel van het rendementsverlies kan in redelijkheid worden toegerekend aan gemaakte kosten c.q. verrichte inspanningen en investeringen ten behoeve van de verkoop van Daewoo?
(3) Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak relevant kunnen zijn?
€ 127.063,40. Ter comparitie van partijen van 30 maart 2011 heeft [X] daarnaast aanspraak gemaakt op een vergoeding van € 5.000,- terzake van de kosten gemoeid met het opstellen van de diverse berekeningen. Hij heeft zijn eis dienovereenkomstig verminderd tot een bedrag van € 132.063,40.
a) als referentie moet het gemiddeld behaalde resultaat in de jaren 1996-1998 worden aangehouden en niet, zoals [X]. doet, landelijke resultaten en doelstellingen;
b) voor wat betreft het jaar 2000 moet met tien maanden in plaats van twaalf worden gerekend;
c) in de berekening wordt ten onrechte geen rekening gehouden met de marge die is toe te rekenen aan de inspanningen om Daewoo te verkopen;
d) er is geen rekening gehouden met de kosten die gemaakt zijn om de verkoop te realiseren.
A) kosten en opbrengsten van bedrijfsactiviteiten die niet direct aan de verkoop van auto’s zijn gerelateerd, zoals die betreffende het tankstation, de shop, de wasplaats en autoverhuur, zijn geëlimineerd;
B) onderscheiden is tussen de verkoop van gebruikte auto’s die zijn ingeruild op nieuwe Mazda’s en gebruikte auto’s die los daarvan zijn ingekocht en verkocht (en de daarop ingeruilde auto’s). De eerste categorie is in aanmerking genomen bij de schadeberekening, de tweede niet.
Deze correcties zijn verwerkt in de toerekening van het “resultaat werkplaats, magazijn en interne werkplaats/magazijn”, de toerekening van de “personeelskosten” en de toerekening van “huisvestingskosten”. Aldus is de deskundige tot een herziene schadeberekening gekomen, gedateerd 10 september 2012, die sluit op een gederfde winst van € 38.094,-.
(€ 23.219,- + € 14.875,- =) € 38.094,-.
Aldus heeft de deskundige overeenkomstig de instructie van het hof aansluiting gezocht bij de werkelijke prestaties en het op die basis berekende potentieel van [X] zelf. Het hiervoor onder a) genoemde bezwaar is derhalve ongegrond.
heeft daarnaast aanspraak gemaakt op de kosten van de door hem in het geding gebrachte schadeberekeningen, opgesteld door zijn accountant. Het gaat daarbij, blijkens het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 30 maart 2011, om een advies waarvan de kosten zijn verdisconteerd in de post proces- en advieskosten (ad € 15.000,-) in de schadeopstelling die als productie 5 bij inleidende dagvaarding is overgelegd, alsmede om de schadeopstelling van 21 maart 2011.
De Binckhorst heeft bij conclusie van antwoord tegen voornoemde post aangevoerd dat de betreffende kosten, voor zover die buitengerechtelijk van aard zijn, niet zijn aangetoond. Ook nu heeft [X] geen bewijs van de door hem ten behoeve van bedoelde schadeberekeningen aan zijn accountant betaalde bedragen overgelegd. Het hof acht evenwel aannemelijk dat [X] terzake enige kosten heeft gemaakt. Nu zijn vordering deels wordt toegewezen, acht het hof het redelijk dat De Binckhorst een deel daarvan als schade aan [X] vergoedt. Het hof zal terzake een bedrag van € 2.500,- toewijzen. Nu [X] niet heeft gespecificeerd op welke data hij de betreffende kosten heeft gemaakt zal het hof geen wettelijke rente over dit bedrag toewijzen.
Wat betreft de kosten van de deskundige geldt dat deze een bedrag van € 17.500,- exclusief BTW (€ 21.175,- inclusief BTW) heeft gedeclareerd en uitbetaald gekregen. Zijn begroting bedroeg € 20.825,-. Het verschil van € 350,- wordt veroorzaakt door de verhoging van de BTW. Het voorschot is aangevuld door betaling door ieder van partijen van een bedrag van € 175,-, zodat ieder van partijen de helft van € 21.175,- heeft voorgeschoten.
De veroordeling in de proceskosten omvat mede de (nog te maken) nakosten (waarvoor onderstaande veroordeling een executoriale titel geeft – HR 19 maart 2010, LJN: BL1116). Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten.
De door [X] gevorderde veroordeling tot betaling van wettelijke rente voor het geval tijdige betaling van de proceskosten uitblijft, is toewijsbaar.